31 januari 2015

Marc Schaaps


52, Amsterdam?, 31 januari, zelfdoding

Nederlands cameraman, regisseur en producent, voluit Marcus Damiaan Maria Schaaps. Aanvankelijk camjo en maker van items voor televisie. Produceerde met Jeroen Beker de televisiefilm Gemengde berichten (Paul Ruven, 1995) en voor de VPRO het met een Zilveren Nipkowschijf onderscheiden Veldpost (Frans Bromet en Peter van Ingen, 1996) en de controversiële documentaireserie Pizzeria Inferno (Tessa Boerman, 1998). Regisseerde als onafhankelijk producent korte films voor opdrachtgevers als het Amsterdams Uit Bureau (AUB), de Universiteit van Amsterdam (UvA), de winkeliersvereniging Haarlemmerdijk-Haarlemmerstraat en de Woonbond. Voor een tentoonstelling van Theater Instituut Nederland (TIN) maakte Schaaps het in een loop vertoonde split-screenportret van vijf dansers, Dansen! (2008)

Dansen! from Marc Schaaps Film & TV on Vimeo.
en een serie video’s voor de reizende expositie Backstage (2011). In de reeks 2 minuten (verfilmingen van korte verhalen) regisseerde, draaide en monteerde Schaaps onder meer De koe (samen met Hens van Rooy, 2011) en Er klopte iets niet (2011).

2 Minuten: De Koe from Marc Schaaps Film & TV on Vimeo.

30 januari 2015

Geraldine McEwan


82, Londen-Hammersmith, 30 januari, beroerte

Engels actrice, eigenlijk Geraldine McKeown. Lid van de Royal Shakespeare Company en later van het Royal National Theatre. Ook bekend van televisie, onder meer door de titelrollen in de series The Prime of Miss Jean Brodie (1978) en Agathie Christie’s Marple (2004-07), alsmede Oranges Are Not the Only Fruit (Beeban Kidron, 1989) en de rol van Miriam in Moses (Roger Young, 1995). Opmerkelijke filmrollen als de heerszuchtige non Bridget in The Magdalene Sisters (Peter Mullan, 2002) en Mortianna in Robin Hood: Prince of Thieves (Kevin Reynolds, 1991).
Filmdebuut in de komedie There Was a Young Lady (Lawrence Huntington, 1953). Ook in films als No Kidding (Gerald Thomas, 1961),  Strindbergs The Dance of Death/Dodendans (tegenover Laurence Olivier; David Giles, 1969), The Bawdy Adventures of Tom Jones (Cliff Owen, 1976), Escape from the Dark (Charles Jarrott, 1976), Foreign Body (Ronald Neame, 1986), Henry V (Kenneth Branagh, 1989), The Love Letter (Peter Ho-sun Chan, 1999), als de min in Titus (Julie Taymor, 1999), als Holofernia in Love’s Labour’s Lost (Branagh, 2000), Contaminated Man (Anthony Hickox, 2000), Food of Love (Ventura Pons, 2002), Pure (Gillies MacKinnon, 2002), Vanity Fair (Mira Nair, 2004) en The Lazarus Child (Graham Theakston, 2005). Ook leende ze haar stem aan Mrs. Thripp in de Wallace & Gromit-films The Curse of the Were-Rabbit (Steve Box en Nick Park, 2005) en A Matter of Loaf and Death/Een zaak van leven of brood (Park, 2008). Weduwe van Hugh Cruttwell, directeur van de Royal Academy of Dramatic Art (RADA).

29 januari 2015

René Lobo


74, Hilversum, 29 januari, gevolg van longkanker

Nederlands acteur, toneelregisseur en theaterdocent, voluit René Henry Roger Jessurun Lobo. Kleinzoon van het in 1926 samen bij een treinongeval omgekomen acteursechtpaar David Lobo en Greta Braakensiek. Oudere broer van acteur en dramadocent Pink Lobo. Legendarisch docent aan de Maastrichtse toneelschool, meer dan veertig jaar op handen gedragen door vele generaties studenten, die hij veelal in hun loopbaan bleef volgen. Studeerde zelf in 1964 af aan de Amsterdamse toneelschool. Speelde onder meer bij Ensemble en toneelgroep Theater, later ook actief als regisseur, bij voorbeeld voor het Publiekstheater. Enkele kleine film- en tv-rollen: De stilte rond Christine M. (Marleen Gorris, 1982), als politieman in Amsterdamned (Dick Maas, 1988), het Venezolaanse Trampa para un gato (Manuel de Pedro, 1994), de telefilm Cowboy uit Iran (Ilse Somers, 1999), als bevelhebber in de dramaserie over Srebrenica De enclave (Willem van de Sande Bakhuyzen, 2002) en als orthopeed in In Oranje (Joram Lürsen, 2004). Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (2012). Getrouwd met actrice Sjoukje Hooymaayer.

Interview met Lex Bohlmeijer voor De Correspondent

Rod McKuen


81, Beverly Hills, 29 januari, longontsteking

Amerikaans zanger, dichter, songwriter, componist en acteur. Voormalige beat poet maakte zo’n 70 albums als zanger. Amerikaanse vertaler van Jacques Brel, producer van talloze grote artiesten. In het bijzonder succesvol in Nederland, waar hij in 1971 twee keer een nummer 1 hit haalde, met de Vietnam-meezinger Soldiers Who Want to Be Heroes  en Without a Worry in the World, de vertaling van Georges Moustaki’s chanson Le métèque. Twee Oscarnominaties voor ook door hemzelf vertolkte beste song: Jean uit The Prime of Miss Jean Brodie (tevens soundtrack; Ronald Neame, 1969) en de songscore van A Boy Named Charlie Brown (samen met Bill Melendez, John Scott Trotter, Alan Shean en Vince Guaraldi; Melendez, 1969).>/p>
Schreef ook soundtracks voor Joanna (Michael Sarne, 1968), de Disney-komedie Scandalous John (Robert Butler, 1971) en het Engelse erotische werkje Emily (Henry Herbert, 1976). Acteerdebuut in Rock, Pretty Baby (Richard Bartlett, 1956). Speelde voorts onder meer in het vervolg Summer Love (Charles F. Haas, 1958), de western Wild Heritage (Haas, 1958) en een cameo in The Boneyard Collection (Edward L. Plumb, 2008). Claimde de best verkochte dichter ooit te zijn, evenals de eigenaar van de grootste particuliere platencollectie. Leed op later leeftijd aan klinische depressies. Autobiografie: Finding My Father (1976).

24 januari 2015

José Artur


87, Parijs, 24 januari, beroerte

Frans acteur en radiopresentator. Voordat hij in de jaren 60 een populaire radiomaker werd, met name door zijn eigen programma Le Pop-Club op de zender France Inter (1965-2005), speelde Artur in het theater, als goede vriend van vedette Pierre Brasseur, en in enkele films.  Debuteerde als 19-jarige in Le père tranquille (René Clément, 1946). Daarna in Les gosses mènent l’enquête/De jeugd leidt het onderzoek (Maurice Labro, 1947), Marlène (Pierre de Hérain, 1949), Mon curé chez les pauvres (Henri Diamant-Berger, 1956), Compartiment tueurs/Moord in der slaapwagen(Costa-Gavras, 1965), Z (Costa-Gavras, 1969), L’américain (Marcel Bozzuffi, 1969), Un officier de police sans importance (Jean Larriaga, 1973), Bel ordure (Jean Marboeuf, 1973), …la main à couper (Etienne Périer, 1974), Monsieur Balboss (Marboeuf, 1975), Deux heures moins le quart avant Jésus-Christ (Jean Yanne, 1982), Le grain de sable (top-billed; Pomme Meffre, 1983), La dernière image (Mohammed Lakhdar-Hamina, 1986), Il y a des jours… et des lunes (Claude Lelouch, 1990) en Tombés du ciel (Philippe Lioret, 1993). Te zien in de documentaire Tabarnac (Claude Faraldo, 1975) en in het door het festival van Cannes geproduceerde Mémoires pour Simone (Chris. Marker, 1986), over actrice Simone Signoret. Gescheiden van actrice Colette Castel.

19 januari 2015

Ward Swingle


87, Eastbourne (Sussex), 19 januari, doodsoorzaak onbekend

Amerikaans arrangeur, componist, pianist en jazzvocalist. Oprichter en naamgever van les Swingle Singers, een Frans vocaal ensemble dat a capella jazzversies zong van barokmuziek, met name van Johann Sebastian Bach. Tenor Swingle zong er zelf in mee, net als vedette Christiane Legrand, de zuster van componist Michel Legrand. De Swingle Singers (1962-73) werden een begrip, aanvankelijk verguisd door puristen, maar een symbool van de nieuwe tijd. Luciano Berio schreef een stuk, Sinfonia (1968), speciaal voor de groep. Muziek van de Swingle Singers werd onder meer gebruikt in de soundtrack van Milk (Gus Van Sant, 2008). In tegenstelling tot wat velen meenden te weten was Swingle zijn echte naam, een verbastering van het Zwitserse Zwingli. Geboren in Alabama, pianist in big bands, afgestudeerd aan het conservatorium van Cincinnati. Vestigde een jaar later in Parijs en trouwde er met een klasgenoot, de Franse violiste Françoise Demorest. Richtte in 1959 de scatgroep Les Double Six de Paris op. Schreef muziek voor enkele speelfilms: Dragées au poivre/Fijn…’t is gepeperd (Jacques Baratier, 1963), Peau de banane/De avonturiers (Marcel Ophüls, 1964),
Aimez-vous les femmes? (Jean Léon, 1964), de episode Baiser d’été in Les baisers (Bernard Toublanc-Michel, 1964), Faites vos jeux, mesdames/Eddie in de greep van de vrouwen (Ophüls, 1965), Safari diamants (Michel Drach, 1966), Singapore, Singapore (Toublanc-Michel, 1967), Operazione San Pietro (Lucio Fulci, 1967), Gates to Paradise (Andrzej Wajda, 1968) en Les vieux loups bénissent la mort (Pierre Kalfon, 1971). Vanaf 1973 in Londen, daarna terug naar de VS (1984). Verdeelde de laatste jaren zijn tijd tussen Engeland en Frankrijk. Autobiografie: Swingle Singing (1997). Officier Arts et Lettres (2004). 

17 januari 2015

Faten Hamama


83, Kairo, 17 januari, na een korte ziekte

Egyptisch actrice. Een van de grootste Arabische filmsterren, de grootste volgens een verkiezing in 1996 ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Egyptische cinema. Was achtereenvolgens getrouwd met regisseur Ezzeldine Zulficar  (1947-53) en haar ontdekking, acteur Omar Sharif (1954-74). Begon als kinderster, bijgenaamd ‘de Egyptische Shirley Temple’, in Yawm said/A Happy Day (Mohammed Karim, 1939). Er werden al snel films rond haar jeugdige persoonlijkheid geconstrueerd: Rossassa fel qalb/Bullet in the Heart (Karim, 1944), Malak al-rahma/The Angel of Mercy (Youssef Wahbi, 1946), Abu Zayd al-Hilali (Zulficar, 1947), Al-millionairah al-saghirah/The Small Millionaire (Kamal Barakat, 1947), Khulud/Immortality (Zulficar, 1948), Al-yateematain/The Two Orphans (Hassan al-Imam, 1949), Nahwa al-majd/Towards Glory (Hussein Sedqi, 1949), Kursi al-itiraf/Chair of Confession (Wahbi, 1949), Sitt al-bayt/Lady of the House (Ahmed Kamel Morsi, 1949) en Kul bayt lahu rajel/Every House Has His Man (Morsi, 1949). In de realistische films van een groep nieuwe Egyptische regisseurs van de jaren 50 speelde Faten Hamama ook een sleutelrol: Baba Amine (het bescheiden debuut van Youssef Chahine, 1950), Ibn el-Nil/Son of the Nile (Chahine, 1951), Lak yawm ya zalem/Your Day Will Come (Salah Abouseif, 1951), de psychologische misdaadfilms Ana al-madi/I’m the Past (Zulficar, 1951) en Al-manzel raqam 13/House Nr. 13 (Kamal el-Sheikh, 1952), Lahn al-khulud/Immortal Song (Henry Barakat, 1952),
als vrouwelijke advocaat in de komedie Al-ustazah Fatimah/The Lawyer Fatimah (Fatin Abdel Wahab, 1952), als lotenverkoopster in Aisha (Gamel Madkoor, 1953), het melodrama Mawed ma al-hayat/Appointment with Life (Zulficar, 1953), Irham dmooi/Pity My Tears (H. Barakat, 1954), Al-malak al-zalem/The Unjust Angel (Al-Imam, 1954), Dayman maak/Always with You (H. Barakat, 1954), als slachtoffer van verkrachting in Mawed ma al-saadah/Appointment with Happiness (Zulficar, 1954), Sira fi al-wadi/The Blazing Sun/Struggle in the Valley (Chahine, 1954), Ayyamna al-holwa/Our Beautiful Days (voor het eerst tegenover Sharif; Helmy Halim, 1955), het melodrama Ho bwa dumoo/Love and Tears (El-Sheikh, 1955), als verlamde journaliste in Mawed gharam/Appointment with Love/Love Date (H. Barakat, 1956), Sira fi al-mina/Struggle in the Pier (tegenover Sharif; Chahine, 1956), Tareeq al-amal/The Road of Hope (Zulficar, 1957), het Palestijnse drama Ard al-salam/Land of Peace (tegenover Sharif; El-Sheikh, 1957), de psychologische thriller La anam/Sleepless (Abuseif, 1957),
Al tareeq al-masdood/The Barred Road (Abuseif, 1958), Al-zawjah al-azra/The Virgin Wife (El Sayed Bedeir, 1958), Sayyidat al-qasr/Lady of the Palace (tegenover Sharif; El-Sheikh, 1958), als studente die verliefd is op haar professor in Bayn al-atlal/Among the Ruins (Zulficar, 1959), Doaa al-karawan/The Nightingale’s Prayer (competitie Berlijn; H. Barakat, 1959), het op Anna Karenina gebaseerde Nahr al-hob/River of Love (tegenover Sharif; Zulficar, 1960), La tutfe al-shams/The Sun Will Never Set (Abuseif, 1961), het Amerikaanse Cairo (Wolf Rilla, 1963), Al-Lalylah al-akeerah/Last Night (competitie Cannes; El-Sheikh, 1964) en Al-haram/The Sin (competitie Cannes; H. Barakat, 1965).
Politieke ballingschap, in Londen en Beiroet (1966-71), tot na de dood van president Nasser. Vervolgens in films als Imbratoryat Meem/Empire M (Hussein Kamal, 1972) en het echtscheidingsdrama Orid hallan/I Want a Solution (Said Marzouq, 1975).

Doha Film Institute - The Lady of the Arabic Screen – Faten Hamama سيدة الشاشة العربية - فاتن حمامة from Jad Salfiti on Vimeo.

13 januari 2015

Del Negro


ong. 82, Deia (Mallorca), 13 januari, doodsoorzaak onbekend

Amerikaans-Spaans acteur en kunstenaar, voluit Joseph N. Del Negro. Kreeg van Hugo Claus top-billing als Amerikaans soldaat in zijn eerste lange speelfilm De vijanden (1968). In filmblad Skoop vertelde Claus dat hij Del Negro in Parijs op de cover van een modeblad had zien staan, in een bontjas. Omdat er geen budget was voor een dure Hollywoodacteur informeerde Claus naar het model. Het bleek een bijklussende beeldhouwer uit New York, die wel zei lid te zijn van het Amerikaanse Screen Actors Guild. Ook was hij trots op zijn figuratie (nog vóór de credits) in de actiefilm Atout coeur pour OSS117 à Tokyo/Hartentroef in Tokio (Michel Boisrond, 1966). Claus: ‘’Je zag hem met moeite, ergens in de schaduw viel iemand, in een zeer ver shot vanuit een auto en blijkbaar was hij dat.’’
Ook tijdens de opnamen van De vijanden boterde het niet helemaal met de regisseur: ‘’Toen heb ik uiteraard de klassieke listen gebruikt, met lege camera’s en zo, hem gecharmeerd, gevleid.’’ Toch zou Del Negro een paar jaar later een wel zeer gewaardeerde glansrol spelen, als de monnik Gaspar de Carvajal in het conquistadores-epos Aguirre der Zorn Gottes (Werner Herzog, 1972).
Ook speelde Del Negro in films als Les félins (René Clément, 1964),  Is Paris Burning?/Paris brûle-t-il? (Clément, 1966), Vampira (George Moorse, 1971), Sylvie (Klaus Lemke, 1973), Who? (Jack Gold, 1973), Inki (Moorse, 1974), Mansion of the Doomed (Michael Pataki, 1976), Summer Night Fever (Siggi Götz, 1978) en Barcelona sur (Jordi Cadena, 1981). Woonde sinds lang in de kunstenaarskolonie Deia. Schriftelijke bevestiging van (details van) overlijden blijken niet eenvoudig op te sporen, dit bericht is gebaseerd op mondelinge mededelingen van Pim de la Parra en zijn Nederlandse vriendin, de voormalige DJ Charlotte Ribberink.

11 januari 2015

Anita Ekberg


83, Rocca di Papa (prov. Rome), 11 januari, natuurlijke dood

Zweeds fotomodel en filmactrice, voluit Kerstin Anita Marianne Ekberg. Diva die in La dolce vita (Federico Fellini, 1960) ten overstaan van Marcello Mastroianni het water van de Trevifontein inliep, had een veel langere en bredere filmcarrière dan deze ene, iconische scène. Ze zou er wel een leven lang roem aan ontlenen, die mede resulteerde in drie andere rollen in Fellini-films: als meer dan levensgroot reclamebord voor melkconsumptie in de episode Le tentazioni del dottor Antonio van Boccaccio ’70 (1962) en als zichzelf in I clowns (1970) en Intervista (1987).
De voluptueuze blondine uit Malmö beantwoordde volledig aan het schoonheidsideaal van de jaren ’50. Ze was als Miss Sweden in 1950 naar de VS gekomen, waar ze de Miss Universe verkiezing niet won, maar wel dankzij Howard Hughes een filmcontract bij RKO. Dat zou niet tot films leiden, maar ze debuteerde wel tegenover haar latere minnaar Tyrone Power met een kleine rol in de Universal-productie The Mississippi Gambler (Rudolph Maté,1953). Ekbergs Hollywoodperiode werd vooral gekenmerkt door min of meer grappig bedoelde verschijningen als seksbom: Abbott and Costello Go to Mars (Charles Lamont, 1953), als Chinese (sic!) in  de western Blood Alley (William A. Wellman, 1955), tegenover het duo Dean Martin en Jerry Lewis in Artists and Models (Frank Tashli, 1955), een hoofdrol tegenover Robert Ryan en Rod Steiger in Back to Eternity (John Farrow, 1956), weer met Martin & Lewis in Hollywood or Bust (Tashlin, 1956) en Man in the Vault (Andrew V. McLaglen, 1956). Terug in Europa draaide Ekberg voor het eerst in de studio’s van Cinecittà voor de superproductie naar Lev Tolstojs War and Peace (King Vidor, 1956). Daarna twee Engelse films met Victor Mature, Zarak (Terence Young, 1956) en Interpol/Pickup Alley (John Gilling, 1957),
terug in Hollywood de titelrol in Valerie (tegenover Sterling Hayden en haar latere eerste echtgenoot, Anthony Steel; Gerd Oswald, 1957), tegenover Bob Hope en Fernandel in Paris Holiday (Oswald, 1958), voor het eerst top-billed, met een dubbelrol in Screaming Mimi (Oswald, 1958) en tegenover Jack Palance in The Man Inside/De blauwe tiara (Gilling, 1958). Sindsdien zou Ekbergs filmloopbaan zich voornamelijk in Italië concentreren, waar ze zich in 1964 permanent vestigde. Ze behield wel haar Zweedse paspoort. Top-billed in de peplumfilm Nel segno di Roma (Guido Brignone, 1959) en daarna onder meer in de anticommunistische propagandafilm Apocalisse sul Fiume Giallo/Last Train to Shanghai (top-billed; Renzo Merusi, 1961), I mongoli/De Mongolen (tegenover Palance; André De Toth en Leopoldo Savona, 1961), A porte chiuse/Behind Closed Doors (top-billed; Dino Risi, 1962), Call Me Bwana (tegenover Hope; Gordon Douglas, 1963), 4 for Texas (tegenover Martin, Frank Sinatra, Charles Bronson en Ursula Andress; Robert Aldrich, 1963),
The Alphabet Murders/Hercule Poirot en het ABC mysterie (Tashlin, 1965), het segment Lolita in Das Liebeskarussell (Axel von Ambesser, 1965), Way... Way Out (tegenover Lewis; Douglas, 1966), Scusi, lei è favorevole o contrario? (Alberto Sordi, 1966), Woman Times Seven/Sette volte donna/Zeven maal vrouw (tegenover Shirley MacLaine, Michael Caine en Philippe Noiret; Vittorio de Sica, 1967), If It’s Tuesday, This Must Be Belgium (Mel Stuart, 1969),  top-billed in de titelrol van de horrorfilm Malenka (Armando de Ossorio, 1969), top-billed in Casa d’appuntamento/Murder on 17th Avenue (F.L. Morris alias Ferdinando Merighi, 1972), Northeast of Seoul (top-billed; David Lowell Rich, 1972), Suor Omicidi/Killer Nun (top-billed; Giulio Berruti, 1979), S+H+E: Security Hazards Expert (Robert Michael Lewis, 1980), Bámbola (Bigas Luna, 1996) en Le nain rouge (Yvan le Moine, 1998). Volgens de legende liep Ekberg twee cruciale rollen mis: die van Honey Rider in de eerste James Bondfilm Dr. No (vervangen door Andress; Young, 1962) en haar beoogde Zweedse debuut, Kärlek 65/Love 65 (Bo Widerberg, 1965). Widerberg zou haar hebben ontslagen wegens compleet gebrek aan talent. Gescheiden van de acteurs Anthony Steel en Rik Van Nutter.

10 januari 2015

Taylor Negron


57, Los Angeles, 10 januari, leverkanker

Amerikaans acteur, kunstenaar, stand-up komiek en schrijver, geboren als Brad Stephen Negron. Burgemeesterszoon van Portoricaanse afkomst, nam acteerlessen bij Lee Strasberg en Lucy Ball en trad op als stand-up-komiek en in het improvisatietheater. Groot aantal kleine filmrollen, waaronder drie als pizzakoerier. Debuteerde in de film The Gong Show Movie (Chuck Barris, 1980). Daarna onder meer als pillenverslaafde co-assistent in Young Doctors in Love (Garry Marshall, 1982), als de pizzakoerier in Fast Times at Ridgemont High (Amy Heckerling, 1982), top-billed in de korte film Rocket to Stardom (Daniel Halperin, 1982), als schoonzoon van Rodney Dangerfield in de Romeo & Julia-variant Easy Money (James Signorelli, 1983), weer als bezorger in Johnny Dangerously (Heckerling, 1984), als postbode in Better Off Dead.. (Savage Steve Holland, 1985),
als Pepe de taxichauffeur in Bad Medicine (Harvey Miller, 1985), One Crazy Summer (Holland, 1986), The Whoopee Boys (John Byrum, 1986), River’s Edge (Tim Hunter, 1986), Punchline (David Seltzer, 1988), als postbode in How I Got into College (Holland, 1989), Nothing But Trouble (Dan Aykroyd, 1991), The Last Boy Scout (Tony Scott, 1991), Mr. Jones (Mike Figgis, 1993), Angels in the Outfield (William Dear, 1994), The Stöned Age (James Melkonian, 1994), Bio-Dome (Jason Bloom, 1996), Spy Hard (Rick Friedberg, 1996), Changing Habits (Lynn Roth, 1997), Courting Courtney (Paul Tarantino, 1997), Chairman of the Board (Alex Zamm, 1998), als verkoper in Stuart Little (Rob Minkoff, 1999), Gun Shy (Eric Blakeney, 2000), The Flintstones in Viva Rock Vegas (Brian Levant, 2000), The In Crowd (Mary Lambert, 2000), als fotograaf in Loser (Heckerling, 2000), The Fluffer (Richard Glatzer en Wash Westmoreland, 2001), Pauly Shore Is Dead (Pauly Shore, 2003), Surf School (Joel Silverman, 2006), tegenover Paris Hilton in Pledge This! (William Heins en Strathford Hamilton, 2006), Babysitters Beware (Douglas Horn, 2009), The Chateau Meroux (Bob Fugger, 2011), de korte film Eat My Podcast: Taylor Negron (Melinda Hill en Jillian Lauren, 2012), als pizzakoerier in Vamps (Heckerling, 2012) en het nog uit te brengen Alienated (Brian Ackley, 2015). Auteur van de theatervoorstelling The Unbearable Lightness of Being Taylor Negron – A Fusion of Story and Song (2008). Schilder met verschillende solotentoonstellingen.

Francesco Rosi


92, Rome, 10 januari, bronchitis

Italiaans regisseur en scenarioschrijver. Een van de meest nagevolgde en bekroonde Italiaanse filmers, die journalistieke en historische precisie vanuit een marxistische visie paarde aan een bijna Amerikaans aandoend gevoel voor melodrama en visuele dynamiek. Won een Gouden Leeuw voor de corruptiethriller Le mani sulla città/Hands over the City (1963), een Gouden Palm voor de politieke reconstructie Il caso Mattei/The Mattei Affair (1972) en een Zilveren Beer voor zijn beroemdste film Salvatore Giuliano (1962), een post-neorealistisch portret van de Siciliaanse separatist en bandietenkoning.
Ook kreeg Rosi voor zijn hele oeuvre een speciale Gouden Beer (2008) en Gouden Leeuw (2012), alsmede een Oscarnominatie als beste niet-Engelstalige film voor Tre fratelli/Three Brothers (1981). Zoon van een Napolitaanse reder, studeerde rechten en werkte als illustrator van kinderboeken en radioverslaggever. Hij werd assistent-regisseur in het theater en al snel daarna bij films van regisseur Luchino Visconti, La terra trema (1948) en Senso (1953). Ook schreef hij mee aan scenario’s voor Bellissima (tevens regieassistent; Visconti, 1951), Parigi è sempre Parigi (tevens regieassistent; Luciano Emmer, 1951),  Processo alla città/The City Stands Trial (Luigi Zampa, 1953), Racconti Romani/Roman Tales (naar Alberto Moravia; Gianni Franciolini, 1955) en Il bigamo/The Bigamist (tevens regieassistent; Emmer, 1956), alsmede voor al zijn eigen films. Was twee keer coregisseur, van Camicie rosse/Red Shirts (over Garibaldi; Goffredo Alessandrini, 1952) en Kean – Genio e sregolatezza (Vittorio Gassman, 1957). Met zijn eerste eigen film, La sfida/The Challenge (1958), over een leven voor de Camorra, won Rosi meteen een speciale juryprijs in Venetië.
Daarna maakte Rosi I magliari (met Alberto Sordi; 1959), over Italiaanse hosselaars in Duitsland; het semi-documentaire stierenvechtersepos Il momento della verità/The Moment of Truth (tevens producent; 1965), pas in 1980 door Film International in Nederland uitgebracht; de voor Rosi’s doen ongebruikelijks sprookjesachtige kostuumfilm C’era una volta/Cinderella: Italian Style/More than a Miracle (met Sophia Loren en Omar Sharif; 1967); het grimmige Uomini contro/Many Wars Ago (tevens producent, met Gian Maria Volonté; 1970) over het Italiaans-Oostenrijkse front in WO I; de Amerikaanse maffiafilm Lucky Luciano (met Volonté en Rod Steiger; 1973); het magnifieke Cadaveri eccellenti/The Context/Doorluchtige lijken (met Lino Ventura; 1976) over door de maffia vermoorde rechters; Cristo si è fermato a Eboli/Christ Stopped at Eboli (met Volonté; 1979) naar het boek van Carlo Levi over het fascisme in Zuid-Italië; de operaverfilming Carmen (1984), die in hetzelfde jaar uitkwam als de gelijknamige flamencoversie van Carlos Saura;
het relatief minder geslaagde Cronaca di una morte annunciata/Kroniek van een aangekondigde dood (naar Gabriel García Márquez; 1987); het niet in Nederland uitgebrachte Dimenticare Palermo/The Palermo Connection (1990); de documentaires Napoli in 12 registi per 12 città (1989) en Diario napoletano/Neapolitan Diary (1992); en ten slotte de verfilming van Primo Levi’s herinneringen aan zijn terugkeer uit Auschwitz,  La tregua/La trêve/Truce (met John Turturro; 1997). Rosi was de hoofdpersoon van een nauwgezette documentaire over zijn  werk, Il cineasta e il labirinto/The Filmmaker and the Labyrinth (Roberto Andò, 2004). Jurylid in Venetië 1997. Studievriend van de Italiaanse president Giorgio Napolitano. Vader van actrice Carolina Rosi.



Brian Clemens


83, Bedfordshire, 10 januari, doodsoorzaak onbekend

Engels scenarioschrijver. Auteur van vele toneelstukken en tv-series. Zijn grootste wapenfeit was de serie The Avengers/De wrekers (1961-69) en de spin-off The New Avengers (1976-77). Clemens schreef de pilot en een groot aantal afleveringen. Bovendien fungeerde hij als script editor, de eindredacteur van de serie. Hij was het die Diana Rigg uitkoos om Honor Blackman op te volgen in de rol van Emma Peel, de beslissing die de serie vleugels gaf.
Clemens schreef ook filmscenario’s, aanvankelijk veelal B-film voor de Danziger Brothers: The Betrayal (Ernest Morris, 1957), Operation Murder (Morris, 1957), Three Sundays to Live (Morris, 1957), The Depraved (Paul Dickson, 1957), A Woman of Mystery (Morris, 1958), On the Run (Morris, 1958), A Woman Possessed (Max Varnel, 1958), Moment of Indiscretion (Varnel, 1958), Three Crooked Men (Morris, 1958), Links of Justice (Varnel, 1958), Great Van Robbery (Varnel, 1959), The Child and the Killer (Varnel, 1959), Innocent Meeting (Godfrey Grayson, 1959), Top Floor Girl (Varnel, 1959), High Jump (Grayson, 1959), Crash Drive (Varnel, 1959),  Web of Suspicion (Varnel, 1959), The Tell-Tale Heart (naar Edgar Allan Poe; Morris, 1960),
An Honourable Murder (Grayson, 1960), Return of a Stranger (Varnel, 1961), Highway to Battle (Morris, 1961), Two Wives at One Wedding (Montgomery Tully, 1961), The Pursuers (Grayson, 1961), The Middle Course (Tully, 1961), The Spanish Sword (Morris, 1962), The Silent Invasion (Varnel, 1962), Fate Takes a Hand (Varnel, 1962), Tarnished Heroes (Morris, 1962) en  A Woman’s Temptation (Grayson, 1966). Een enkel keer ging Clemens vreemd met een andere maatschappij dan Danziger Productions en bediende zich dan van het pseudoniem Tony O’Grady: At the Stroke of Nine (Lance Comfort, 1957), The Secret Man (Ronald Kinnoch, 1958) en Curse of the Voodoo/Curse of Simba (Lindsay Shonteff, 1965). Ook schreef hij later Station Six-Sahara (Seth Holt, 1963), Die Hölle von Macao/The Corrupt Ones (James Hill en Frank Winterstein, 1967), And Soon the Darkness (tevens productie; Robert Fuest, 1970, remake: Marcos Efron, 2010), Blind Terror/See No Evil (met Mia Farrow; Richard Fleischer, 1971),
Dr. Jekyll & Sister Hyde (tevens productie, voor Hammer; Roy Ward Baker, 1971), The Golden Voyage of Sinbad (Gordon Hessler, 1973), The Watcher in the Woods (voor Disney; John Hough, 1980), Highlander II: The Quickening (Russell Mulcahy, 1991) en Justine: A Private Affair (Kevin Alber, 1995). Clemens schreef en regisseerde voor Hammer de low-budget productie Captain Kronos – The Vampire Hunter (1974). Het moest het begin zijn van een serie, maar Kronos flopte en leverde een bijdrage aan de neergang van Hammer. Ook produceerde hij twee korte films van zijn zoons George en Samuel Clemens: The Lighter (2011) en Dress Rehearsal (2014).

09 januari 2015

Samuel Goldwyn jr.


88, Los Angeles, 9 januari, hartfalen

Amerikaans producent. Zoon van filmtycoon Samuel Goldwyn (1879-1974) en actrice Frances Howard. Produceerde aanvankelijk in het theater (Londen, New York) maar trad later toch in de voetstappen van zijn vader. Richtte achtereenvolgens op Formosa Films, The Samuel Goldwyn Company en Samuel Goldwyn Films. Oscarnominatie (‘ beste film’) voor Master and Commander: The Far Side of the World (Peter Weir, 2003). Verantwoordelijk voor enkele films met een opmerkelijk realistisch karakter, gezien zijn afkomst uit de adel van Hollywood. Debuteerde met de door United Artists gedistribueerde western Man with the Gun/The Trouble Shooter/Deadly Peacemaker (met Robert Mitchum; Richard Wilson, 1955). De film viel op door een wrede openingsscène, waarin de hond van een jongetje voor diens ogen doodgeschoten wordt.
Daarna The Sharkfighters (Jerry Hopper, 1956), The Proud Rebel (met Alan Ladd en Olivia de Havilland; Michael Curtiz, 1958), The Adventures of Huckleberry Finn (Curtiz, 1960), de blaxploitation-klassieker Cotton Comes to Harlem (Ossie Davis, 1970), het vervolg Come Back, Charleston Blue/Begrafenis met dodelijke afloop (Mark Warren, 1972),  The Golden Seal (Frank Zuniga, 1983), de vampierkomedie Once Bitten (Howard Storm, 1985), het IRA-drama A Prayer for the Dying (met Mickey Rourke, Bob Hoskins en Alan Bates; Mike Hodges, 1987), Mystic Pizza (de doorbraak van Julia Roberts; Daniel Petrie, 1988),
de remake van Stella (met Bette Midler; John Erman, 1990), de animatieflop Rock-a-Doodle (Don Bluth, 1991), The Program (David S. Ward, 1993), The Preacher’s Wife (met Denzel Washington en Whitney Houston; Penny Marshall, 1996). Tortilla Soup (Maria Ripoll, 2001) en de remake vanThe Secret Life of Walter Mitty (Ben Stiller, 2013).  Regisseerde en produceerde The Young Lovers (met Peter Fonda; 1974). Produceerde de Oscaruitreiking in 1987 en 1988. Gescheiden van actrice Jennifer Howard en scenariste Peggy Elliott. Vader van acteur Tony Goldwyn en producent John Goldwyn.

07 januari 2015

Tadeusz Konwicki


88, Warschau, 7 januari, natuurlijke dood

In het huidige Litouwen geboren Pools schrijver en regisseur. Ex-partizaan werd filmjournalist en later romanschrijver. Zijn twee bekendste romans waren Kompleks polski/Het Poolse complex (1977) en Mala apokalipsa/De kleine apocalyps (1979); de laatste werd in Frankrijk verfilmd als La petite apocalypse (Costa-Gavras, 1993). Eind jaren 50 werd Konwicki het hoofd van de filmgroep Kadr en een vertegenwoordiger van de nieuwe Poolse filmbeweging. Zijn werk was bitterder dan dat van Andrzej Wajda, Roman Polanski en Jerzy Skolimowski, en hij viel langzaam uit de gratie bij het communistische regime. In 1958 maakte Konwicki zijn regiedebuut met het in Venetië bekroonde Ostatni dien lata/The Last Day of Summer, een formeel experiment in de trant van de Franse nouvelle vague. Daarna schreef en regisseerde Konwicki Zaduszki/Allerzielen (1961), Salto (met Zbigniew Cybulski; 1965),
het segment Matura/Abitur in Les rideaux blancs (1965), Jak daleko stad, jak blisko/How Far, How Near (1972), Dolina Issy/Issa Valley (naar de Litouwse jeugdherinneringen van Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz; 1982) en Lawa. Opowiesc o ‘Dziadach’ Adama Mickiewicza/Forefathers (1990). Behalve zijn eigen films schreef Konwicki onder meer scenario’s voor Kariera/Career (Jan Koecher, 1955), Zimowy zmierzch/Winter Twilight (Stanislaw Lenartowicz, 1957), Matka Joannna od aniolow/Moeder Johanna van de Engelen (naar roman van Jaroslaw Iwaszkiewicz; Jerzy Kawalerowicz, 1961), Faraon/Pharaoh (naar Boleslaw Prus; Kawalerowicz, 1966), Jowita (naar Stanislaw Dygat; Janusz Morgenstern, 1967), Austeria (Kawalerowicz, 1982) en Kronika wypadkow milosnych/Chronicle of Amorous Accidents (naar zijn eigen roman; Wajda, 1986). Weduwnaar van de zuster van animatieregisseur Jan Lenica.

Georges Wolinski


80, Parijs, 7 januari, doodgeschoten bij terroristische aanslag op Charlie Hebdo

In het Franse protectoraat Tunesië geboren Frans cartoonist, striptekenaar, scenarioschrijver, animator en gelegenheidsacteur. Zoon van een Frans-Italiaanse moeder en een Poolse vader, beiden van Joodse afkomst. Tekende vanaf 1960 cartoons voor het satirische blad Hara-Kiri en later ook voor Charlie Hebdo  en het dagblad Libération. Richtte in 1968 met Siné het blad L’enragé op. Vermeldde meestal alleen zijn achternaam. Wolinski's strips hadden vaak een erotische strekking en dreven de spot met liefde , gezin en relaties. Sommige werden verfilmd, zoals Le cowboy (Georges Lautner, 1985) en Elles ne pensent qu’à ça…. (Charlotte Dubreuil, 1994).
Schreef ook mee aan de scenario’s van Le roi des cons (tevens te zien als taxichauffeur; Claude Confortès, 1981), Aldo et Junior (Patrick Schulmann, 1984) en Pizzaiolo et Mozzarel (Christian Gion, 1985). Regisseerde samen met Michel Boschet de korte animatiefilm Le pays beau (1972). Gastrollen in Vive les femmes! (Confortès, 1984), Paulette, la pauvre petite millardaire (Confortès, 1986) en Non chiamarmi Omar (Sergio Staino, 1992). Hoofdpersoon van de tv-documentaire Wolinski ne pense qu’à ça (Véronique Jacquinet, 2008). Ridder in het Legioen van Eer (2005).

Rod Taylor


84, Los Angeles, 7 januari, hartaanval

Australisch steracteur, voluit Rodney Sturt Taylor. Vooral actief in Hollywood, bij voorbeeld als de uitvinder in The Time Machine (voor het eerst top-billed; George Pal, 1960) of in de mannelijke hoofdrol tegenover Tippi Hedren in The Birds (Alfred Hitchcock, 1963).
Robuuste en viriele filmheld, die zijn carrière begon als etaleur en hoorspelacteur. Hij maakte zijn filmdebuut als een Amerikaan in de Australische productie King of the Coral Sea (Lee Robinson, 1953). Daarna onder meer in Long John Silver (Byron Haskin, 1954), voor het eerst in Hollywood met een piepklein rolletje in The Virgin Queen (Henry Koster, 1955), in de low-budgetwestern Top Gun (Ray Nazarro, 1955), Hell on Frisco Bay/Jacht zonder genade (Frank Tuttle, 1955), World without End (Edward Bernds, 1956), The Catered Affair (Richard Brooks, 1956), als Sir David Karfrey in Giant (George Stevens, 1956), zonder credit in The Rack (tegenover Paul Newman; Arnold Laven, 1956), Raintree County/De goudenregen van het geluk (Edward Dmytryk, 1957), Step Down to Terror (Harry Keller, 1958), Separate Tables (Delbert Mann, 1958), Ask Any Girl (Charles Walters, 1959), La regina delle Amazzoni/Colossus and the Amazon Queen (top-billed; Vittorio Sala, 1960), als Sir Francis Drake in Il dominatore dei 7 mari/Seven Seas to Calais (top-billed; Rudolph Maté en Primo Zeglio, 1962),
The V.I.P.s (Anthony Asquith, 1963), tegenover Rock Hudson in A Gathering of Eagles/Alarm voor squadron 904! (Mann, 1963), tegenover Jane Fonda in Sunday in New York (Peter Tewskbury, 1963), Fate is the Hunter (Ralph Nelson, 1964), 36 Hours (George Seaton, 1964), top-billed in de titelrol van Young Cassidy (Jack Cardiff, 1965), The Liquidator/Code nummer L (top-billed; Cardiff, 1965), tegenover Doris Day in Do Not Disturb/Gelieve niet te storen (Ralph Levy, 1965) en The Glass Bottom Boat (Frank Tashlin, 1966), top-billed in Hotel (Richard Quine, 1967), de titelrol van Chuka (top-billed, tevens productie; Gordon Douglas, 1967),
The Mercenaries (top-billed; Cardiff, 1968), top-billed tegenover Christopher Plummer in Nobody Runs Forever (Ralph Thomas, 1968), The Hell with Heroes (top-billed tegenover Claudia Cardinale; Joseph Sargent, 1968), Zabriskie Point (Michelangelo Antonioni, 1970), Darker than Amber/Moorden in crescendo (top-billed; Robert Clouse, 1970), The Man Who Had Power over Women (top-billed; John Krish, 1970), tegenover John Wayne in The Train Robbers (Burt Kennedy, 1973), Gli eroi/The Heroes (Duccio Tessari, 1973), Trader Horn (top-billed; Reza Badiyi, 1973), Partizani/Partisan Captain/Moordend spervuur (top-billed; Stole Jankovic, 1974) en top-billed tegenover Bibi Andersson in Blondy/Vortex/Germicide (Sergio Gobbi, 1976). Terug in Australië speelde Taylor een hoofdrol in The Picture Show Man (John Power, 1977), over een rondreizende filmvertoner.
Daarna nog in The Treasure Seekers (top-billed, tevens scenario; Henry Levin, 1979), het deels in Nederland opgenomen Seven Graves for Rogan/A Time to Die (Matt Cimber en Joe Tornatore, 1982), het in Australië gedraaide On the Run (top-billed; Mende Brown, 1983), top-billed in Marbella, un golpe de cinco estrellas (tegenover Britt Ekland; Miguel Hermoso, 1985), het Zweeds-Canadese Mask of Murder (top-billed; Arne Mattsson, 1988), The Point of Betrayal (top-billed; Richard Martini, 1995), het Australische Welcome to Woop Woop (Stephan Elliott, 1997), Kaw (Sheldon Wilson, 2007) en ten slotte als Winston Churchill in Inglourious Basterds (Quentin Tarantino, 2009). Veel televisie, onder meer in de soap Falcon Crest (1988-90).




04 januari 2015

René Vautier


86, Cancale (Ile-et-Vilaine), 4 januari, doodsoorzaak onbekend

Frans regisseur en scenarist. Studeerde af aan de IDHEC (1948). Bretonse verzetsman en communist won voor zijn fictiedebuut Anneaux d’or/Gouden ringen (met Claudia Cardinale; 1959) in Berlijn de prijs voor de beste korte jeugdfilm. FIPRESCI-prijs in Cannes voor het door hemzelf geschreven langspeelfilmdebuut Avoir 20 ans dans les Aurès (1972), over de ervaringen van een Bretonse pacifist in het Franse leger tijdens de Algerijnse oorlog.
Ook zijn eerste twee korte documentaires hadden een anti-kolonialistische strekking: Afrique 50 (1950), veertig jaar verboden en aanleiding tot een gevangenisstraf van een jaar, en Algérie en flammes (1958). Daarna de documentaire Un peuple en marche (over de Algerijnse vrijheidsstrijd; 1963),
Classe de lutte (als lid van de door Chris Marker opgerichte Groupe Medvedkine; 1969), een segment van de documentaire Humain, trop humain (samen met Louis Malle. 1972) over arbeiders in de Citroën-fabriek, het op Film International vertoonde Quand tu disais Valéry (over een staking in een caravanfabriek; 1975) en talrijke andere fictiefilms en documentaires met politieke onderwerpen. De laatste was Hirochirac (1995). Ging in 1973 een maand in hongerstaking tegen een vertoningsverbod van Octobre à Paris (Jacques Panijel, 1972) over de politiemoord in 1961 in Parijs op tientallen Algerijnse demonstranten. Ondersteund door filmprominenten als Varda, Resnais, Godard en Sautet, won Vautier deze strijd.