Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
Amerikaans filmactrice, pseudoniem van Elsy Steinberg. Aantrekkelijke brunette (meestal) was Miss Palmolive 1948 en contractster bij MGM en Universal. Had een belangrijke rol - als de 'andere' vrouw - in de musical Brigadoon (Vincente Minnelli, 1954) en The Rise and Fall of Legs Diamond (Budd Boetticher, 1960). Figureerde in Sailor Beware (Hal Walker, 1952) en Singin' in the Rain (Stanley Donen en Gene Kelly, 1952), officieel filmdebuut in You for Me (Don Weis, 1952). Ook in films als Everything I Have Is Yours (Robert Z. Leonard, 1952), Desperate Search (Joseph H. Lewis, 1952), Sky Full of Moon (Norman Foster, 1952), The Bad and the Beautiful (Minnelli, 1952), Code Two (Fred M. Wilcox, 1953), als Anna Boleyn in Young Bess (George Sidney, 1953), A Slight Case of Larceny (Weis, 1953), Take the High Ground! (Richard Brooks, 1953), The Adventures of Hajji Baba (Weis, 1954), The Tattered Dress (Jack Arnold, 1957), Night Passage (James Neilson, 1957), High Hell (Burt Balaban, 1958), Escort West (Francis D. Lyon, 1958), Le sette sfide/The Seven Revenges (Primo Zeglio, 1961), Most Dangerous Man Alive (Allan Dwan, 1961) en Peccati d'estate/Island Affair (Giorgio Bianchi, 1962). Had onder meer verkering met de acteurs Robert Evans en Victor Mature, tweemaal getrouwd met minder bekende partners.
Nederlands schrijver, voluit Simon Heere Heeresma. De uit de kringen van Provo voortgekomen schrijver van vitale, soms schurende romans en korte verhalen speelde een belangrijke rol in de Nederlandse filmcultuur. Er zijn weinig Nederlandse auteurs van wie het werk zo vaak verfilmd is, in een geval zelfs twee keer. Een dagje naar het strand werd door Roman Polanski bewerkt tot de Engels-Deense coproductie A Day at the Beach (Simon Hesera, 1972) en vormde de basis voor de tweede film van Theo van Gogh in 1984, met Heeresma als verteller op de geluidsband. Cruciaal voor de ontwikkeling van de Nederlandse filmindustrie was het initiatief van de debuterende producent Matthijs van Heyningen om vier verhalen van Heeresma te laten verfilmen als korte films met subsidie van het ministerie van CRM en die samen te voegen tot het avondvullende vierluik Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming (Bas van der Lecq, Ernie Damen, Guido Pieters en Nouchka van Brakel, 1975). Heeresma's enige originele filmscenario was voor de provocerende Teorema-achtige vertelling De verloedering van de Swieps (met Ramses Shaffy; Erik Terpstra, 1967). Hij probeerde ook enige tijd projecten van de grond te krijgen met regisseur Frans Weisz, hetgeen uiteindelijk alleen leidde tot een verfilming van zijn Geef die mok 'ns door Jet. Het resultaat Heb medelij, Jet (Weisz, 1975) was een flop, die de aanleiding vormde voor een breuk in de tot dan succesvolle tandem van Weisz en producent Rob du Mée. Andere films gebaseerd op werk van Heeresma zijn het middellange De antikrist (Roeland Kerbosch, 1973) en Han de Wit (Joost Ranzijn, 1990), naar respectievelijk Hip hip voor de antikrist! en Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp. In totaal dragen zeven films, als je de korte films apart telt zelfs tien, de naam van Heeresma op de titels. Vader van scenarioschrijver (voor televisie) Heere Heeresma jr.
Engels actrice. Opgeleid aan de Royal Academy of Dramatic Arts (RADA) en veel te zien in het theater en op televisie, bijvoorbeeld in The Forsyte Saga (1967), als Antonia in I, Claudius (1976) en als Miss Seymour in The Young Indiana Jones Chronicles (1992-93). Filmdebuut als verpleegster in Behind the Mask (Brian Desmond-Hurst, 1958). Speelde de Russische kosmonaute in 2001, A Space Odyssey (Stanley Kubrick, 1968) en een kleinere rol in A Clockwork Orange (Kubrick, 1971). Overige films onder meer Passport to Shame (Alvin Rakoff, 1958), Highway to Battle (Ernest Morris, 1961), Ring of Spies (Robert Tronson, 1964), A Touch of Love (Waris Hussein, 1969), weer als verpleegster in The Legacy (Richard Marquand, 1978), The Quatermass Conclusion (Piers Haggard, 1979), Prick Up Your Ears (Stephen Frears, 1987), La putain du roi/The King's Whore (Axel Corti, 1990), Mrs Dalloway (Marleen Gorris, 1997), Bright Young Things (Stephen Fry, 2003), Match Point (Woody Allen, 2004) en Scoop (Allen, 2006). Haar laatste film Mother's Milk (Gerald Fox, 2011) moet nog uitkomen.
74, West Lake Village CA, 25 juni, hersenaneurysma
Amerikaans actrice. Was prinses Sandra in de originele televisieserie Batman (1966) en een verpleegster in de klassieke sciencefictionfilm Fantastic Voyage (Richard Fleischer, 1966). Debuteerde in The Pleasure Seekers (Jean Negulesco, 1964). Ook in John Goldfarb, Please Come Home! (J. Lee Thompson, 1965) en Our Man Flint (Daniel Mann, 1966). Getrouwd met acteur Chad Everett.
Amerikaans filmactrice. Populaire kinderster in de jaren dertig, vooral beroemd door haar rol tegenover Bing Crosby in Pennies from Heaven (Norman Z. McLeod, 1936). Debuteerde als 5-jarige in de korte Charley Chase-klucht Movie Night (Lewis R. Foster, 1929). Daarna enkele korte films in de Our Gang-serie, alsmede The Rider of Death Valley (tegenover Tom Mix; Albert S. Rogell, 1932), His Greatest Gamble (John S. Robertson, 1934), Jane Eyre (Christy Cabanne, 1934), Mrs. Wiggs of the Cabbage Patch (met W.C. Fields; Norman Taurog, 1934), Keeper of the Bees (Cabanne, 1935), She Married Her Boss (Gregory LaCava, 1935), And So They Were Married (Elliott Nugent, 1936) en Life Begins with Love (Ray McCarey, 1937). Vanaf Little Miss Roughneck (Aubrey Scotto, 1938) kreeg Fellows top-billing in een reeks films van Columbia: City Streets (Rogell, 1938), The Little Adventuress (D. Ross Lederman, 1938) en drie middellange films rond het jeugdclubje The Five Little Peppers (1939-40). Ook de ster van Pride of the Blue Grass (William C. McGann, 1939), tegenover Rita Hayworth in Music of My Heart (Joseph Santley, 1940), Nobody's Children (top-billed; Charles Barton, 1940), Her First Romance (top-billed; Edward Dmytryk, 1940), Girls' Town (top-billed; Victor Halperin, 1942), Heart of the Rio Grande (tegenover Gene Autry; William Morgan, 1942), Stardust on the Sage (met Autry; Morgan, 1942) en Criminal Investigator (Jean Yarbrough, 1942). Speelde als volwassene alleen in enkele televisieseries en cameo's in Lilith (Robert Rossen, 1964) en In the Mood (Phil Alden Robinson, 1987). Getrouwd geweest met agent en producent Freddie Fields.
85, Meerle (prov. Antwerpen), 23 juni, natuurlijke dood
Nederlands filmmaker. Voormalig verzetsman uit het Brabantse Hilvarenbeek regisseerde vier lange speelfilms. Als directeur van een openluchttheater in Beetsterzwaag werd hij coscenarist van Bert Haanstra's tweede speelfilm, De zaak M.P. (1960), over de roof van een bekend Brussels beeldje. Het jaar daarna debuteerde hij zelf met de ook door hem geschreven jeugdfilm De laatste passagier (ook bekend als Kwikkie; 1961). Het was ook het debuut van de 11-jarige Edwin de Vries, tegenover zijn vader Rob. Weer twee jaar later zou de 18-jarige Jeroen Krabbé zijn eerste rolletje spelen in een film van Van der Heijden, Fietsen naar de maan (1963). Het door P. Hans Frankfurther geproduceerde verhaal van Van der Heijden over drie broers was een moedige poging om een soort van 'nouvelle vague' in Nederland te beginnen, nog voordat de eerste generatie van de Filmacademie zover was, maar de film flopte jammerlijk.
Dat gold ook voor Van der Heijdens bekendste film, Ongewijde aarde (1967), ondanks ampele publiciteit. De controverse begon met het gebruik van documentaire beelden van de begrafenis van de pastoor van zijn geboortedorp in een vertelling over het recht van zelfmoordenaars om fatsoenlijk begraven te mogen worden. De consternatie in katholiek Brabant was groot en niet alleen de katholieke filmkeuring, maar ook de Centrale Commissie voor de Filmkeuring besloot Ongewijde aarde te verbieden, wat toen betekende dat elke openbare projectie een wetsovertreding zou zijn. Het was de eerste keer dat een Nederlandse film dat lot trof. Filmcriticus van Het Parool C.B. Doolaard greep het incident aan voor een petitie om de filmkeuring af te schaffen en kreeg zijn meeste collega's mee, ook degenen van wie Van der Heijden de namen bij wijze van practical joke op de grafzerken had aangebracht.
Een herkeuring bewerkstelligde dat de film toch uitgebracht kon worden, maar de familie van pastoor De Beer wist wel in kort geding te verhinderen dat Ongewijde aarde in Tilburg te zien zou zijn. Het tweede filmkeuringsverbod, van Blue Movie (Wim Verstappen, 1971), zou de aanleiding worden tot het wijzigen van de Bioscoopwet. Producent, regisseur en scenarioschrijver Van der Heijden zette zijn carrière voort als opdrachtfilmer. vooral in Ierland, en zou nog één speelfilm maken, in België. Kasper in de onderwereld (1979), over een getroubleerde concertpianist op zoek naar zijn overleden geliefde, was gebaseerd op Hubert Lampo's magisch-realistische roman De goden moeten hun getal hebben. Een deel van de opnamen was tot stand gekomen onder regie van Jos Jacobs en Frans Buyens, die beiden hadden afgehaakt. Zes jaar na het begin van de productie draaide Van der Heijden bij en maakte van de rushes een samenhangende film. In 1997 maakte Huub van der Put voor de NPS de documentaire Jef van der Heijden - Fietser naar de maan. Daarin werd ook eerherstel bepleit voor Blauw licht (1966), een vrij onbekende, autobiografische korte speelfilm van Van der Heijden over het verzet en de nasleep voor de overlevenden. In 2006 verscheen nog een korte (video)documentaire over de filmer, Rode wijn en natte voeten van Dré Didderiëns. Overigens was niet alleen Ongewijde aarde voorwerp van pogingen om vertoning te verhinderen. Bert Haanstra en zijn erven zijn niet dol op diens eerste flop De zaak M.P. en Frankfurther en zijn erven verhinderen effectief vertoningen van Fietsen naar de maan.
Amerikaans acteur. Zijn creatie van de morsige New-Yorkse rechercheur Columbo (lieutenant, geen voornaam), die met just one more thing de meest onwaarschijnlijke misdaadmysteries wist op te lossen, hoort tot de canon van de Amerikaanse televisie. Hij speelde het personage met kauwsigaar en korte regenjas in 44 afleveringen van Columbo (1971-78), na een lange onderbreking gevolgd door 24 televisiefilms (1989-2003). Het leverde hem vijf Emmy's en een Golden Globe op. Maar hij werd ook twee jaar achter elkaar genomineerd voor een Oscar in de categorie beste mannelijke bijrol: als de gewelddadige beroepsmoordenaar Reles in Murder, Inc. (Bob Balaban en Stuart Rosenberg, 1960) en als wantrouwige gangster in Frank Capra's zwanenzang Pocketful of Miracles (1961). Misschien wel zijn beste filmrollen waren te bewonderen in twee films van zijn goede vriend John Cassavetes, Husbands (1970) en A Woman under the Influence (1974).
Falk, geboren in New York in een familie van Pools-Russische Joden, moest door een tumor op zijn derde jaar zijn rechteroog missen. De glazen remplaçant schonk hem een licht loensende blik, die zijn handelsmerk zou worden. Hij werkte aanvankelijk als scheepskok in de koopvaardij en behaalde daarna een academische graad in openbaar bestuur. Een betrekking als ambtenaar van de staat Connecticut verveelde hem, zodat hij via het amateurtoneel en een opleiding bij coach Eva le Gallienne op Broadway belandde. Na enkele televisierollen maakte hij zijn filmdebuut in Wind across the Everglades (Nicholas Ray, 1958), Tot zijn overige films behoren The Secret of the Purple Reef (William Witney, 1960), Pressure Point (Hubert Cornfield, 1962), The Balcony (naar Jean Genet; Joseph Strick, 1963), It's a Mad Mad Mad Mad World (Stanley Kramer, 1963), de Rat Pack-film Robin and the 7 Hoods (Gordon Douglas, 1964),
de Italiaans-Russische coproductie Italiani brava gente (Giuseppe de Santis, 1964), The Great Race (Blake Edwards, 1965), Penelope (Arthur Hiller, 1966), Luv (Clive Donner, 1967), Too Many Thieves (top-billed; Abner Biberman, 1967), Anzio/Lo sbarco di Anzio (Edward Dmytryk en Duilio Coletti, 1968), Machine Gun McCain/Gli intoccabili (tegenover Cassavetes; Giuliano Montaldo, 1969), Castle Keep (Sydney Pollack, 1969), Murder by Death (Robert Moore, 1976), Mikey and Nicky (top-billed tegenover Cassavetes; Elaine May, 1976),
een cameo in Opening Night (Cassavetes, 1977), de titelrol in The Cheap Detective (Moore, 1978),
The Brink's Job (top-billed; William Friedkin, 1978), The In-Laws (top-billed; Hiller, 1979), een cameo in The Great Muppet Caper (Jim Henson, 1981), ...all the Marbles/California Dolls (top-billed; Robert Aldrich, 1981), de atypische komedie Big Trouble (Cassavetes, 1986), als Amerikaanse filmster in Der Himmel über Berlin/Wings of Desire (Wim Wenders, 1987),
Happy New Year (John G. Avildsen, 1987), als voorlezende grootvader en verteller in The Princess Bride (Rob Reiner, 1987), Cookie (top-billed; Susan Seidelman, 1989), The Player (als rolmodel van Whoopi Goldberg; Robert Altman, 1992), In weiter Ferne, so nah!/Far Away So Close (Wenders, 1993), Roommates (top-billed; Peter Yates, 1995), Made (Jon Favreau, 2001), Undisputed (Walter Hill, 2002), Next (Lee Tamahori, 2007) en ten slotte als pater in American Cowslip (Mark David, 2009). Regisseerde zelf anderhalve aflevering van Columbo en schreef een andere. Getrouwd met actrice Shera Danese.
Amerikaans scenarioschrijver. Zoon van Democratisch Congreslid Leo F. Rayfiel schreef vanaf The Slender Thread (1965) grote delen van de scenario's van alle films van regisseur Sydney Pollack, maar weigerde uit bescheidenheid vaak een officiële credit. Wel op zijn naam staan Castle Keep (Pollack, 1969), Valdez Is Coming (Edwin Sherin, 1971), Three Days of the Condor (Pollack, 1975), Lipstick (Lamont Johnson, 1976), het geraffineerde en complexe La mort en direct/Death Watch (Bertrand Tavernier, 1980), 'round Midnight/Autour de minuit (Tavernier, 1986), Havana (Pollack, 1990), The Firm (naar John Grisham; Pollack, 1993), de Amerikaanse remake van Claude Sautets Les choses de la vie getiteld Intersection (Mark Rydell, 1994) en de remake van Billy Wilders Sabrina (Pollack, 1995). Onder meer getrouwd geweest met actrice Maureen Stapleton, schoonvader van acteur Eric Roberts.
Nederlands cabaretière, actrice en televisiemaker, pseudoniem van Maria Elisabeth den Hengst. Volgde een kleinkunstopleiding, speelde bij verschillende kleine toneelgezelschappen, in het cabaret Tekstpierement en in musicals van Jos Brink en Frank Sanders, alsmede de Annie Schmidt-musical Heerlijk duurt het langst (1965). Werd vooral bekend als redacteur en samensteller van sociaal geëngageerde televisieprogramma's van IKOR/IKON gedurende dertig jaar. Eervolle vermelding van de Nipkowjury voor Een spannend bestaan (1997). Twee filmrollen, als de moeder van Derek de Lint in Soldaat van Oranje (Paul Verhoeven, 1977) en in de korte film De stenen vriendin (Jindra Markus, 1983), alsmede in de tv-serie en -film Gat in de grens (Froukje Bos en Ruud Schuitemaker, 1983). Ridder in de Orde van Oranje Nassau (2010).
Amerikaans televisiemaker en acteur. Maakte deel uit van de groep die onder de naam Jackass gevaarlijke stunts uithaalde, in het gelijknamige televisieprogramma van MTV (2000-02) en in Jackass: the Movie (Jeff Tremaine, 2002), Jackass Number Two (Tremaine, 2006) en Jackass 3D (Tremaine, 2010). Bekendste van zijn strapatsen was het anaal inbrengen van een Dinky Toy. Speelde ook de hoofdrol in het deels autobiografische Haggard: The Movie (Bam Margera, 2003) en een handvol andere kleine, onafhankelijke filmproducties. Vloog met grote snelheid uit de bocht in een auto die onmiddellijk in brand vloog.
Duits regisseur en producent. Zoon van filmwetenschapper Victor Schamoni. Oogstte vooral waardering voor zijn kunstdocumentaires. Hundertwassers Regentag (1971) werd genomineerd voor een Oscar in de categorie korte documentaire, Dorothea Tanning - Insomnia (1978) kreeg een Césarnominatie in dezelfde categorie. Andere bekende documentaires van zijn hand zijn Max Ernst - Entdeckungsfahrten ins Unbewußte (1964), Maximiliana oder die widerrechtliche Ausübung der Astronomie (1966) en de lange documentaires Caspar David Friedrich - Grenzen der Zeit (1986) en Niki de Saint Phalle - Wer ist das Monster, du oder ich? (1996). De documentaire Majestät brauchen Sonne (2000) over keizer Wilhelm II werd in Nederland gecoproduceerd door Rob Houwer. Een Zilveren Beer (speciale juryprijs) won Schamoni voor zijn speelfilmdebuut Schonzeit für Füchse (1966). Zijn enige in Nederland uitgebrachte speelfilm was Frühlingssinfonie (1983), met Nastassia Kinski als pianiste Clara Wieck en rockzanger Herbert Grönemeyer als haar aanbidder, de componist Robert Schumann. Ook regisseerde Schamoni de fictiefilms Deine Zärtlichkeiten (1969), de komische western Potato Fritz (1976) en Schloß Königswald (1989). Produceerde de populaire komedie Zur Sache, Schätzchen (May Spils, 1968), alsmede Alle Jahre wieder (geregisseerd door zijn broer Ulrich Schamoni, 1967), Quartett im Bett (U. Schamoni, 1968), Daddy (Peter Whitehead en Niki de Saint Phalle, 1973), Daniel - Der Zauberer (Ulli Lommel, 2004) en veel van zijn eigen films, die hij soms tevens schreef en monteerde. Eveneens te zien als acteur in kleinere rollen. Een van de opstellers van het Oberhausener Manifest, dat in 1962 de grondslag vormde van de jonge Duitse film. Broer van de regisseurs Thomas en Ulrich Schamoni.
In Brits-Indië geboren Engels-Pakistaans acteur, voluit Mohammed Badi Uzzaman Azmi. Vooral bekend als Ali, de patiënt in het bed naast Michael Gambon in Dennis Potters klassieke televisieserie The Singing Detective (Jon Amiel, 1986). Naast veel ander tv-werk relatief kleine rollen in films als My Beautiful Laundrette (Stephen Frears, 1985), Personal Services (Terry Jones, 1987), Sammy and Rosie Get Laid (Frears, 1987), Cry Freedom (Richard Attenborough, 1987), Bellman and True (Richard Loncraine, 1987), Lebewohl, Fremde (Tevfik Baser, 1991), K2 (Franc Roddam, 1991), Son of the Pink Panther (Blake Edwards, 1993), Bhaji on the Beach (Gurinder Chadha, 1993), Brothers in Trouble (Udayan Prasad, 1995), My Son the Fanatic (Prasad, 1997), Kevin & Perry Go Large (Ed Bye, 2000), All or Nothing (Mike Leigh, 2002), Yasmin (Kenneth Glenaan, 2004), Eastern Promises (David Cronenberg, 2007) en Another Year (Leigh, 2010).
Nederlands maker van korte, abstracte animatiefilms, als regisseur en scenarioschrijver, en vaak ook cameraman, editor en producent. Autodidact volgde een Cineworkshop aan de Vrije Academie van Frans Zwartjes in Den Haag. Vanaf 1993 uitsluitend computeranimatie. Onder meer Horizontalen (1981), In Need of Space (1982), De hemel is vierkant/Square Shapes of Heaven (1985), Four Moves (1988), Nacht-Licht/Night Light (1993), Space Modulation (1994), Forest-Views (1999), Zwerk (2004) en De tijd (2008).
Amerikaans producent. Grootste verdienste naar Hollywoodmaatstaven was het tot stand brengen van Spider-Man (Sam Raimi, 2002) en de vervolgfilms Spider-Man 2 (Raimi, 2004), Spider-Man 3 (Raimi, 2007) en de nog uit te brengen revitalisering van de cyclus (in haar woorden: "een re-boot") The Amazing Spider-Man (Marc Webb, 2012). De strip van Stan Lee was al eerder de inspiratie geweest van verschillende televisieseries en videogames, maar het succes van de trilogie van Raimi was toch nog onverwacht groot. Ziskin had eerder vooral gescoord als executive producer van hits als Pretty Woman (Garry Marshall, 1990) en As Good As It Gets (James L. Brooks, 1997). Haar eerste eigen filmproductie was Murphy's Romance (Martin Ritt, 1985), gevolgd door onder meer No Way Out (Roger Donaldson, 1987), D.O.A, (Annabel Jankel en Rocky Morton, 1988), Everybody's All-American (Taylor Hackford, 1988), The Doctor (Randa Haines, 1991), To Die For (Gus Van Sant, 1995) en Stealth (Rob Cohen, 2005). Bij haar producties What about Bob? (Frank Oz, 1991) en Hero (Stephen Frears, 1992) tekende ze tevens voor het oorspronkelijke scenario, beide keren samen met haar latere echtgenoot, scenarist Alvin Sargent. Ook produceerde ze de door Whoopi Goldberg gepresenteerde 74ste Oscaruitreiking (2002) en de door Ellen De Generes gepresenteerde 79ste editie (2007). Ziskin was zeker niet de enige of belangrijkste vrouwelijke producent in Hollywood, maar was wel een pionier in het haar nek uitsteken uit om andere vrouwen kansen te geven, als regisseur of Oscarpresentator. Ze was ook enige tijd president van Fox 2000, een gespecialiseerde afdeling van 20th Century Fox die onder haar leiding gewaagde titels voortbracht als The Thin Red Line (Terrence Malick, 1998) en Fight Club (David Fincher, 1999).
Zweeds cameraman, voluit Erling Gunnar Fischer. Was de vaste cameraman van Ingmar Bergman totdat deze begin jaren zestig definitief voor Sven Nykvist koos. Twaalf van de grote zwart-witfilms van Bergman staan op naam van Fischer, zoals De glimlach van een zomernacht/Sommarnattens leende (1955), Het zevende zegel/Det sjunde inseglet (1957) en Wilde aardbeien/Smultronstället (1957). Klassiek waren de dodendans op de heuvel en de schaakscène in Het zevende zegel. In die laatste episode leken er twee zonnen aan de hemel te staan. Toen Fischer gevraagd werd naar de logica daarvan, antwoordde hij: "Als je kunt accepteren dat een ridder op het strand met de Dood schaakt, hoef je geen moeite te hebben met twee zonnen". Fischer was cruciaal voor de ontwikkeling van Bergmans visuele stijl. Hun intensieve samenwerking begon bij Bergmans vijfde film Port of Call/Hamnstad (1948) en werd gecontinueerd voor de films Thirst/Törst (1949), To Joy/Till glädje (1950), This Can't Happen Here/Sånt händer inte här (1950), Summer Interlude/Sommarlek (1951), Secrets of Women/Kvinnors väntan (1952), Een zomer met Monika/Sommaren med Monika (1953), Het gezicht/Ansiktet (1958) en Het oog van de duivel/Djavulens öga (1960). Fischer debuteerde als camera-assistent in 1935 en als zelfstandig cameraman met Det är min musik (Börje Larsson, 1942). Zijn leermeester bij Svensk Filmindustri was Julius Jaenzon, de cameraman van beide Zweedse maestro's uit de stille periode, Mauritz Stiller en Victor Sjöström. Tot Fischers overige films behoren Natt i hamn (tevens scenario; Hampe Faustman, 1943), Two People/Två människor (Carl Th. Dreyer, 1945), Soldat Bom (Lars-Eric Kjellgren, 1948), Gabrielle (Hasse Ekman, 1954), Swinging at the Castle/Det svänger på slottet (Alf Kjellin, 1959), de Brits-Zweedse coproductie Two Living, One Dead (Anthony Asquith, 1961), The Boy in the Tree/Pojken i trädet (Arne Sucksdorff, 1961), The Pleasure Garden/Lustgården (geschreven door Bergman; Kjellin, 1961), Pan/Kort är sommaren (naar Knut Hamsun; Bjarne Henning-Jensen, 1962), 491 (Vilgot Sjöman, 1964) en Ola & Julia (Jan Halldoff, 1967). Fischer schreef, regisseerde en draaide de korte film Djävulens instrument (1965).
78, Liverpool (Nova Scotia), 8 juni, natuurlijke dood
Canadees acteur en theaterdocent. Veelbelovend jong acteur in Engeland brak zijn filmcarrière af om theaterdocent te worden aan de University of South Florida, vanaf 1974 als hoogleraar. Speelde de dubbele titelrol in The Two Faces of Dr. Jekyll (Terence Fisher, 1961). Ook in films als Orders to Kill (Anthony Asquith, 1958), Sapphire (Basil Dearden, 1959), Libel (Asquith, 1959), The Rebel (Robert Day, 1961), Raising the Wind (Gerald Thomas, 1961) en The Pot Carriers (Peter Graham Scott, 1962). Later gastrollen op tv en in de film Sam & Me (Deepa Mehta, 1991).
Schots regisseur. Begon als assistent van de acht jaar jongere Ken Loach bij televisiefilms voor de BBC als het veelbesproken Cathy Come Home (1966). Ging daarna zelf voor televisie regisseren, zoals de goed ontvangen Schotse gevangenisfilm A Sense of Freedom (1979). Eerste film voor de bioscoop was One Brief Summer (1970). Hij verwierf een reputatie als maker van thrillers met een realistisch karakter, met name The Long Good Friday (1980), een gangstervertelling met Bob Hoskins, Helen Mirren en Pierce Brosnan. Ook de schoolthriller Unman, Wittering and Zigo (1971) verwierf cultstatus. Tot Mackenzies overige films behoren Made (1972), The Honorary Consul (naar Graham Greene; 1983), The Fourth Protocol (met Brosnan en Michael Caine; 1987) en in Amerika The Last of the Finest/Blue Heat (1990) en Ruby (1992) met Danny Aiello als de moordenaar van Lee Harvey Oswald. Zijn laatste film was de Frans-Brits-Duitse misdaadfilm Quicksand (2003), met Caine en Michael Keaton.
Spaans (scenario)schrijver en politicus. Bij het Nederlandse publiek vooral bekend door zijn optreden in het VPRO-programma Nauwgezet en wanhopig (1989), waarin hij interviewer Wim Kayzer vertelde over zijn bewogen leven. Zoon van een liberaal en republikeins politicus kwam na de overwinning van Franco in de Burgeroorlog in Frankrijk terecht. Werd daar gearresteerd door de Gestapo en belandde in het concentratiekamp Buchenwald. Werkte na de oorlog onder meer als vertaler voor de UNESCO en beijverde zich als lid van de Spaanse communistische partij (tot 1964) voor de val van het fascistische regime. Later zou hij onder de socialistische premier Felipe González minister van Cultuur worden (1988-91). Schreef voornamelijk in het Frans veelal autobiografische boeken, maar ook een dozijn filmscenario's. De meest succesvolle was de politieke thriller over het Griekse kolonelsregime Z (Costa-Gavras, 1969), dat hem zijn tweede Oscarnominatie bezorgde, na La guerre est finie (Alain Resnais, 1966), waarin Yves Montand een communistische Spaanse balling speelde.
Vervolgens bewerkte Semprún een boek van Artur London over de vervolging van een uit de gratie gevallen politicus in Tsjecho-Slowakije tot L'aveu (Costa-Gavras, 1970). Ook schreef hij mee aan L'attentat (Yves Boisset, 1972) over de moord op Ben-Barka, alsmede de oplichterskomedie Stavisky... (Resnais, 1974), Section spéciale (Costa-Gavras, 1975), de dialogen van Une femme à sa fenêtre (Pierre Granier-Deferre, 1976), het zeer autobiografische Les routes du Sud (weer met Montand; Joseph Losey, 1978) en samen met vier anderen K (Alexandre Arcady, 1997). Zijn roman Netchaïev est de retour vormde de basis voor de gelijknamige film (Jacques Deray, 1991). In 1974 regisseerde hij de lange documentaire Les deux mémoires.
Frans acteur. Twee keer genomineerd voor een César als beste mannelijke bijrol, in La discrète (Christian Vincent, 1991) en Rois et reine (Arnaud Desplechin, 2005). Zijn bedachtzame, doorleefde trekken staan echter het best in de herinnering door de vele rollen in films van zijn zoon, undergroundregisseur Philippe Garrel: de korte films Les enfants désaccordés (1964) en Droit de visite (1965) en de lange speelfilms Anémone (1967), Marie pour mémoire (1968), Un ange passe (1974), Liberté la nuit (1984), Les baisers de secours (1989), Le coeur fantôme (1995), Sauvage innocence (2001) en Les amants réguliers (2005). Maakte een bescheiden filmdebuut in Du rififi chez les femmes (Alex Joffé, 1958). Voorts onder meer in Adieu Philippine (Jacques Rozier, 1960), Fortunat (Joffé, 1960), Le combat dans l'île (Alain Cavalier, 1961), À cause d'une femme (Michel Deville, 1962), het onvoltooide L'enfer (Henri-Georges Clouzot, 1964), L'insoumis (Cavalier, 1964), La peau douce (François Truffaut, 1964), Un homme de trop (Costa-Gavras, 1966), La mariée était en noir (Truffaut, 1967), Le pacha (Georges Lautner, 1967), La maison des Bories (Jacques Doniol-Valcroze, 1969), Un aller simple (José Giovanni, 1970), L'an 01 (Jacques Doillon, 1972), L'héritier (Philippe Labro, 1972), NADA (Claude Chabrol, 1973), Merry go-round (Jacques Rivette, 1977), Édith et Marcel (Claude Lelouch, 1983), Un coeur en hiver (Claude Sautet, 1991), Hors saison (Daniel Schmid, 1992), Alors voilà (Michel Piccoli, 1997), Artémisia (Agnés Merlet, 1997) en Son frère (Patrice Chéreau, 2003).
Engels actrice en politiek activist, pseudoniem van Miriam Samuels. Vertolkster van de rol van een militante shop steward in de televisieserie The Rag Trade (1961-63 en 1977-78) was ook in werkelijkheid actief in de acteursvakbond en bij voorbeeld politieke bewegingen tegen fascisme en atoombewapening. Naast theater- en televisierollen speelde ze kleine rollen in een groot aantal films, met name als de door Malcolm McDowell met een phallus aangevallen Catlady in A Clockwork Orange (Stanley Kubrick, 1971). Bescheiden filmdebuut tussen de sterren van The Goon Show in Down among the Z Men (Maclean Rogers, 1952). Voorts onder meer in The Deep Blue Sea (Anatole Litvak, 1955), Carve Her Name with Pride (Lewis Gilbert, 1958), Room at the Top (Jack Clayton, 1959), The Entertainer (Tony Richardson, 1960), The Millionairess (Anthony Asquith, 1960), Hand in Hand (Phlip Leacock, 1961), On the Fiddle/Operation Snafu (Cyril Frankel, 1961), The Phantom of the Opera (Terence Fisher, 1962), I Thank a Fool (Robert Stevens, 1962), The Small World of Sammy Lee (Ken Hughes, 1963), Heavens Above! (John en Roy Boulting, 1963), Mahler (Ken Russell, 1974), Utz (George Sluizer, 1992), Incognito (John Badham, 1997), The Man Who Cried (Sally Potter, 2000), Children of Men (Alfonso Cuarón, 2006) en Flashbacks of a Fool (Baillie Walsh, 2008).
Amerikaans televisie- en filmacteur, eigenlijk James King Aurness/ Broer van acteur Peter Graves. Ontleent zijn grootste faam als de ster van de immens populaire westernserie Gunsmoke (1955-75). Daarvoor diverse keren in filmwesterns tegenspeler van John Wayne, die de jonge acteur min of meer protegeerde. Filmdebuut in The Farmer's Daughter (H. C. Potter, 1947). Daarna in films als Battleground (William A. Wellman, 1949), Wagon Master (John Ford, 1950), Two Lost Worlds (top-billed; Norman Dawn, 1951), de titelrol in The Thing from Another World (Christian Nyby, 1951), Iron Man (Joseph Pevney, 1951), The People against O'Hara (John Sturges, 1951), Carbine Williams (Richard Thorpe, 1952), The Girl in White (Sturges, 1952), Big Jim McLain (met Wayne; Edward Ludwig, 1952), Hellgate (Charles Marquis Warren, 1952), Horizons West (Budd Boetticher, 1952), The Lone Hand (George Sherman, 1953), Island in the Sky (met Wayne; Wellman, 1953), Hondo (met Wayne; John Farrow, 1953), Them! (Gordon Douglas, 1954), Her Twelve Men (Robert Z. Leonard, 1954), Many Rivers to Cross (Roy Rowland, 1955), The Sea Chase (met Wayne; Farrow, 1955), The First Traveling Saleslady (Arthur Lubin, 1956), Gun the Man Down (top-billed; Andrew V. McLaglen, 1956) en een gastrol in de Bob Hope-klucht Alias Jesse James (Norman Z. McLeod, 1959). Getrouwd geweest met actrice Virginia Chapman.
Engels regisseur en scenarioschrijver, voluit Patrick Douglas Selmes Jackson. Kreeg grootste bekendheid door een semi-documentaire in Technicolor, Western Approaches (1944), waarin onder moeilijke omstandigheden samen met cameraman Jack Cardiff de slag om de Atlantische Oceaan tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gereconstrueerd. Begon als productie-assistent in de General Post Office documentairegroep van John Grierson, waar regisseur Harry Watt zijn mentor was. Debuteerde als zelfstandig documentaireregisseur met The First Days (1940). Een regiecontract na de oorlog bij MGM in Hollywood resulteerde in slechts één film, Shadow on the Wall (1950). Had daarna wel in Engeland succes met de speelfilm White Corridors/Mensen in het wit (met Googie Withers; 1951). Tot zijn overige films behoren een episode in het drieluik naar W. Somerset Maugham Encore (1952), Something Money Can't Buy (1952), de Ealing-komedie The Feminine Touch (1956), The Birthday Present (1957), Virgin Island (met Sydney Poitier en John Cassavetes; 1959),Snowball (1960), de horrorkomedie What a Carve Up! (1961)
en B-films als Don't Talk to Strange Men (1962), Seventy Deadly Pills (1964) en King Arthur: The Young Warlord (samen met Sidney Hayers, 1975).