30 maart 2011

Ljoedmila (Markovna) Goertsjenko


75, Moskou, 30 maart, natuurlijke dood

Russisch steractrice. Populaire heldin van komedies en musicals bij de Mosfilm-studio. Studeerde in 1958 als actrice af aan de Moskouse filmacademie VGIK. Debuteerde al eerder in Doroga pravdy/De weg van de waarheid (Yan Frid, 1956). Bekendste films: Karnavalnaja notsj/Carnavalsnacht (Eldar Rjazanov, 1957), Devoezjka s gitaroi/Het meisje met de gitaar (Rjazanov, 1958), Staryje steny/Oude muren (Viktor Tregoebovitsj, 1974), Dvadsat dnei bez vojny/Twintig dagen zonder oorlog (Aleksej German, 1977), Pjat vetsjerov/Vijf avonden (Nikita Michalkov, 1979), Poznavaja bjely svet (Kira Moeratova, 1979), Sibiriada/Siberiade (Andrei Michalkov-Kontsjalovski, 1980), Poljoty vo sne i najavoe/Flights in Dreams and Reality (Roman Balajan, 1983) enVokzal dlja dvoich/Station voor twee (Rjazanov, 1983).


29 maart 2011

Alan Tang


64, Mong Kok (Kowloon), 29 maart, beroerte

In China geboren Hongkongs acteur, producent en regisseur, eigenlijk Tang Kwing Wong. Ster van tientallen actiefilms in de jaren zeventig, zowel in Hongkong als Taiwan. Internationaal was zijn bekendste film Dynamite Brothers (Al Adamson, 1974). Richtte in 1977 de productiemaatschappij Wing-Scope op. Trok daar de jonge scenarioschrijver Wong Karwai aan, die voor Tang films schreef als The Haunted Cop Shop of Horrors/Meng gui cha guan (Jeffrey Lau, 1987), Flaming Brothers/Dragon and Tiger Fight/Jiang hu long hu men (ook met Chow Yun Fat; Joe Cheung, 1987) en Return Engagement/Gods, Gangsters and Gamblers/Zai zhan jiang hu (Cheung, 1990). Tang zou daarna de twee eerste films van Wong als regisseur produceren, As Tears Go By/Wong gok ka moon (1988) en Days of Being Wild/A fei jingjyuhn (1990). Zelf regisseerde Tang twee films samen met Stanley Wing Siu, Chu ce/The Discharged (1977) en Jia fa/Law Don (1979).


Iakovos Kambanellis


89, Athene, 29 maart, nierfalen

Grieks toneel- en scenarioschrijver. Hoewel in eigen land beschouwd als de aartsvader van het moderne theater werd Kambanellis internationaal het meest bekend als tekstschrijver van de Mauthausencyclus, een reeks door Mikis Theodorakis gecomponeerde liederen (in het Nederlands gezongen door Liesbeth List) over het gelijknamige nazi-concentratiekamp, waar hij zelf ook gedetineerd was geweest. Een van zijn stukken, dat om censuurredenen nooit opgevoerd werd, vormde de basis van de internationale filmhit Stella (Michael Cacoyannis, 1955). Schreef een dozijn andere films, waarvan hij er twee zelf regisseerde, Snow White and the 7 Bachelors/I hionati kai ta 7 gerontopallikara (1960) en The Cannon and the Nightingale/To kanoni kai t'aidoni (1968).


27 maart 2011

Hélène Surgère


82, Parijs, 27 maart, natuurlijke dood

Frans actrice, pseudoniem van Hélène Collet. Was verbonden aan de Comédie Française. Speelde ook in een flink aantal films, waaronder L'étrangleur (Paul Vecchiali, 1970), Souvenirs d'en France (André Téchiné, 1974), Salò o le 120 giornate di Sodoma (Pier Paolo Pasolini, 1975), Barocco (Téchiné, 1976), La machine (Vecchiali, 1977), Corps à coeur (Vecchiali, 1978), Les soeurs Brontë (Téchiné, 1978), C'est la vie (Vecchiali, 1980), La femme-enfant (Raphaële Billetdoux, 1980), En haut des marches (Vecchiali, 1983), Attention bandits! (Claude Lelouch, 1986), Australia (Jean-Jacques Andrien, 1988), Trois places pour le 26 (Jacques Demy, 1988), A la place du coeur (Robert Guédiguian, 1998), Le temps retrouvé (Raoul Ruiz, 1998), Ce jour-là (Ruiz, 2003), Le divorce (James Ivory, 2003), Confidences trop intimes (Patrice Leconte, 2004) en Ensemble, c'est tout (Claude Berri, 2006).


Farley Granger


85, New York, 27 maart, natuurlijke dood

Amerikaans acteur. Filmencyclopedist Ephraïm Katz beschreef Granger als "typecast as in pretty-boy-with-an-ugly-problem roles". De bekendste zijn die van de moordenaar van goede komaf in Rope (tegenover James Stewart; Alfred Hitchcock, 1948) en de tennisprof in Strangers on a Train (Hitchcock, 1951). Zijn beste rol speelde hij nagesynchroniseerd in het Italiaans, als de Oostenrijkse luitenant Franz Mahler in het elegante kostuumdrama Senso (Luchino Visconti, 1954). Granger werd ontdekt door Samuel Goldwyn, toen hij nog op de middelbare school in North Hollywood zat en debuteerde als jonge Rus in de oorlogsfilm The North Star (Lewis Milestone, 1943). Tot zijn overige films behoren The Purple Heart/Voor moed, beleid en trouw (Milestone, 1944), Enchantment (Irving Reis, 1948), Roseanna McCoy (Reis, 1949), de klassieke film noir They Live by Night (Nicholas Ray, 1949),

Side Street (Anthony Mann, 1950), Our Very Own (David Miller, 1950), Edge of Doom (Mark Robson, 1950), Behave Yourself! (George Beck, 1950), I Want You (Robson, 1951), Full House (episode van Henry King, 1952), Hans Christian Andersen (tegenover Danny Kaye; Charles Vidor, 1952), The Story of Three Loves (episode van Vincente Minnelli, 1953), Small Town Girl (László Kardos, 1953), The Naked Street (Maxwell Shane, 1955) en The Girl in the Red Velvet Swing (Richard Fleischer, 1955). Daarna vooral televisie en enkele obscure Italiaanse films, maar ook de immens succesvolle westernkomedie Lo chiamavano Trinità.../They Call Me Trinity/De linker- en de rechterhand van de duivel (Enzo Barboni alias E. B. Clucher, 1970), Le serpent (Henri Verneuil, 1973), de paellawestern A Man Called Noon/Un hombre llamado Noon (Peter Collinson, 1973), de horrorproductie The Prowler (Joseph Zito, 1981) en The Next Big Thing (P.J. Posner, 2001). Van 1963 tot zijn dood in 2008 partner van televisieproducent Robert Calhoun.


26 maart 2011

Donatello Dubini


Fosco (links) en Donatello Dubini
55, Keulen, 26 maart, aan een ernstige ziekte

Zwitsers regisseur en cameraman. Studeerde film in Wenen (1975-77) en filmwetenschap in Keulen, waar hij in 1982 afstudeerde op het werk van de Zwitserse documentairemaker Richard Dindo. Maakte samen met zijn broer Fosco een aantal lange films die documentaire en fictie op geraffineerde wijze verweven, met speciale aandacht voor de mythologische effecten van de roem. Onder meer Ludwig 1881 (1993), Jean Seberg: American Actress (1997), Die Reise nach Kafiristan (2001) en Hedy Lamarr: Secrets of a Hollywood Star (2006). Enkele van hun films werden in Nederland uitgebracht door Contact Film. Medeoprichter van het Kölner Filmhaus en het productie- en distributiecollectief Der andere Blick.


23 maart 2011

Dame Elizabeth Taylor


79, Los Angeles, 23 maart, hartfalen

Engels-Amerikaans filmactrice. Een van de laatst overgebleven superdiva's van het oude Hollywood, die tot op hoge leeftijd onafgebroken publiciteit wist te genereren met faits divers uit haar excentrieke leven. Een selectie van zulke 'kortjes' uit de kunstpagina van NRC Handelsblad, samengesteld door Paul Hellmann, werd in 1993 als collector's item gepubliceerd onder de titel Mevrouw Miller heeft de Leningrad-griep. Een belangrijk deel van de verslavingen, huwelijkscrises, botbreuken en andere ellende uit Taylors leven valt te verklaren uit een merkwaardige jeugd, waarin de puberteit werd overgeslagen. De eenzaamheid van de voormalige kinderster verbond haar in een diepe vriendschap met de niet minder buitenissige Michael Jackson.



Geboren in Londen als kind van Amerikaanse ouders danste Elizabeth als 3-jarige al voor de koninklijke familie en leek voorbestemd voor een carrière als danseres of model. Vooral haar moeder benadrukte voortdurend dat Elizabeth (klemtoon op de eerste lettergreep, die klinkt als ie) een heel bijzonder kind was, bestemd voor iets groots. Eenmaal terug in Amerika, waar vader Taylor een galerie opende in het Beverly Hills Hotel, begon zijn dochter met modellenwerk en als 9-jarige maakte ze haar filmdebuut in een nederige komedie van Universal, There's One Born Every Minute (Harold Young, 1942). Korte tijd later sloot de kinderster een contract met MGM, dat zou standhouden tot aan het begin van de jaren zestig. De natuurlijke schoonheid kreeg snel faam door twee films waarin ze respectievelijk vriendschap sloot met een collie en een racepaard: Lassie Come Home (Fred M. Wilcox, 1943) en National Velvet (Clarence Brown, 1944).

Andere bekende films uit Taylors periode als kindster waren Courage of Lassie (Wilcox, 1946), Life with Father (Michael Curtiz, 1947), Cynthia (Robert Z. Leonard, 1947), A Date with Judy (Richard Thorpe, 1948), Julia Misbehaves (Jack Conway, 1948) en Little Women (Mervyn LeRoy, 1949). Officieel werd zij kind-af in The Father of the Bride (Vincente Minnelli, 1950) en het vervolg Father's Little Dividend (Minnelli, 1951), maar feitelijk was de abrupte overgang naar een volwassen sterstatus de hoofdrol in A Place in the Sun/Illusie van het geluk (George Stevens, 1951), als de welgestelde en verdorven rivale van Shelley Winters in de liefde van Montgomery Clift. Ze was effectief in routineuze studioproducties als Love Is Better Than Ever (Stanley Donen, 1952), Ivanhoe (Thorpe, 1952), The Girl Who Had Everything (Thorpe, 1953), Rhapsody (Charles Vidor, 1954), Elephant Walk (William Dieterle, 1954), Beau Brummell (Curtis Bernhardt, 1954) en The Last Time I Saw Paris (Richard Brooks, 1954).



Met de rol van Rock Hudsons echtgenote in het vooral wegens James Dean herinnerde olieboerenepos Giant (Stevens, 1956) begon de grote bloeiperiode van Taylor als superster. Voor drie achtereenvolgende films met een broeierig zuidelijk karakter kreeg Taylor een Oscarnominatie als beste actrice: Raintree County (Edward Dmytryk, 1957), als echtgenote van de homoseksuele Paul Newman in Cat on a Hot Tin Roof (naar Tennessee Williams; Brooks, 1958) en Suddenly Last Summer (weer naar Williams; Joseph L. Mankiewicz, 1959). Vooral deze laatste film was exemplarisch voor de ongebruikelijke, voor die tijd atypische erotiek van Taylor, vaak aangeduid als de mooiste vrouw ter wereld. Maar de eerste Oscar kreeg ze pas voor de film daarna, Butterfield 8 (Daniel Mann, 1960): de minste rol van de vier, maar het was een verdiende troostprijs, mede toegekend omdat de ster kort daarvoor ternauwernood een ernstige ziekte had overleefd. Favoriet van dat jaar, Shirley MacLaine voor The Apartment (Billy Wilder, 1960), stelde dat ze verloren had van een tracheotomie.



De volgende stap was de titelrol in een legendarische flop, Cleopatra (Mankiewicz, 1963), en alsof die toen duurste film aller tijden nog niet genoeg rumoer veroorzaakte, zou haar Marcus Antonius, de uit Wales afkomstige Richard Burton, de liefde van haar leven blijken. Het paar speelde in de daaropvolgende periode samen in een groot aantal films: The V.I.P.s (Anthony Asquith, 1963), The Sandpiper (Minnelli, 1965), als het spreekwoordelijk kibbelende echtpaar Martha en George in de verfilming van Edward Albees toneelstuk Who's Afraid of Virginia Woolf? (Taylors tweede Oscar; Mike Nichols, 1966), de titelrol in Shakespeares The Taming of the Shrew/De getemde feeks (Franco Zeffirelli, 1967), als Helena van Troje in Christopher Marlowes Doctor Faustus (Burton en Nevil Coghill, 1967), Graham Greenes Haïtiaanse avontuur The Comedians (Peter Glenville, 1967) en het esoterische tweeluik Boom (Joseph Losey, 1968) en Secret Ceremony (Losey, 1968). Laatstgenoemde film werd gedeeltelijk opgenomen in Noordwijk en bezorgde Taylor haar meeste Nederlandse publiciteit.

In deze fase speelde zij slechts in een film zonder Burton, Reflections in a Golden Eye (tegenover Marlon Brando; John Huston, 1967). Na een verzoening met Burton maakte het paar nog enkele films samen: Dylan Thomas' Under Milk Wood (Andrew Sinclair, 1972), Hammersmith Is Out (Zilveren Beer voor Taylor; Peter Ustinov, 1972) en het oorspronkelijk voor televisie gemaakte Divorce His - Divorce Hers (Waris Hussein, 1973.
De films na het tijdperk met Burton zijn duidelijk van minder allure en toonden Taylor in toenemende mate als monstre sacré: The Only Game in Town (tegenover Warren Beatty; Stevens, 1970), X, Y and Zee/Zee and Co. (tegenover Michael Caine en Susannah York; Brian G. Hutton, 1972), Night Watch (Hutton, 1973), Ash Wednesday (Larry Peerce, 1973), Identikit/The Driver's Seat (Giuseppe Patroni Griffi, 1974),

het Russisch-Amerikaanse The Blue Bird (naar een sprookje van Maurice Maeterlinck; George Cukor, 1976), het oorspronkelijk voor televisie bedoelde Victory at Entebbe (Marvin J. Chomsky, 1976), A Little Night Music (Harold Prince, 1977), officieus in Winter Kills (William Richert, 1979), Agatha Christies The Mirror Crack'd (Guy Hamilton, 1980), Young Toscanini/Il giovane Toscanini (Zeffirelli, 1988) en ten slotte als de schoonmoeder from hell in The Flintstones (Brian Levant, 1994). Het zou Taylor een nominatie voor een Razzie als slechtste bijrolactrice opleveren, maar ze kreeg in de nadagen van haar filmcarrière wel twee beklijvende onderscheidingen: in 1999 werd ze, dankzij haar aanhoudende dubbele nationaliteit, door koningin Elizabeth II in de adelstand verheven en in 1993 schonk de Academy haar de Jean Hersholt Humanitarian Award wegens verdiensten in liefdadigheid. Taylor was zeer betrokken bij het dubbelleven van Rock Hudson, die niet kon zeggen dat hij aan aids leed, omdat dan zijn homoseksualiteit uit zou komen. Zij zette zich tot op het laatst in als fondsenwerver voor de aidsbestrijding en was de beste vriendin van Hudson en Michael Jackson, in wier ingewikkelde levensverhalen zij veel zei te herkennen.



De meeste publiciteit had uiteraard betrekking op Taylors acht huwelijken, maar zij liet zich er op voorstaan nooit buitenechtelijke seks te hebben gehad. Na dates met miljonair Howard Hughes, trouwde ze in 1950 voor het eerst als 17-jarige met hoteltycoon Conrad Hilton jr. Hij werd gevolgd door acteur Michael Wilding (1952-57), de bij een vliegtuigongeluk omgekomen producent Michael Todd (1957-58), zanger Eddie Fisher (1959-64), acteur Burton (1964-74 en 1975-76), politicus John Warner (1976-82) en de in de Betty Fordkliniek ontmoete bouwvakker Larry Fortensky (1991-96).


Ricky Leacock


89, Parijs, 23 maart, natuurlijke dood

In Tenerife geboren Engels documentairemaker en cameraman, eigenlijk Richard Leacock. Aartsvader van de direct cinema uit het begin van de jaren zestig, die met gebruikmaking van lichte 16mm-camera's de werkelijkheid probeerde te betrappen als fly on the wall. Bleef tot op hoge leeftijd experimenteren met steeds kleinere camera's, zoals bleek toen hij een jaar of tien geleden als eregast van IDFA. samen met zijn Franse vriendin Valérie Lalonde, alles filmde wat hij tegenkwam en iedereen aanspoorde hetzelfde te doen. Jongere broer van regisseur Philip Leacock begon als kind al films te maken. Studeerde natuurkunde aan de Amerikaanse universiteite van Harvard en werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog als cameraman in het Amerikaanse leger. Cameraman en associate producer van de klassieke, grotendeels geënsceneerde documentaire Louisiana Story (Robert Flaherty, 1948). Werkte in de jaren vijftig met documentaristen als Louis de Rochemont en Willard Van Dyke. Vormde met Robert Drew, D.A. Pennebaker en Albert Maysles een collectief, dat besloot de verkiezingscampagne van presidentskandidaat John F. Kennedy op de voet te volgen. Het resultaat was de documentaire Primary (Drew, 1960), die als een bom insloeg, omdat nooit eerder de actuele geschiedenis zo realistisch gedocumenteerd was. Hij was coregisseur van Monterey Pop (met Pennebaker, 1968) en deed camerawerk voor New Frontier (1950), de klassieke documentaire over Bob Dylan Don't Look Back (Pennebaker, 1967) en 1 P.M. (met Pennebaker en Jean-Luc Godard, 1972). Tot zijn eigen films behoren het baanbrekende Jazz Dance (1954), Happy Mother's Day (samen met Joyce Chopra, 1963), Crisis (1963), A Stravinsky Portrait (samen met Rolf Liebermann, 1966), Tread (samen met Sandy D'Annunzio, 1972), Isabella Stewart Gardner (1977), Lulu in Berlin (samen met Susan Woll, 1984), Les vacances de Monsieur Leacock (samen met Lalonde, 1992), A Hole in the Sea (1994) en A Musical Adventure in Siberia (2000). Richtte een filmafdeling op aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en was in de hele wereld een geliefd (gast)docent.


22 maart 2011

Ad Hoeymans


76, Amsterdam, 22 maart, doodsoorzaak onbekend

Nederlands acteur. Studeerde in 1959 af van de Arnhemse toneelschool en speelde onder meer voor de gezelschappen Ensemble (1959-62), Theater (1962-66) en Nieuw Rotterdams Toneel (1968-73). Ook veel televisie, in series als Floris (als Barend van Hackfort; Paul Verhoeven, 1969), Medisch Centrum West (als dr. Berghof; 1988-93), Goede tijden, slechte tijden (als Menno Develing; 1990-91), Onderweg naar morgen (als Hugo Scherpenzeel; 1994) en Goudkust (als Harold Lohman; 1996-97). Twee kleine filmrollen, in A Bridge Too Far (Richard Attenborough, 1977) en Het woeden der gehele wereld (Guido Pieters, 2006).


21 maart 2011

Hans Boskamp


78, Dordrecht, 21 maart, herseninfarct

Nederlands acteur, voetballer en platenmanager, pseudoniem van Johannes Hendricus Gerardus Hoelscher. Zoon van acteur Johan Boskamp speelde in het eerste elftal van Ajax (1954-61) en DWS en vier keer in het Nederlands elftal. Daarna was hij onder meer beurshandelaar, musicalproducent (Anatevka), spreekstalmeester en publiciteitsmanager van platenmaatschappij Bovema. In die laatste hoedanigheid begeleidde hij in 1969 John Lennon en Yoko Ono bij hun legendarische 'bed-in' in het Amsterdamse Hiltonhotel. Was bij het publiek vooral bekend als acteur, met name in televisieseries als Ja zuster nee zuster (als de gastarbeider die Stroei voei zingt; 1968), Floris (als Lange Pier; Paul Verhoeven, 1969) en de sitcom Oppassen! (1994-2003). Ook enkele kleine filmrollen, in Geen paniek (Ko Koedijk, 1973), Turks fruit (Verhoeven, 1973), het uit een oorspronkelijke tv-serie gemonteerde Pipo en de piraten van Toen (Kees van Eyk, 1975), De mantel der liefde (als Mozes; Adriaan Ditvoorst, 1978), De bende van hiernaast (Karst van der Meulen, 1980), De Leeuw van Vlaanderen (Hugo Claus, 1985) en de Hongkongse productie China White/Gwang tin lung fu wui (Ronny Yu, 1989). Onder meer getrouwd geweest met danseres en actrice Hannah de Leeuwe.


Joe Wizan


76, Westlake Village CA, 21 maart, na een lange ziekte

Amerikaans producent. Maakte een aantal interessante genrefilms. Onder meer Prime Cut (Michael Ritchie, 1972), Junior Bonner (Sam Peckinpah, 1972), Jeremiah Johnson (Sydney Pollack, 1972), The Last American Hero (Lamont Johnson, 1973), 99 and 44/100% Dead (John Frankenheimer, 1974), Audrey Rose (Robert Wise, 1977), ...and Justice for All (Norman Jewison, 1979), Unfaithfully Yours (Howard Zieff, 1984), de hit Iron Eagle (Sidney J. Furie, 1986), Tough Guys (Jeff Kanew, 1986), Stop! Or My Mom Will Shoot (Roger Spottiswoode, 1992), Wrestling Ernest Hemingway (Randa Haines, 1993), Dunston Checks In (Ken Kwapis, 1996), Kiss the Girls (Gary Fleder, 1997) en Along Came a Spider (Lee Tamahori, 2001).


18 maart 2011

Michel Fortin


63, Parijs, 18 maart, doodsoorzaak onbekend

Frans bijrolacteur. Veel televisie- en nasynchronisatierollen. In films als Bof ou l'anatomie d'un livreur (Claude Faraldo, 1971), Le silencieux (Claude Pinoteau, 1972),Themroc (Faraldo, 1973), Les aventures de rabbi Jacob (Gérard Oury, 1973), Deux hommes dans la ville (José Giovanni, 1973), Calmos (Bertrand Blier, 1975), Le gitan (Giovanni, 1975), Le juge et l'assassin (Bertrand Tavernier, 1975), L'année sainte (Claude Lelouch, 1976), La question (Laurent Heynemann, 1976), Confidences pour confidences (Pascal Thomas, 1978), Attention, les enfants regardent (Serge Leroy, 1978), Coup de tête (Jean-Jacques Annaud, 1978), Buffet froid (Blier, 1979), La chèvre (Francis Veber, 1981) en La vengeance d'une blonde (Jeannot Szwarc, 1993).

17 maart 2011

Michael Gough


94, Londen, 17 maart, natuurlijke dood

In Malakka geboren Engels acteur. Zal vooral herinnerd worden als de butler en trouwe helper Alfred Pennyworth in Batman (Tim Burton, 1989), Batman Returns (Burton, 1991), Batman Forever (Joel Schumacher, 1994) en Batman & Robin (Schumacher, 1996). Opgeleid aan de Old Vic School speelde Gough zijn eerste toneelrol in 1936 en maakte zijn filmdebuut in Blanche Fury (Marc Allégret, 1947). Gespecialiseerd in sinistere bijrollen, maar ook regelmatig te zien in hoofdrollen. Onder meer in Anna Karenina (Julien Duvivier, 1948), Saraband for Dead Lovers (Basil Dearden, 1948), The Small Back Room (Michael Powell en Emeric Pressburger, 1949), Blackmailed (Allégret, 1951), The Man in the White Suit (Alexander Mackendrick, 1951), No Resting Place (top-billed; Paul Rotha, 1951), Twice upon a Time (Pressburger, 1953), The Sword and the Rose (Ken Annakin, 1953), Rob Roy, the Highland Rogue (Harold French, 1953), Richard III (Laurence Olivier, 1955), Reach for the Sky (Lewis Gilbert, 1956), Ill Met by Moonlight (Powell en Pressburger, 1957), Dracula (Terence Fisher, 1958), The Horse's Mouth (Ronald Neame, 1958), Horrors of the Black Museum (top-billed; Arthur Crabtree, 1959),
Konga (top-billed; John Lemont, 1961), What a Carve Up! (als butler; Pat Jackson, 1961), The Phantom of the Opera (Fisher, 1962), Black Zoo (top-billed; Robert Gordon, 1963), Dr. Terror's House of Horrors (Freddie Francis, 1964), The Skull (Francis, 1965), They Came from beyond Space (Francis, 1967), het Belgische Un soir, un train (André Delvaux, 1968), Curse of the Crimson Altar (Vernon Sewell, 1968), de arthouse-hit Women in Love (Ken Russell, 1969), A Walk with Love and Death (John Huston, 1969), Julius Caesar (Stuart Burge, 1970), Trog (Francis, 1970), Gouden Palmwinnaar The Go-Between (Joseph Losey, 1970), Henry VIII and His Six Wives (Waris Hussein, 1972), Savage Messiah (Russell, 1972), Horror Hospital (top-billed; Antony Balch, 1973), Galileo (Losey, 1975), Satan's Slave (top-billed; Norman J. Warren, 1976), The Boys from Brazil (Franklin J. Schaffner, 1978), L'amour en question (André Cayatte, 1978), Venom (Piers Haggard, 1981), The Dresser (Peter Yates, 1983), Memed My Hawk (Peter Ustinov, 1984), Top Secret! (Jim Abrahams, Jerry Zucker en David Zucker, 1984), Oxford Blues (Robert Boris, 1984), Out of Africa (Sydney Pollack, 1985), Caravaggio (Derek Jarman, 1986), The Fourth Protocol (John Mackenzie, 1987), The Serpent and the Rainbow (Wes Craven, 1988), Strapless (David Hare, 1989), The Garden (Jarman, 1990), Let Him Have It (Peter Medak, 1991), Wittgenstein (Jarman, 1993), The Age of Innocence (Martin Scorsese, 1993), Nostradamus (Roger Christian, 1994), Sleepy Hollow (Burton, 1999) en met alleen zijn stem in Corpse Bride (Burton en Mike Johnson, 2005) en Alice in Wonderland (als dodo; Burton, 2010).


16 maart 2011

Andries Meijsen


61, Zierikzee, 16 maart, doodsoorzaak onbekend

Nederlands docent en filmmaker. Hoofd van de opleiding AV|St.Joost in Breda, waar zijn gepassioneerde lessen de aanzet vormden tot een opmerkelijk aantal nationaal de aandacht trekkende carrières van filmmakers als Jeroen Berkvens, Walter Stokman en Jaap van Hoewijk. Aanvankelijk muzikant en geluidseditor werd Meijsen in 1983 gevraagd om een audiovisuele tak op te zetten in het kader van de foto-opleiding van Academie St. Joost. Maakte zelf ook filmproducties, bijvoorbeeld het in zijn woonplaats op Schouwen-Duiveland opgenomen Bladeren door Zonnemaire (2002).

11 maart 2011

Hugh Martin


96, Encinitas CA, 11 maart, natuurlijke dood

Amerikaans songwriter en componist. Kreeg twee Oscarnominaties voor beste filmliedje: The Trolley Song (samen met Ralph Blane) uit Meet Me in St. Louis (Vincente Minnelli, 1944) en Pass That Peace Pipe (samen met Blane en Roger Edens) uit Good News (Charles Walters, 1947). Verreweg zijn bekendste song zou echter Have Yourself a Merry Little Christmas worden, ook gezongen door Judy Garland in Meet Me in St. Louis. Het werd hergebruikt in zulke uiteenlopende films als Havana, Heat en Home Alone. Auteur met Blane van de Broadwaymusical Best Foot Forward (1941), die ook verfilmd werd (Edward Buzzell, 1943). Schreef tevens originele songs voor films als Thousands Cheer (George Sidney, 1943), Abbott and Costello in Hollywood (S. Sylvan Simon, 1945), Athena (Richard Thorpe, 1954) en The Girl Most Likely (Mitchell Leisen, 1958).


04 maart 2011

Charles Jarrott


83, Woodland Hills CA, 4 maart, prostaatkanker

Engels regisseur en acteur. Zijn twee bekendste films, beide grootscheepse kostuumspektakels, kregen respectievelijk tien en vijf Oscarnominaties, maar er werd er slechts een verzilverd, voor kostuumontwerpster Margaret Furse van Anne of the Thousand Days (1969). Voor deze film, noch voor Mary, Queen of Scots (1971), werd Jarrott zelf genomineerd. De twee ouderwets degelijke, maar wat bleke historische drama's betreffen respectievelijk het met een onthoofding eindigende huwelijk van koning Hendrik VIII (Richard Burton) en Anna Boleyn (Geneviève Bujold) en een rivaliteit met dezelfde afloop, tussen koningin Elizabeth I (Glenda Jackson) en haar Schotse tegenvoeter Maria Stuart (Vanessa Redgrave).


Ambachtsman Jarrott begon in 1949 als jeune premier en regisseur van het Nottingham Repertory Theatre. Na een tournee door Canada bleef hij daar in 1953 achter en ging spelen in Ottawa en Toronto. Later werd hij dramaregisseur voor de Canadese televisie. Hij debuteerde als bioscoopregisseur met de slechts 58 minuten durende Britse B-film Time to Remember (1962), gebaseerd op een roman van mystery-auteur Edgar Wallace.
Na het success van de twee kostuumfilms vertrouwde Columbia Jarrott een monsterproject toe, de muzikale remake van Lost Horizon (oorspronkelijk Frank Capra, 1937). De nieuwe versie van het verhaal over het sprookjesachtige Himalayarijk Shangri-La (met Liv Ullmann en Peter Finch; 1973) werd een legendarische flop en met de carrière van Jarrott zou het nooit meer goed komen. Hij maakte daarna The Dove (1974), met Joseph Bottoms als een 16-jarige die solo om de wereld zeilt; de Britse Disneyproductie Escape from the Dark/The Littlest Horse Thieves (1976); een verfilming van Sidney Sheldons bestseller The Other Side of Midnight (1977), die enige cultstatus geniet; de Disney-familiefilm The Last Flight of Noah's Ark (met Bujold en Elliott Gould; 1980), de stripfilm Condorman (1981); de Canadese spionagethriller The Amateur (1981); de biografie van de Canadese roeier Ned Hanlan The Boy in Blue (met Nicolas Cage; 1986); en de weinig vertoonde kleine films The Secret Life of Algernon (1997) en Turn of Faith (2002). Vanaf het einde van de jaren tachtig werkte Jarrott weer voornamelijk voor televisie. Hij maakte biografische televisiefilms over president Eisenhower (Ike, met E.G. Marshall, 1986), paus Johannes XXIII (I Would Be Called John, met Charles Durning, 1987) en Woolworth-erfgename Barbara Hutton (Poor Little Rich Girl, met Farrah Fawcett, 1987). Derde echtgenoot van de Zuid-Afrikaans-Engelse actrice Katharine Blake (1921-1991).