104, Londen, 30
december, longontsteking
In Düsseldorf geboren Amerikaans-Duits actrice, dochter van
een Amerikaanse vader, die in Wenen opgroeide. Direct nadat ze in 1935 naar
Hollywood was vertrokken, won ze twee jaar achter elkaar de Oscar voor beste
actrice, in The Great Ziegfeld (Robert
Z. Leonard, 1936) en The Good Earth (Sidney
Franklin, 1937). Vooral de door Jean Cocteau’s toneelmonoloog La voix humaine (1930) geïnspireerde
telefoonscène in The Great Ziegfeld werd
gezien als het summum van acteerkunst in films en bij de interne opleiding van
MGM voor filmacteurs aan jong talent ten voorbeeld gesteld. Nu doet het echter
een beetje precieus en te theatraal aan.
Rainer was in 1928 ontdekt door de
grote Weense toneelregisseur Max Reinhardt, die haar snel hoofdrollen bezorgde.
Ze maakte haar filmdebuut in de muzikale komedie Sehnsucht 202 (Max Neufeld, 1932), tegenover Magda Schneider, een
paar jaar later Romy’s moeder. Er volgden Madame
hat Besuch (Carl Boese, 1932) en het als verloren beschouwde Heut’ kommt’s drauf an (tegenover Hans
Albers; Kurt Gerron, 1933). Tijdens de opnamen voor haar Amerikaanse debuutfilm
Escapade (Leonard, 1935) ontmoette
Rainer de linkse toneelschrijver Clifford Odets, een van de oprichters van het
Group Theatre en daarmee grondleggers van ‘Method acting’. Ze werden verliefd
en trouwden in 1937. Het betekende ook een verdere verwijdering van de
opvattingen van studio MGM, die door Rainer “materialisme” verweten werd. Na de
plotselinge dood van de meer artistiek ingestelde producent Irving Thalberg in 1936
escaleerde het conflict met tycoon Louis B. Mayer snel en Hollywood zou slechts
kort plezier beleven aan de dubbele Oscarwinnares. Ze speelde nog in The Emperor’s Candlesticks (George
Fitzmaurice, 1937), Big City/Wereldstad (tegenover
Spencer Tracy; Frank Borzage, 1937), The
Toy Wife (top-billed; Richard Thorpe, 1938), de Strauss-biopic The Great Waltz (top-billed; Julien
Duvivier, 1938) en Dramatic School (top-billed;
Robert B. Sinclair, 1938).
Pas vijf jaar later speelde ze in haar voorlopig laatste film, voor Paramount: Hostages (Frank Tuttle, 1943). Het huwelijk met Odets was in 1940 ontbonden en in 1944 keerde Rainer terug naar Europa, waar ze afwisselend in Zwitserland en Londen ging wonen. Federico Fellini bood haar een rol aan in La dolce vita (1960), maar ook zij konden het niet eens worden en de hele rol werd geschrapt. Behalve een cameo in Der erste Kuß (Erik Ode, 1964) en enkele tv-producties was ze alleen nog te zien in de Nederlands-Hongaars-Britse coproductie The Gambler (naar Dostojewski; Karóly Makk, 1997).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten