30 december 2014

Luise Rainer


104, Londen, 30 december, longontsteking

In Düsseldorf geboren Amerikaans-Duits actrice, dochter van een Amerikaanse vader, die in Wenen opgroeide. Direct nadat ze in 1935 naar Hollywood was vertrokken, won ze twee jaar achter elkaar de Oscar voor beste actrice, in The Great Ziegfeld (Robert Z. Leonard, 1936) en The Good Earth (Sidney Franklin, 1937). Vooral de door Jean Cocteau’s toneelmonoloog La voix humaine (1930) geïnspireerde telefoonscène in The Great Ziegfeld werd gezien als het summum van acteerkunst in films en bij de interne opleiding van MGM voor filmacteurs aan jong talent ten voorbeeld gesteld. Nu doet het echter een beetje precieus en te theatraal aan.
Rainer was in 1928 ontdekt door de grote Weense toneelregisseur Max Reinhardt, die haar snel hoofdrollen bezorgde. Ze maakte haar filmdebuut in de muzikale komedie Sehnsucht 202 (Max Neufeld, 1932), tegenover Magda Schneider, een paar jaar later Romy’s moeder. Er volgden Madame hat Besuch (Carl Boese, 1932) en het als verloren beschouwde Heut’ kommt’s drauf an (tegenover Hans Albers; Kurt Gerron, 1933). Tijdens de opnamen voor haar Amerikaanse debuutfilm Escapade (Leonard, 1935) ontmoette Rainer de linkse toneelschrijver Clifford Odets, een van de oprichters van het Group Theatre en daarmee grondleggers van ‘Method acting’. Ze werden verliefd en trouwden in 1937. Het betekende ook een verdere verwijdering van de opvattingen van studio MGM, die door Rainer “materialisme” verweten werd. Na de plotselinge dood van de meer artistiek ingestelde producent Irving Thalberg in 1936 escaleerde het conflict met tycoon Louis B. Mayer snel en Hollywood zou slechts kort plezier beleven aan de dubbele Oscarwinnares. Ze speelde nog in The Emperor’s Candlesticks (George Fitzmaurice, 1937), Big City/Wereldstad (tegenover Spencer Tracy; Frank Borzage, 1937), The Toy Wife (top-billed; Richard Thorpe, 1938), de Strauss-biopic The Great Waltz (top-billed; Julien Duvivier, 1938) en Dramatic School (top-billed; Robert B. Sinclair, 1938).
Pas vijf jaar later speelde ze in haar voorlopig laatste film, voor Paramount: Hostages (Frank Tuttle, 1943). Het huwelijk met Odets was in 1940 ontbonden en in 1944 keerde Rainer terug naar Europa, waar ze afwisselend in Zwitserland en Londen ging wonen. Federico Fellini bood haar een rol aan in La dolce vita (1960), maar ook zij konden het niet eens worden en de hele rol werd geschrapt. Behalve een cameo in Der erste Kuß (Erik Ode, 1964) en enkele tv-producties was ze alleen nog te zien in de Nederlands-Hongaars-Britse coproductie The Gambler (naar Dostojewski; Karóly Makk, 1997).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten