88,
Laren NH, 9 december, longemfyseem
Nederlands acteur en regisseur. De eerste
gespecialiseerde filmacteur van Nederland wist gedurende vele decennia een
breed publiek te fascineren, door zijn onderkoelde spelstijl, die brak met de
traditie van het theatrale acteren in Nederlandse films. Zowel elementen van
method acting als van het neorealisme kregen een plaats in zijn werk. Ook het
radio- en televisiepubliek waren zeer vertrouwd met Brusse, in het radiofeuilleton
In Holland staat een huis/De familie
Doorsnee (geschreven door Annie M.G. Schmidt met muziek van Cor Lemaire;
1952-58) en later de door dezelfde auteurs geschreven eerste Nederlandse
tv-sitcom Pension Hommeles (1957-59).
Zoon van journalist M.J. Brusse (schrijver
van de verfilmde roman
Boefje) en
operazangeres Antje Ebes, broer van cineast Ytzen en Frankrijkcorrespondent Jan
Brusse, halfbroer van journalist Peter
en beeldhouwer Mark Brusse. Debuteerde als 11-jarige in de film
Merijntje Gijzen’s jeugd (naar de
streekroman van A.M. de Jong; Kurt Gerron, 1936). Werd afgewezen voor de
toneelschool, maar belandde via het cabaret van Wim Sonneveld en het Centraal
Toneel van Cees Laseur toch bij verschillende gezelschappen, zoals de ook enige
tijd door Brusse geleide Rotterdamse Comedie. Vanaf 1952 actief op televisie,
vooral in de elke donderdag rechtstreeks uitgezonden toneelstukken, die bijna
nooit werden geregistreerd. Eerste filmrol in de neorealistische speelfilm met
documentaire elementen
De dijk is dicht (Anton
Koolhaas, 1950), als een jonge boer die naar het onder water staande Walcheren
terugkeert.
In de nog spaarzame Nederlandse films van de jaren 50 is Brusse een
vaste waarde: als de onderwijzer in de eerste verfilming van
Ciske de Rat (Wolfgang Staudte, 1955),
als jeune premier tegenover Rijk de Gooijer in
Kleren maken de man (George Jacoby, 1957), als de arts in de eerste
lange kleurenfilm
Jenny (Willy van
Hemert, 1959) en in de geflopte komedie
De
zaak M.P. (Bert Haanstra, 1960). Als Haanstra zich terugtrekt als regisseur
van de grote verzetsfilm
De overval (1962),
neemt de Britse documentairemaker Paul Rotha de klus over en verzorgt Brusse de
dialoogregie, terwijl hij zelf een van de hoofdrollen speelt.
Inmiddels had
Brusse al enkele korte opdrachtfilms over seksuele voorlichting geregisseerd voor
Pro Juventute (jeugdbescherming),
De
paraplu (1956) en
Het gerucht (1959)
en werd hij door het Productiefonds voldoende ervaren geacht om een speelfilm
helemaal alleen voor zijn rekening te nemen, de film noirachtige misdaadfilm
Kermis in de regen (1962). Het werd geen
groot succes, in tegenstelling tot de baanbrekende bioscoopdocumentaire
Mensen van morgen (1964), waarvoor
Brusse zich had laten inspireren door het Franse voorbeeld
Hitler, connaîs pas (Bertrand Blier, 1962). In een klassiek
uitgelichte studio vertrouwt een doorsnee van ‘de jeugd van tegenwoordig’ zielenroerselen
toe aan de camera en de uitspraken worden door elkaar gesneden tot een
‘psychomontage’ die ten onrechte doet
vermoeden dat ze op elkaar reageren. Brusse maakte ook de Duitse versie Menschen von Morgen (1966), maar zou
sindsdien alleen nog voor televisie regisseren, zoals de door hemzelf
geschreven film De verjaring (samen
met Andrew Wilson, 1980), over een oud-verzetsman die wraak neemt op een
oorlogsmisdadiger. Voor de rond hem geconstrueerde, zeer succesvolle serie
dramatische schetsen Mensen zoals jij en ik (Rob Herzet, 1981-85) won Brusse in 1982 de
Gouden Televizierring.
Ook was hij de eerste Nederlandse commissaris Maigret
(1964-65),
trad hij jarenlang op als
panellid van het spelletje
Wie van de
drie? en maakte hij op het eind van zijn leven, toen hij jarenlang in
Australië woonde, de autobiografische
low-budget documentaire
Vader is
zo stil tegenwoordig (2002). Brusse bleef echter ook toonaangevend in de
bioscoop, waar hij aansluiting vond bij de nieuwe generatie filmmakers, de
zogeheten Eerste Golf. Zo was hij de duidende zoöloog in de blockbuster over
seks in de Bijlmer
Blue Movie (Wim
Verstappen, 1971), de patriarch in het familiedrama
VD (Verstappen, 1972) en de piloot in het door tegenslagen bij de
opnamen geteisterde
Dakota (Verstappen,
1974).
Een van zijn beste rollen was die van een geobsedeerde huisarts in
Dokter Pulder zaait papavers (naar een
roman van Koolhaas; 1975). Ook was Brusse te zien als de vader van Willeke
Alberti in
Rooie Sien (Frans Weisz,
1975), in de korte film
Verlies (Olga
Madsen, 1976), in
Mysteries (Paul de
Lussanet, 1978),
Een pak slaag (Haanstra,
1979) en de Carmiggelt-film
Vroeger kon
je lachen (Haanstra, 1983). Zijn laatste grote rol speelde Brusse tegenover
Ingeborg Elzevier in de telefilm
Man,
vrouw, hondje (Nicole van Kilsdonk, 1999). De wat lijzige dictie en het
coole charisma is tussen 1950 en 1999 nauwelijks veranderd, in zekere zin
speelde hij altijd dezelfde rol, zelfs in reclamefilms voor Heineken en
Zwitserleven. Biografie:
Herinneringen, ovatie aan het leven (Henk van der Horst, 2011). In 1986 eerden de Nederlandse Filmdagen Brusse met een
retrospectief, maar hij kreeg nooit een Gouden Kalf, zelfs geen Cultuurprijs.
In 1987 Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Vijf keer getrouwd, onder meer met
de actrices Pam Henning en Mieke Verstraete.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten