09 december 2013

Kees Brusse


88, Laren NH, 9 december, longemfyseem

Nederlands acteur en regisseur. De eerste gespecialiseerde filmacteur van Nederland wist gedurende vele decennia een breed publiek te fascineren, door zijn onderkoelde spelstijl, die brak met de traditie van het theatrale acteren in Nederlandse films. Zowel elementen van method acting als van het neorealisme kregen een plaats in zijn werk. Ook het radio- en televisiepubliek waren zeer vertrouwd met Brusse, in het radiofeuilleton In Holland staat een huis/De familie Doorsnee (geschreven door Annie M.G. Schmidt met muziek van Cor Lemaire; 1952-58) en later de door dezelfde auteurs geschreven eerste Nederlandse tv-sitcom Pension Hommeles (1957-59).
Zoon van journalist M.J. Brusse (schrijver van de verfilmde roman Boefje) en operazangeres Antje Ebes, broer van cineast Ytzen en Frankrijkcorrespondent Jan Brusse, halfbroer van journalist Peter  en beeldhouwer Mark Brusse. Debuteerde als 11-jarige in de film Merijntje Gijzen’s jeugd (naar de streekroman van A.M. de Jong; Kurt Gerron, 1936). Werd afgewezen voor de toneelschool, maar belandde via het cabaret van Wim Sonneveld en het Centraal Toneel van Cees Laseur toch bij verschillende gezelschappen, zoals de ook enige tijd door Brusse geleide Rotterdamse Comedie. Vanaf 1952 actief op televisie, vooral in de elke donderdag rechtstreeks uitgezonden toneelstukken, die bijna nooit werden geregistreerd. Eerste filmrol in de neorealistische speelfilm met documentaire elementen De dijk is dicht (Anton Koolhaas, 1950), als een jonge boer die naar het onder water staande Walcheren terugkeert. In de nog spaarzame Nederlandse films van de jaren 50 is Brusse een vaste waarde: als de onderwijzer in de eerste verfilming van Ciske de Rat (Wolfgang Staudte, 1955), als jeune premier tegenover Rijk de Gooijer in Kleren maken de man (George Jacoby, 1957), als de arts in de eerste lange kleurenfilm Jenny (Willy van Hemert, 1959) en in de geflopte komedie De zaak M.P. (Bert Haanstra, 1960). Als Haanstra zich terugtrekt als regisseur van de grote verzetsfilm De overval (1962), neemt de Britse documentairemaker Paul Rotha de klus over en verzorgt Brusse de dialoogregie, terwijl hij zelf een van de hoofdrollen speelt.
Inmiddels had Brusse al enkele korte opdrachtfilms over seksuele voorlichting geregisseerd voor Pro Juventute (jeugdbescherming), De paraplu (1956) en Het gerucht (1959) en werd hij door het Productiefonds voldoende ervaren geacht om een speelfilm helemaal alleen voor zijn rekening te nemen, de film noirachtige misdaadfilm Kermis in de regen (1962). Het werd geen groot succes, in tegenstelling tot de baanbrekende bioscoopdocumentaire Mensen van morgen (1964), waarvoor Brusse zich had laten inspireren door het Franse voorbeeld Hitler, connaîs pas (Bertrand Blier, 1962). In een klassiek uitgelichte studio vertrouwt een doorsnee van ‘de jeugd van tegenwoordig’ zielenroerselen toe aan de camera en de uitspraken worden door elkaar gesneden tot een ‘psychomontage’  die ten onrechte doet vermoeden dat ze op elkaar reageren. Brusse maakte ook de Duitse versie Menschen von Morgen (1966), maar zou sindsdien alleen nog voor televisie regisseren, zoals de door hemzelf geschreven film De verjaring (samen met Andrew Wilson, 1980), over een oud-verzetsman die wraak neemt op een oorlogsmisdadiger. Voor de rond hem geconstrueerde, zeer succesvolle serie dramatische schetsen  Mensen zoals jij en ik (Rob Herzet, 1981-85) won Brusse in 1982 de Gouden Televizierring.
Ook was hij de eerste Nederlandse commissaris Maigret (1964-65),  trad hij jarenlang op als panellid van het spelletje Wie van de drie? en maakte hij op het eind van zijn leven, toen hij jarenlang in Australië woonde, de autobiografische  low-budget documentaire Vader is zo stil tegenwoordig (2002). Brusse bleef echter ook toonaangevend in de bioscoop, waar hij aansluiting vond bij de nieuwe generatie filmmakers, de zogeheten Eerste Golf. Zo was hij de duidende zoöloog in de blockbuster over seks in de Bijlmer Blue Movie (Wim Verstappen, 1971), de patriarch in het familiedrama VD (Verstappen, 1972) en de piloot in het door tegenslagen bij de opnamen geteisterde Dakota (Verstappen, 1974).
Een van zijn beste rollen was die van een geobsedeerde huisarts in Dokter Pulder zaait papavers (naar een roman van Koolhaas; 1975). Ook was Brusse te zien als de vader van Willeke Alberti in Rooie Sien (Frans Weisz, 1975), in de korte film Verlies (Olga Madsen, 1976), in Mysteries (Paul de Lussanet, 1978), Een pak slaag (Haanstra, 1979) en de Carmiggelt-film Vroeger kon je lachen (Haanstra, 1983). Zijn laatste grote rol speelde Brusse tegenover Ingeborg Elzevier in de telefilm Man, vrouw, hondje (Nicole van Kilsdonk, 1999). De wat lijzige dictie en het coole charisma is tussen 1950 en 1999 nauwelijks veranderd, in zekere zin speelde hij altijd dezelfde rol, zelfs in reclamefilms voor Heineken en Zwitserleven. Biografie: Herinneringen, ovatie aan het leven (Henk van der Horst, 2011). In 1986 eerden de Nederlandse Filmdagen Brusse met een retrospectief, maar hij kreeg nooit een Gouden Kalf, zelfs geen Cultuurprijs. In 1987 Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Vijf keer getrouwd, onder meer met de actrices Pam Henning en Mieke Verstraete.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten