29 maart 2012

Luke Askew

80, Lake Oswego OR, 29 maart, natuurlijke dood

Amerikaans filmacteur. Speelde veelal slechteriken, bijvoorbeeld als de ‘vreemdeling op de snelweg’ in Easy Rider (Dennis Hopper, 1969) of als de vervaarlijke Automatic Slim in Rolling Thunder (John Flynn, 1977). Wordt wel beschouwd als een van de eerste Hollywoodacteurs met lang haar. Debuut in Hurry Sundown (Otto Preminger, 1967). Onder veel meer in The Happening (Elliot Silverstein, 1967), Cool Hand Luke (Stuart Rosenberg, 1967), Will Penny (Tom Gries, 1968), The Devil’s Brigade (Andrew V. McLaglen, 1968), The Green Berets (Ray Kellogg en John Wayne, 1968), top-billed in La notte dei serpenti/Nest of Vipers (Giulio Petroni, 1969),

als hippieleider in Angel Unchained (Lee Madden, 1970), The Culpepper Cattle Co. (Dick Richards, 1972), als Jim Younger in The Great Northfield Minnesota Raid (Phil Kaufman, 1972), The Magnificent Seven Ride! (George McGowan, 1972), Pat Garrett and Billy the Kid (Sam Peckinpah, 1973), Posse (Kirk Douglas, 1975), Walking Tall Part II (Earl Bellamy, 1975), Wanda Nevada (Peter Fonda, 1979), Bulletproof (Steve Carver, 1988), The Newton Boys (Richard Linklater, 1998), de tv-film Vendetta (Nicholas Meyer, 1999), Frailty (Bill Paxton, 2001), The Greatest Game Ever Played (Paxton, 2005) en als de perfide polygamist Hollis Greene in de tv-serie Big Love (2007-10).

28 maart 2012

Neil Travis

75, Arroyo Grande CA, 28 maart, natuurlijke dood

Amerikaans editor. Won een Oscar voor de montage van Dances with Wolves (Kevin Costner, 1990), die hij terug sneed van een ruwe versie van ruim vijf uur naar 181 minuten. Emmy voor de miniserie Roots (1977).

Na verschillende assistentschappen, bijvoorbeeld van Thomas Stanford bij Hell in the Pacific (John Boorman, 1968), zelfstandig montagedebuut met The Traveling Executioner (Jack Smight, 1970). Voorts onder meer The Cowboys (Mark Rydell, 1972), Jaws 2 (Jeannot Szwarc, 1978), Hot Stuff (Dom DeLuise, 1979), The Idolmaker (Taylor Hackford, 1980), Cujo (Lewis Teague, 1983), The Philadelphia Experiment (Stewart Raffill, 1984), Marie (Roger Donaldson, 1985), No Way Out (Donaldson, 1987), Cocktail (Donaldson, 1988), Deceived (Damian Harris, 1991), Patriot Games (Phillip Noyce, 1992), Bopha! (Morgan Freeman, 1993), Clear and Present Danger (Noyce, 1994), Outbreak (Wolfgang Petersen, 1995), The Edge (Lee Tamahori, 1997), Stepmom (Chris Columbus, 1998), Bicentennial Man (Columbus, 1999). Along Came a Spider (Tamahori, 2001), The Sum of All Fears (Phil Alden Robinson, 2002), Terminator 3: Rise of the Machines (Jonathan Mostow, 2003) en Premonition (Mennan Yapo, 2007). Werkte opvallend vaak met Nieuw-Zeelandse en Australische regisseurs en aan films waarin zijn goede vriend Morgan Freeman speelde.

27 maart 2012

Warren Stevens

92, Sherman Oaks CA, 27 maart, longziekte

Amerikaans acteur. Vooral in sciencefiction, bijvoorbeeld als een arts in Forbidden Planet (Fred M. Wilcox, 1956), ook veel televisie. Officieel filmdebuut onder contract bij 20th Century-Fox in The Frogmen (Lloyd Bacon, 1951), gevolgd door onder meer in Mr. Belvedere Rings the Bell (Henry Koster, 1951), Red Skies of Montana (Joseph M. Newman, 1952), Phone Call from a Stranger (Jean Negulesco, 1952), Deadline – U.S.A. (Samuel Fuller, 1952) en The I Don’t Care Girl (Bacon, 1953). Eerste grotere rol in een onafhankelijke productie: Shark River (John Rawlins, 1953). Voorts in Gorilla at Large (Harmon Jones, 1954), The Barefoot Contessa (Joseph L. Mankiewicz, 1954), Black Tuesday (Hugo Fregonese, 1954), Women’s Prison (Lewis Seiler, 1955), The Man from Bitter Ridge (Jack Arnold, 1955), Robbers’ Roost (Sidney Salkow, 1955), Duel on the Mississippi (William Castle, 1955), The Price of Fear (Abner Biberman, 1956), On the Threshold of Space (Robert D. Webb, 1956), Accused of Murder (Joseph Kane, 1956), Man or Gun (Albert C. Gannaway, 1958), Hot Spell (Daniel Mann, 1958), The Case against Brooklyn (Paul Wendkos, 1958), Intent to Kill (Jack Cardiff, 1958), No Name on the Bullet (Arnold, 1959), eindelijk top-billed in Stagecoach to Dancers’ Rock (Earl Bellamy, 1962), 40 Pounds of Trouble (Norman Jewison, 1962), Cyborg 2087 (Franklin Adreon, 1966), Madame X (David Lowell Rich, 1966), Gunpoint (Bellamy, 1966), An American Dream (Robert Gist, 1966), Madigan (Don Siegel, 1968), The Sweet Ride (Harvey Hart, 1968), The Student Body (top-billed; Gus Trikonis, 1976), Stroker Ace (Hal Needham, 1983) en Carts (Chris Cashman, 2007). Goede vriend van Gregory Peck.

24 maart 2012

Tonino Guerra

92, Santarcangelo di Romagna (prov. Rimini), 21 maart, natuurlijke dood

Italiaans (scenario)schrijver. Een van de grote schrijvers voor de naoorlogse Europese auteurscinema. Wie denkt dat Amarcord (Federico Fellini, 1973) geheel is opgebouwd uit persoonlijke herinneringen van de regisseur aan zijn jeugd in Rimini, rekent buiten diens coscenarist Tonino Guerra, die een paar kilometer verderop werd geboren, in Santarcangelo di Romagna. Guerra kreeg er de laatste van drie Oscarnominaties voor, na Casanova ’70 (Mario Monicelli, 1965) en Blowup (Michelangelo Antononi, 1966).

Het was de eerste samenwerking met Guerra’s oude vriend Fellini, maar ook in hun latere films E la nave va (1983) en Ginger e Fred (1986) zit veel nostalgie naar de Romagna in de fascistische periode. Guerra schreef zijn eerste gedichten in dialect, toen hij in een Duits kamp voor politieke gevangenen zat. Na de oorlog werd hij onderwijzer en trok in 1952 naar Rome, waar hij bevriend raakte met de latere regisseur Elio Petri. Ze kregen de opdracht om research te doen naar wolven in de Abruzzen, hetgeen resulteerde in Guerra’s eerste geproduceerd script, Uomini e lupi (met Silvana Mangano en Yves Montand; Giuseppe de Santis en Leopoldo Savona, 1957). Er zouden ruim honderd films volgen, waarvan de bekendste wellicht die van Antonioni zouden worden: de trilogie L’avventura (1960), La notte (1961) en L’eclisse (1962),

gevolgd door Il deserto rosso (1964), Zabriskie Point (1970), Il mistero di Oberwald (1981), Identificazione di una donna (1982), Al di delle nuvole/Beyond the Clouds (1995) en een episode van Eros (2004). Behalve met Fellini en Antonioni had Guerra ook een trouwe relatie met Theo Angelopoulos, die hem “mijn psychoanalyticus gedurende twintig jaar” noemde. Hun eerste film Taxidi sti Kythira/Voyage en Cythère (1984) won de scenarioprijs in Cannes,

daarna schreef Guerra voor de iets eerder overleden Griekse meester O melissokomos/The Beekeeper (1986), Topio stin omichli/Landscape in the Mist (1988), To meteora vima tou pelargou/The Suspended Step of the Stork (1991), To vlemma tou Odyssea/UlyssesGaze (1995), Gouden Palmwinnaar Mia ainiotita kai mia mera/L’éternité et un jour (1998), Trilogia: to livadi pou dakryzei/The Weeping Meadow (2001) en Trilogia II: I skoni tou chronou/The Dust of Time (2008). Tot de bekendste overige films die Guerra schreef behoren L’assassino (Petri, 1961),

La noia (naar Alberto Moravia; Damiano Damiani, 1963), Matrimonio all’Italiana/Marriage Italian Style (Vittorio de Sica, 1964), Le fate (episode van Monicelli, 1966), C’era una volta…/Cinderella Italian Style (Francesco Rosi, 1967), I girasoli/Sunflower (De Sica, 1970), Uomini contro (Rosi, 1970), Gouden Palmwinnaar Il caso Mattei (Rosi, 1972), Lucky Luciano (Rosi, 1973), Cadaveri eccellenti (Rosi, 1976), Caro Michele (Monicelli, 1976), Un papillon sur l’épaule (Jacques Deray, 1978), Cristo si è fermato a Eboli (naar Carlo Levi; Rosi, 1979), Tre fratelli (Rosi, 1981), Nostalghia (Andrei Tarkovski, 1983),

Carmen (Rosi, 1984), Kaos (naar Luigi Pirandello; Paolo en Vittorio Taviani, 1984), Cronaca di una morte annunciata/Kroniek van een aangekondigde dood (naar Gabriel García Márquez; Rosi, 1987), Good Morning Babilonia (Taviani’s, 1987), Il frullo del passero (Gianfranco Mingozzi, 1988), Dimenticare Palermo (Rosi, 1990), Il sole anche di notte (naar Leo Tolstoj; Taviani’s, 1990), Stanno tutti bene (Giuseppe Tornatore, 1990), Golem, le jardin pétrifié (Amos Gitaj, 1993) en La tregua/The Truce (naar Primo Levi; Rosi, 1997). Hoofdpersoon van de documentaire Tonino Guerra: A Poet in the Movies (Nicola Tranquillino, 2008).

22 maart 2012

Maarten de Vos

70, Amsterdam?, 22 maart, ziekte van Alzheimer (?)

Nederlands sportjournalist, marketeer en filmmaker. Redacteur van dagblad De Tijd schreef in 1971, in de hoogtijdagen van Ajax, het succesvolle non-fictieboek De Ajacieden. Vervolgens was De Vos de regisseur en scenarioschrijver van het documentaire portret Nummer 14 Johan Cruijff, geproduceerd door Cruijffs zaakwaarnemer en schoonvader Cor Coster. De aandacht was zo overweldigend dat de film in 1973 zelfs in de bioscoop belandde. In wezen was het niet meer dan een lang interview en veel actiebeelden van Cruijff in slow motion, begeleid door hemelse muziek van Tonny Eyk (Une chanson pour Milan). Korte tijd later richtte De Vos met Coster Inter Football op, een bureau dat pionier was op het gebied van sportmarketing en onder  meer de uitvinding van de skybox kon claimen.

21 maart 2012

Robert Fuest

84, Londen, 21 maart, natuurlijke dood

Engels regisseur, scenarioschrijver en art director. Aanvankelijk art director en copywriter. Zijn ontwerpen leverden een belangrijke bijdrage aan het succes van de televisieserie The Avengers/De wrekers (1961-69), waarvan Fuest ook een aantal afleveringen regisseerde. Na een onopvallend bioscoopdebuut als regisseur van de lowbudget sixties komedie Just Like a Woman (tevens scenario; 1967), waren het de producenten van The Avengers, Brian Clemens en Albert Fennell, die Fuest de regie toevertrouwden van hun eerste film voor het grote doek, de thriller And Soon the Darkness (1970) over twee belaagde vrouwelijke fietstoeristen in Frankrijk. Datzelfde jaar maakte Fuest voor American International Pictures een grote kostuumfilm, Wuthering Heights (1970) met Timothy Dalton als Heathcliff.

Het succes van die film leidde tot twee horrorfilms voor AIP met Vincent Price, The Abominable Dr. Phibes (1971) en Dr. Phibes Rises Again (tevens scenario; 1972). Daarna regisseerde Fuest The Final Programme (tevens scenario; 1973), het satanistische The Devil’s Rain (1975), de televisiefilm Revenge of the Stepford Wives (1980) en een vrije, erotische bewerking van Pierre Louys’ roman Aphrodite (1982).

19 maart 2012

Ulu Grosbard

83, New York, 19 maart, natuurlijke dood

 

Oorspronkelijk Belgisch theater- en filmregisseur, eigenlijk Israel Grosbard. Zoon van een diamantslijper in Antwerpen, vluchtte in 1943 met zijn ouders via Spanje en Cuba naar de Verenigde Staten (1948). Studeerde kunst aan de universiteit van Chicago en drama op Yale. Vanaf 1957 Broadwayregisseur. Regisseerde ook enkele films, die zich onderscheidden door de kwaliteit van het acteren en een geraffineerde, bijna Europese toon. Aanvankelijk assistent-regisseur bij West Side Story (Robert Wise en Jerome Robbins, 1960), Splendor in the Grass (Elia Kazan, 1961), The Hustler (Robert Rossen, 1961) en The Miracle Worker (Arthur Penn, 1962). Zelfstandig regiedebuut met de verfilming van Frank D. Gilroys toneelstuk The Subject Was Roses (1968), waarvoor bijrolacteur Jack Albertson een Oscar won. Ook Patricia Neal en Martin Sheen waren te bewonderen in dit verhaal over de familieproblemen van een oorlogsveteraan. Daarna regisseerde Grosbard Dustin Hoffman in Who Is Harry Kellerman and Why Is He Saying Those Terrible Things about Me? (tevens productie; 1971), weer Hoffman in het reclasseringsdrama Straight Time (1978), Robert De Niro en Robert Duvall in de religieuze thriller True Confessions (1981),

De Niro en Meryl Streep als liefdespaar in Falling in Love (1984), Jennifer Jason Leigh en de voor een Oscar genomineerde Mare Winningham in het mooie verhaal over twee zusters Georgia (tevens productie; 1995) en Michelle Pfeiffer, Treat Williams en Whoopi Goldberg in The Deep End of the Ocean (1999).

14 maart 2012

Pierre Schoendoerffer

83, Clamart (dep. Hauts-de-Seine), 14 maart, gevolgen van een chirurgische ingreep

Frans regisseur, cameraman, scenarist en producent. Hoewel zijn films niet of nauwelijks in Nederland te zien zijn geweest, was Schoendoerffer in eigen land een held, in zekere zin letterlijk, door zijn oorlogsverleden, waar hij in de tweede helft van zijn carrière ook nadrukkelijk in films aan refereerde. Na een loopbaan als matroos op een vrachtschip en bij de infanterie nam hij in 1952 dienst als cameraman van de legerfilmdienst in Indochina. Werd gevangen genomen door wat toen nog ‘de nationalisten’ heette, bij de slag om Dien Bien Phu en in 1955 gedemobiliseerd, maar bleef in Vietnam werken als oorlogscorrespondent. Een jaar later regisseert hij in Afghanistan zijn eerste speelfilm La passe du diable (samen met Jacques Dupont, 1958), naar een scenario van verzetsauteur Joseph Kessel. Het zou ook de eerste worden van een reeks samenwerkingen met producent Georges de Beauregard en cameraman Raoul Coutard, zoals de twee verfilmingen van boeken van Pierre Loti, Ramuntcho (1959) en Pêcheur d’Islande (1959). Met het toenemen van de Amerikaanse betrokkenheid bij Vietnam ging Schoendoerffer weer meer tijd besteden aan journalistiek werk. Zijn documentaire La section Anderson/The Anderson Platoon (1967) volgde een Amerikaans peloton gedurende zes weken en won de Oscar voor beste lange documentaire.

In 1965 won Schoendoerffer de scenarioprijs in Cannes voor de verfilming van zijn eigen roman La 317ème section (Schoendoerffer, 1965), over een Frans peloton, vernederd bij Dien Bien Phu.

Zijn film over een andere militaire episode, Le crabe-tambour (1977), werd voor twee Césars genomineerd: beste film en regie. Voorts maakte hij het veteranendrama Objectif: 500 millions (1966), L’honneur d’un capitaine (1982) over marteldilemma’s in de Algerijnse oorlog en het concluderende epos Diên Biên Phú (1992). Laatste film: Là-haut, un roi au-dessus des nuages (2003). Zijn boek L’adieu au roi over een Amerikaanse krijgsgevangene op Borneo werd een Hollywoodfilm met Nick Nolte: Farewell to the King (John Milius, 1989). Hoofdpersoon van de documentaire Pierre Schoendoerffer, la sentinelle de la mémoire (Rapahël Millet, 2011). Vader van regisseur Frédéric en acteur Ludovic Schoendoerffer.

13 maart 2012

Michel Duchaussoy

73, Parijs, 13 maart, hartaanval

Frans acteur. Bewonderd en bekroond acteur van de Comédie Française speelde in film vaak ondersteunende rollen. Opmerkelijk als de vader op zoek naar de man die zijn kind doodreed in Que la bête meure (top-billed; Claude Chabrol, 1969). Césarnominatie voor beste mannelijke bijrol in Milou en mai (Louis Malle, 1990).

Figureerde in The Longest Day (Ken Annakin, Andrew Marton en Bernhard Wicki, 1962), officieel filmdebuut in Jeu de massacre (Alain Jessua, 1967). Verder onder meer in La femme infidèle (als de politieman; Chabrol, 1969), Bye bye, Barbara (Michel Deville, 1969), La rupture (Chabrol, 1970), Ils (top-billed; Jean-Daniel Simon, 1970), Aussi loin que l’amour (top-billed; Frédéric Rossif, 1971), Le grand blond avec une chaussure noire (Yves Robert, 1972),Traitement de choc (Jessua, 1973), Nada (Chabrol, 1974), La jeune fille assassinée (Roger Vadim, 1974), Femmes femmes (Paul Vecchiali, 1974), Le retour du grand blond (Robert, 1974), L’homme pressé (Édouard Molinaro, 1977), Un oursin dans la poche (Pascal Thomas, 1977), Je te tiens, tu me tiens par la barbichette (Jean Yanne, 1979), Fort Saganne (Alain Corneau, 1984), Le môme (Corneau, 1986), als keizer Napoleon III in Bernadette (Jean Delannoy, 1988), La vie et rien d’autre (Bertrand Tavernier, 1989), Cache cash (top-billed; Claude Pinoteau, 1994), als de gevangenisdirecteur in La veuve de Saint-Pierre (Patrice Leconte, 2000), Amen. (Costa-Gavras, 2002), Confidences trop intimes (Leconte, 2004), Le cadeau d’Elena (top-billed; Frédéric Graziani, 2004), La demoiselle d’honneur (als clochard; Chabrol, 2004), L’instinct de mort/Mesrine: Killer Instinct (als de vader van Mesrine; Jean-François Richet, 2008) en het vervolg L’ennemi public n(Richet, 2008), Mères et filles (Julie Lopes-Curval, 2009), Persécution (Patrice Chéreau, 2009), Elle s’appelait Sarah/Sarah’s Key/Haar naam was Sarah (Gilles Paquet-Brenner, 2010) en als het dorpshoofd Abraracourcix in het nog uit te brengen Astérix et Obélix: Au service de sa majesté (Laurent Tirard, 2012). Dubde de stem van Marlon Brando in de Frans nagesynchroniseerde versie van The Godfather (Francis Ford Coppola, 1972). Gescheiden van actrice Isabelle de Funès, een nichtje van Louis.

11 maart 2012

Faith Brook

90, Londen, 11 maart, natuurlijke dood

 

Engels actrice, dochter van het acteursechtpaar Clive Brook en Mildred Evelyn. Aan de Royal Academy of Dramatic Arts (RADA) opgeleid, overwegend theateractrice. Maakte als 19-jarige jaar filmdebuut met een klein rolletje in Suspicion (Alfred Hitchcock, 1941). Ook in films als Jungle Book (Zoltan Korda, 1942), Uneasy Terms (Vernon Sewell, 1948), Wicked As They Come (Ken Hughes, 1956), The Intimate Stranger (Alec C. Snowden en Joseph Losey alias Joseph Walton, 1956), Across the Bridge (Ken Annakin, 1957), Man in the Shadow (Montgomery Tully, 1957), Chase a Crooked Shadow (Michael Anderson, 1958), de eerste remake van The 39 Steps (Ralph Thomas, 1959), The Heroes of Telemark (Anthony Mann, 1965), To Sir, with Love (James Clavell, 1967), als de minister-president in ffolkes/North Sea Hijack (Andrew V. McLaglen, 1979), The Sea Wolves (McLaglen, 1980), Eye of the Needle (Richard Marquand, 1981), The Razor’s Edge (John Byrum, 1984), Mrs. Dalloway (Marleen Gorris, 1997) en AKA (Duncan Roy, 2002).

10 maart 2012

Moebius

73, Parijs, 10 maart, kanker

 

Frans striptekenaar, ontwerper en scenarioschrijver. Publiceerde ook vaak onder zijn echte naam, Jean Giraud of als Gir. Toonaangevend auteur van fantasy-strips in het Franse blad Métal Hurlant en de Amerikaanse evenknie Heavy Metal. Werd nog beroemder door zijn ontwerpen voor de monsters in Alien (Ridley Scott, 1979). Had ook veel invloed op het werk van regisseur-producent Luc Besson, het meest expliciet in Le cinquième élément/The Fifth Element (Besson, 1997).

Ontwierp ook voor de animatiefilm Les maîtres du temps/Masters of Time (tevens scenario; René Laloux, 1982), de Disneyproductie TRON (Steven Lisberger, 1982), Masters of the Universe (met Dolph Lundgren als He-Man; Gary Goddard, 1987), Willow (Ron Howard, 1988), Little Nemo: Adventures in Slumberland (tevens scenario; Masami Hata en William T. Hurtz, 1989), The Abyss (James Cameron, 1989) en Space Jam (Joe Pytka, 1996). Ook schreef hij een segment van de animatiefilm Heavy Metal (Gerald Potterton, 1989). Zijn bekendste strip werd verfilmd als Blueberry (Jan Kounen, 2004). Ook vormden zijn strips de inspiratie voor de Chinees-Amerikaanse animatiefilm Thru the Moebius Strip (tevens coproductie en production design; Glenn Chaika, 2005). Regisseerde en schreef de tv-serie Arzak Rhapsody (2003) en de korte film La planète encore (samen met Geoffrey Niquet, 2010).

Erico Menczer

85, Rome, 10 maart, natuurlijke dood

In het huidige Kroatië geboren Italiaans cameraman, eigenlijk Eric Meczer. Kwam in 1945 naar Italië en werd assistent van cameraman Gianni di Venanzo. Operateur van verschillende films van Michelangelo Antonioni. Draaide de documentaire Piccolo cabotaggio pittorico (Aglauco Casadio, 1952), die een Gouden Leeuw won in Venetië. Debuut als DoP met Il federale (Luciano Salce, 1961). In totaal verantwoordelijk voor het beeld van meer dan honderd films, waaronder L’oro di Roma (Carlo Lizzani, 1961), Le ore dell’amore (Salce, 1963),  I fuorilegge del matrimonio/Outlaws of Marriage (Valentino Orsini, Paolo en Vittorio Taviani, 1963), La vita agra (Lizzani, 1964), Operazione San Pietro (Lucio Fulci, 1967), Machine Gun McCain/Gli intoccabili (Giuliano Montaldo, 1969),

Vedo nudo (Dino Risi, 1969), Beatrice Cenci/Perversion Story (Fulci, 1969), The Cat O’Nine Tails/Il gatto a nove code (Dario Argento, 1971), Het monster staat op de voorpagina/Sbatti il mostro in prima pagina (Marco Bellocchio, 1972), White Fang/Zanna bianca (Fulci, 1973), Fantozzi (Salce, 1975) en Holocaust 2000 (Alberto de Martino, 1977).

07 maart 2012

Pierre Tornade

82, Rambouillet (dep. Yvelines), 7 maart, gevolgen van een val

 

Frans komisch bijrolacteur, pseudoniem van Pierre Tournadre. Opmerkelijke verschijning met grote snor en accent van het departement Corrèze. Was de vaste stem van Obelix, bekend ook door tv-series als Thierry la Fronde/Thierry de slingeraar (1964-66) en Nestor Burma (1991-98). Ook in films als (zeer kleine selectie) Les truands (met Eddie Constantine; Carlo Rim, 1957), Nina (Jean Boyer, 1959), Allez France! (Robert Dhéry en Pierre Tchernia, 1964), tegenover Louis de Funès in Le grand restaurant (Jacques Besnard, 1966), Tendre voyou (Jean Becker, 1966), Le plus vieux métier du monde/Het oudste beroep ter wereld (episode Philippe de Broca, 1967), als vuurtorenwachter in Le petit baigneur (met De Funès; Dhéry, 1968), Le tatoué (met De Funès; Denys de la Patellière, 1968), Le diable par la queue (De Broca, 1969), Mais est donc passée la 7ème compagnie? (Robert Lamoureux, 1973), als de vader van Isabelle Huppert in Dupont Lajoie (Yves Boisset, 1975), Opération Lady Marlène (Lamoureux, 1975), Adieu, poulet (Pierre Granier-Deferre, 1975), On a retrouvé la 7ème compagnie! (Lamoureux, 1975), Arrête ton charbidasse! (Michel Gérard, 1977), als de vader van Gérard Depardieu in Fort Saganne (Alain Corneau, 1984), het Franse avontuur van Dieter Hallervorden Didi auf vollen Touren (Wigbert Wicker, 1986) en Les Gauloises blondes (top-billed; Jean Jabely, 1988).

Ravi

86, Mumbai, 7 maart, na een lange ziekte

Indiaas componist, voluit Ravi Shankar Sharma, ook wel bekend als Bombay Ravi. Won twee keer de Filmfare Award voor beste muzikale leiding: Gharana (S. S. Vasan, 1961) en Khandan (A. Bhimsingh, 1965). Nog twee nominaties in dezelfde categorie, voor Full Moon/Chaudhvin ka chand (M. Sadiq, 1961) en Two Bodies/Do badan (Raj Khosla, 1966). Zijn laatste film was het Malayalam gesproken Mayookham (T. Hariharan, 2005). Een liedje dat hij schreef voor een van zijn eerste films, Narsi bhagat (Devendra Goel, 1957), komt voor in Slumdog Millionaire (Danny Boyle, 2008). Niet te verwarren met de sitarspeler en componist Pandit Ravi Shankar.

Félicien Marceau

98, Parijs, 7 maart, natuurlijke dood

 

Oorspronkelijk Belgisch (toneel)schrijver en scenarist, pseudoniem van Louis Carette. Verkreeg in 1960 de Franse nationaliteit, na in zijn geboorteland te zijn veroordeeld wegens (rexistische) collaboratie met de Duitse bezetter. Trad in 1975 toe tot de Académie Française. Zijn bekendste toneelstuk, L’oeuf, werd twee keer verfilmd: voor de bioscoop met Guy Bedos in de hoofdrol (Jean Herman, 1973) en voor televisie met Michel Duchaussoy (Yves-André Hubert, 1980). Op de planken was het ook een hit in Nederland als Het ei (Nederlandse Comedie; 1968), met Guus Oster. Andere verfilmde werken waren de roman Trois de perdues als het Deense Tre piger i Paris (Gabriel Axel, 1963), het toneelstuk La bonne soupe (met Annie Girardot; Robert Thomas, 1964), de roman Creezy als La race des ‘seigneurs’ (met Alain Delon; Pierre Granier-Deferre, 1974) en het met de Prix Goncourt bekroonde Le corps de mon ennemi (met Jean-Paul Belmondo; Henri Verneuil, 1976). Zelf schreef Marceau dialogen voor I tre ladri (met Totò; Lionello de Felice, 1955) en scenario’s voor La française et l’amour (episode L’enfance, Henri Decoin, 1960), Une blonde comme ça (naar James Hadley Chase; Jean Jabely, 1962) en Les sept péchés capitaux/De zeven hoofdzonden (episoden van Claude Chabrol en Roger Vadim, 1962). Jurylid in Cannes (1970). Getrouwd met actrice Bianca della Corte.

05 maart 2012

Robert B. Sherman

86, Londen, 5 maart, natuurlijke dood

 

Amerikaans songwriter. Zoon van Tin Pan Alleycomponist Al Sherman. Vormde met zijn jongere broer Richard M. Sherman een duo dat gezamenlijk zowel de muziek als de tekst schreef voor een groot aantal liedjes, in het bijzonder voor Disney-films. Ze wonnen twee Oscars, voor Chim Chim Cheree en de hele songscore van de musical Mary Poppins (Robert Stevenson, 1964), die voorts onder meer bestaat uit klassiekers als Supercalifragilisticexpialidocious  en A Spoonful of Sugar.

Het duo zou daarna nog zeven keer genomineerd worden voor een Oscar: het liedje The Age of Not Believing en de hele songscore van Bedknobs and Broomsticks/Heksen en bezemstelen (Stevenson, 1971) plus bijdragen aan niet-Disneyfilms, te weten de titelsong van Chitty Chitty Bang Bang (Ken Hughes, 1968), de songscore van Tom Sawyer (tevens scenario; Don Taylor, 1973), de song The Slipper and the Rose Waltz en de songscore van The Slipper and the Rose (tevens scenario; Bryan Forbes, 1976) en de song When You’re Loved uit The Magic of Lassie (tevens scenario; Don Chaffey, 1978). Tot hun bekendste werk voor Disney behoort het liedje It’s a Small World After All, dat oorspronkelijk geschreven werd voor de wereldtentoonstelling van New York (1964), maar nog steeds prominent te horen valt in alle Disney-attractieparken. Ook schreven ze een nieuwe score voor The Jungle Book (Wolfgang Reitherman, 1967), nadat de originele songs van Terry Gilkyson waren afgekeurd wegens een te sombere toon, met uitzondering van The Bare Necessities.

Voorts voor Disney de liedjes in The Parent Trap (David Swift, 1961),  Medfield Fight Song in The AbsentMinded Professor/Flubber (Stevenson, 1961), Summer Magic (James Neilson, 1963), alle liedjes in The Sword in the Stone/Merlijn de tovenaar (Reitherman, 1964), de titelsong van That Darn Cat! (Stevenson, 1965) en The Gnome-Mobile (Stevenson, 1967), alle liedjes van The Happiest Millionaire (Norman Tokar, 1967), de meeste liedjes van The AristoCats (Reitherman, 1970) en The Many Adventures of Winnie the Pooh (Reitherman en John Lounsbery, 1977), The Tigger Movie/Teigetjes film (Jun Falkenstein, 2000) en Piglet’s Big Movie/Knorretjes grote film (Francis Glebas, 2003).

Buiten Disney om schreef het duo onder meer songs voor Hound-Dog Man (met popidool Fabian; Don Siegel, 1959), Snoopy Come Home (Bill Melendez, 1972), Charlotte’s Web (Charles A. Nichols en Iwao Takamoto, 1973), Huckleberry Finn (tevens scenario; J. Lee Thompson, 1974) en Little Nemo: Adventures in Slumberland (Masami Hata en William T. Hurtz, 1989). Hun hit You’re Sixteen maakte in 1960 korte tijd een ster van zanger Johnny Burnette en zou later in vele films terugkeren, bijvoorbeeld American Graffiti (George Lucas, 1973) en Smile (Michael Ritchie, 1975). Robert Bernard Sherman en Richard Morton Sherman waren de hoofdpersonen van de documentaire The Boys: The Sherman Brothers’ Story (2009), geregisseerd door Roberts zoon Jeff en Richards zoon Gregory V. Sherman. Woonde sinds 2002 in Engeland.

03 maart 2012

Ralph McQuarrie

82, Berkeley, 3 maart, natuurlijke dood

 

Amerikaans ontwerper. Won een Oscar voor de visual effects in Cocoon (Ron Howard, 1985), waar hij op de credits stond als ‘conceptual artist’ en vooral verantwoordelijk was voor het uiterlijk van de aliens. Leverde ook essentiële bijdragen aan de eerste Star Wars-trilogie: Episode IV: A New Hope (George Lucas, 1977), Episode V: The Empire Strikes Back (Irvin Kershner, 1980) en Episode VI: Return of the Jedi (Christian Marquand, 1983). Ontwierp voor Star Wars onder meer de Dark Star, de planeet Hoth en het uiterlijk van Darth Vader, Chewbacca, R2-D2 en C-3PO. Werkte oorspronkelijk als ontwerper voor vliegtuigfabriek Boeing. Verantwoordelijk voor het moederschip in Close Encounters of the Third Kind (Steven Spielberg, 1977). Werkte voorts onder meer aan het uiterlijk van films als Raiders of the Lost Ark (Spielberg, 1981), het ruimteschip in E.T. – The Extra-Terrestrial (Spielberg, 1982), Star Trek IV: The Voyage Home (Leonard Nimoy, 1986), *batteries not included (Matthew Robbins, 1987) en Nightbreed (Clive Barker, 1990), alsmede de tv-serie Battlestar Galactica (1978-79).

Gérard Rinaldi

69, Briis-sous-Forges (dep. Essonne), 3 maart, lymfeklierkanker

Frans rockmuzikant, komiek en (stem)acteur. Oorspronkelijk klarinettist en saxofonist, lid van popgroepen als Les Rebelles en Les Problèmes (de begeleidingsgroep van rockster Antoine). Die laatste groep zou evolueren tot les Charlots, een muzikaal gezelschap dat zich steeds meer ging toeleggen op het maken van filmkluchten, die in eigen land immens succesvol waren. Charlot is de naam waaronder Charlie Chaplin in het Frans bekendstaat. Ze debuteerden als vijf rugbyspelers in La Grande Java (Philippe Clair, 1970). Cameraman Claude Zidi regisseerde de meeste volgende films van les Charlots, totdat hij zelf met nog beroemder komieken (Belmondo, Richard) aan de slag kon: Les bidasses en folie (Zidi, 1971), Les fous du stade (Zidi, 1972), Les Charlots font l’Espagne (Jean Girault, 1972), Le Grand Bazar (Zidi, 1973), Les quatre Charlots mousquetaires (André Hunebelle, 1973), Les bidasses s’en vont en guerre (Zidi, 1974), Bons baisers de Hong Kong (Yvan Chiffre, 1975), Et vive la liberté! (Serge Korber, 1978), Les Charlots en délire (Alain Basnier, 1979), Les Charlots contre Dracula (Jean-Pierre Desagnat, 1980), Le retour des bidasses en folie (Michel Vocoret, 1982) en Charlots connection (Jean Couturier, 1983). Rinaldi had minder succes als soloacteur, in films als La vie dissolue de Gérard Floque (Georges Lautner, 1986), Descente aux enfers (Francis Girod, 1986), de historische voetbalsupportersfilm Forza Roma/Al centro dell’area di rigore (Bruno Garbuglia en Roberto Ivan Orano, 1996) en Quelqu’un de bien (Patrick Timsit, 2002). Wel zeer actief gebleven op televisie en als stemacteur. Zo sprak hij verschillende personages in van The Simpsons en in bioscoopfilms meermalen John Malkovich en Jeroen Krabbé in The Fugitive (Andrew Davis, 1993).

Leonardo Cimino

93, Woodstock NY, 3 maart, longziekte COPD

 

Amerikaans bijrolacteur. Vaak te zien als sluwe maffioso, arts of als geestelijke, maar ook meerdere malen als Joodse overlevende van de concentratiekampen. In zijn jeugd ook als danser actief. Filmdebuut als 43-jarige in Mad Dog Coll (Burt Balaban, 1961). Onder meer in Cotton Comes to Harlem (Ossie Davis, 1970), The Man in the Glass Booth (Arthur Hiller, 1975), Hide in Plain Sight (James Caan, 1980), als de psychiater in Stardust Memories (Woody Allen, 1980), Amityville II: The Possession (Damiano Damiani, 1982), als de paus in Monsignor (Frank Perry, 1982), Dune (David Lynch, 1984), als ‘enge Duitse kerel’ in The Monster Squad (Fred Dekker, 1987), Moonstruck (Norman Jewison, 1987), Q & A (Sidney Lumet, 1990), The Freshman (Andrew Bergman, 1990), als kardinaal in Hudson Hawk (Michael Lehmann, 1991), Household Saints (Nancy Savoca, 1993), Waterworld (Kevin Reynolds, 1995), Cradle Will Rock (Tim Robbins, 1999), Made (Jon Favreau, 2001) en Before the Devil Knows You’re Dead (Lumet, 2007). Voor zover bekend geen familie van regisseur Michael Cimino.