29 oktober 2013

Graham Stark


91, Londen, 29 oktober, beroerte

Engels acteur, fotograaf en gelegenheidsregisseur. Aangever van komieken als Peter Sellers, Spike Milligan, Benny Hill en Eric Sykes, behoorde tot de originele cast van het populaire radioprogramma The Goon Show (1952-60), dat uitmondde in films als Down among the Z Men (Maclean Rogers, 1952) en het korte The Super Secret Service (Charles W. Green, 1953). Debuteerde als figurant (piccolo) in Spy in Black/De zwarte spion (Michael Powell, 1939), eerste echte rol in Emergency Call (Lewis Gilbert, 1952).  Vaak als butler, postbode, ober of beambte. Speelde onder veel meer in zes Pink Panther-films tegenover zijn goede vriend Sellers: A Shot in the Dark/Inspecteur Clouseau slaat weer toe (Blake Edwards, 1964), The Return of the Pink Panther (Edwards, 1975), The Pink Panther Strikes Again (Edwards, 1976), Revenge of the Pink Panther (Edwards, 1978), Trail of the Pink Panther (Edwards, 1982) en Curse of the Pink Panther (Edwards, 1983), en tegenover Roberto Benigni in Son of the Pink Panther (Edwards, 1993). Ook opvallend als empathische busconducteur in Alfie (Gilbert, 1966). Voorts onder meer in Inn for Trouble (C.M. Pennington-Richards, 1960), de voor een Oscar genomineerde korte film The Running Jumping & Standing Still Film (Sellers en Richard Lester, 1960),
als butler in The Millionairess (Anthony Asquith, 1960), A Weekend with Lulu (John Paddy Carstairs, 1961), Watch It, Sailor! (Wolf Rilla, 1961), On the Fiddle (Cyril Frankel, 1961), Only Two Can Play (Sidney Glliat, 1962), The Wrong Arm of the Law (Cliff Owen, 1963), The Mouse on the Moon (Lester, 1963), Lancelot and Guinevere (Cornel Wilde, 1963), Guns at Batasi (John Guillermin, 1964), Those Magnificent Men in Their Flying Machines/Die knotsgekke kerels in hun vliegende kratten (Ken Annakin, 1965), The Wrong Box (Bryan Forbes, 1966), het Cliff Richard-vehikel Finders Keepers (Sidney Hayers, 1966), het middellange The Plank (Sykes, 1967), Rocket to the Moon (Don Sharp, 1967), Casino Royale (Val Guest, Ken Hughes, Joseph McGrath, John Huston en Robert Parrish, 1967), Salt and Pepper (Richard Donner, 1968), The Magic Christian (McGrath, 1969), de korte film Rhubarb (Sykes, 1969),
Start the Revolution without Me (Bud Yorkin, 1970), Doctor in Trouble (Ralph Thomas, 1970), de eerste verfilming van Heere Heeresma’s A Day at the Beach (Simon Hesera, 1972), als nar in Crossed Swords/The Prince and the Pauper (Richard Fleischer, 1977), Let’s Get Laid (James Kenelm Clarke, 1978), The Prisoner of Zenda (Richard Quine, 1979), top-billed in There Goes the Bride (Terry Marcel, 1980), The Sea Wolves (Andrew V. McLaglen, 1980), Hawk the Slayer (Marcel, 1980), als ober in Victor Victoria (Edwards, 1982), Superman III (Lester, 1983), Bloodbath at the House of Death (Ray Cameron, 1984), als butler in Blind Date (Edwards, 1987) en The Incredible Adventures of Marco Polo (George Erschbamer, 1998). Regisseerde de korte film Simon Simon (tevens scenario en hoofdrol; 1970) en het zevenluik The Magnificent Seven Deadly Sins (1971). Getrouwd met actrice Audrey Nicholson.


27 oktober 2013

Lou Reed


71, Southampton NY, 27 oktober, complicaties van een levertransplantatie

Amerikaans rockmuzikant, zanger, songwriter en gelegenheidsacteur, eigenlijk Lewis Alan Reed. Formeerde samen met John Cale in 1967 de invloedrijke rockgroep The Velvet Underground, met de legendarische Nico (pseudoniem van Christa Päffgen) als zangeres. Maakte deel uit van de entourage van Andy Warhol, die Reed protegeerde; zijn latere soloalbum Songs for Drella (1990) was geheel gewijd aan Warhol. Solo maakte Reed klassieke albums als Transformer (1972) en Berlin (1973), waarvan nummers werden gebruikt op vele soundtracks van films, van Berlin Alexanderplatz tot Trainspotting. Zijn grootste hit Walk on the Wild Side was net als de gelijknamige film (Edward Dmytryk, 1962) gebaseerd op een roman van Nelson Algren over de hoerenbuurt van New Orleans, maar in feite eveneens een hommage aan Warhols Factory. Zelf maakte Reed zijn acteerdebuut in de Paul Simon-film One-Trick Pony (Robert M. Young, 1980). Ook was hij te zien in Get Crazy (Allan Arkush, 1983), top-billed als “man met vreemde bril” in Blue in the Face (Wayne Wang en Paul Auster, 1995), met een cameo als “Not Lou Reed” in Lulu on the Bridge (Auster, 1998) en als zichzelf in onder meer Screen Test #1-4 (Warhol, 1965-66),
The Velvet Underground and Nico (Warhol, 1966), Diaries Notes and Sketches (Jonas Mekas, 1969), Scenes from the Life of Andy Warhol: Friendships and Intersections (Mekas, 1982), The Secret Policeman’s Third Ball (Ken O’Neill, 1987), Permanent Record (Marisa Silver, 1988), Superstar: The Life and Times of Andy Warhol (Chuck Workman, 1990), Damned in the U.S.A. (Paul Yule, 1992), In weiter Ferne, so nah!/Far Away, So Close! (Wim Wenders, 1993), Nico Icon (Susanne Ofteringer, 1995), Prozac Nation (Erik Skjoldbj
ærg, 2001), The Soul of a Man (Wenders, 2003), de concertfilm Berlin (Julian Schnabel, 2007), en Palermo Shooting (Wenders, 2008). Reed regisseerde de korte documentaire Red Shirley (2010), waarin hij zijn nicht Shirley Novick interviewt vlak voor haar 100ste verjaardag. Getrouwd met zangeres, muzikant en kunstenaar Laurie Anderson.

Luigi Magni


85, Rome, 27 oktober, natuurlijke dood

Italiaans regisseur en scenarioschrijver. Aanvankelijk toneelschrijver en scenarist. Debuteerde in 1968 als regisseur met de komedie Faustina. Zou vooral thema’s behandelen uit de geschiedenis van de stad Rome. Buiten Italië veel minder bekend, met als halve uitzondering zijn grootste succes In nome del papa re (1977), dat zich afspeelt tijdens de strijd tussen Garibaldi en de paus, en die drie David di Donatello-prijzen zou winnen: beste film, scenario en acteur (Nino Manfredi). Regisseerde voorts onder meer Nell’anno del signore (met Manfredi en Ugo Tognazzi; 1969) over liberale revolutie van 1825, Scipione anche detto l’Africano (met Marcello Mastroianni als Scipio en Vittorio Gassman als Cato; 1971), La Tosca (met Monica Vitti; 1973),
een episode van Signore e signori, buonanotte (1976), Arrivano i bersaglieri (1980), de wonderlijke musical over Ignatius van Loyola en Don Flippo Neri State buoni… se potete (1983),  Secondo Ponzio Pilato (1987), ‘O re (met Giancarlo Giannini en Ornella Muti als koningspaar in ballingschap; 1989), In nome del popolo sovrano (1990) en La carbonara (2000). Schreef behalve zijn eigen films onder meer Tempo di villeggiatura (Antonio Racioppi, 1956), de dialogen van La cambiale (Camillo Mastrocinque, 1959), La mandragola (Alberto Lattuada, 1965), de biopic El Greco (met Mel Ferrer als de schilder; Luciano Salce, 1966), de episode van Salce in Le fate (1966), Non faccio la guerra, faccio l’amore (Franco Rossi, 1966), Madamigella di Maupin (Mauro Bolognini, 1966), Le streghe (episode van Rossi; 1967), La cintura di castità (Pasquale Festa Campanile, 1967), La ragazza con la pistola (Mario Monicelli, 1968) en de dialogen van Per grazia ricevuta (Manfredi, 1971). Getrouwd met kostuum- en decorontwerpster Lucia Mirisola.

25 oktober 2013

Amparo Soler Leal


80, Barcelona, 25 oktober, natuurlijke dood

Spaans actrice. Dochter van acteurs Milagros Leal en Salvador Soler Marí stond al vanaf haar dertiende op de planken. Prestigieus toneelspeelster, die haar eigen toneelgezelschap formeerde en later vooral in films en televisieproducties speelde. Filmdebuut in Puebla de las mujeres (Antonio del Amo, 1953), eerste internationale aandacht door haar hoofdrol tegenover Maurice Ronet in Amador (Francisco Regueiro, 1966), vertoond in Cannes in de Semaine de la Critique. Kenmerkend voor het oeuvre van drie regisseurs: aanvankelijk José María Forqué (vooral komedies), daarna Luis García Berlanga en Pilar Miró. Onder meer in Usted puede ser un asesino (Forqué, 1961), het voor een Oscar genomineerde en in Cannes in competitie vertoonde Plácido (Berlanga, 1961),

Vuelve San Valentín (Fernando Palacios, 1962), La gran familia (Palacios en Rafael J. Salvia, 1962), als non in La becerrada (Forqué, 1963), Las que tienen que servir (Forqué, 1967), Un diablo bajo la almohada/A Devil under the Pillow (tegenover Ronet en Ingrid Thulin; Forqué, 1968), Estudio amueblado 2.P. (Forqué, 1969), El bosque del lobo (Pedro Olea, 1970), Le charme discret de la bourgeoisie (Luis Buñuel, 1972), El amor del capitán Brando (competitie Berlijn; Jaime de Armiñan, 1974), Grandeur nature (Berlanga, 1974), La adúltera (top-billed; Roberto Bodegas, 1975),  Jo, papá (De Armiñan, 1975), Vuelve, querida Nati (top-billed; Forqué, 1976), Mi hija Hildegart (top-billed; Fernando Fernán Gómez, 1977),
La escopeta nacional/National Shotgun (Berlanga, 1978), El crimen de Cuenca (competitie Berlijn, top-billed; Miró, 1980),
 Gary Cooper, que estás en los cielos (Miró, 1980), Patrimonio nacional (Berlanga, 1981), Hablamos esta noche (Miró, 1982), Nacional III (Berlanga, 1982), Bearn o la sala de las muñecas (Jaime Chávarri, 1983), Las bicicletas son para el verano (top-billed; Chávarri, 1984), ¿Que he hecho yo para merecer esto!!/What Have I Done to Deserve This? (Pedro Almodóvar, 1984), La vaquilla (Berlanga, 1985), de Catalaanse Henry James-verfilming Els papers d’Aspern (Jordi Cadena, 1985), Todos a la cárcel (Berlanga, 1993), París Tombuctú (Berlanga, 1999) en Janis et John (Samuel Benchetrit, 2003). Gescheiden van acteur Adolfo Marsillach, weduwe van producent Alfredo Matas.




Nigel Davenport


85, Engeland, 25 oktober, natuurlijke dood

Engels acteur. Film was in feite slechts een nevenactiviteit voor de in Oxford opgeleide toneelspeler Davenport. Hij behoorde in 1956 tot de oprichters van de English Stage Company (ESC) at the Royal Court en was voorzitter van de acteursvakbond Equity (1986-92). Maar de nevenactiviteit resulteerde wel in een imposante filmografie, die slechts zelden een hoofdrol vermeldt. Het meest opvallend waren wellicht de politiebrigadier in Peeping Tom (Michael Powell, 1960) en de hertog van Norfolk in A Man for All Seasons (Fred Zinnemann, 1966). Debuut met klein rolletje in Look Back in Anger (Tony Richardson, 1959). Voorts onder meer in The Entertainer/De humorist (Richardson, 1960), top-billed in het Edgar Wallace-avontuur Return to Sender (Gordon Hales, 1963), In the Cool of the Day (Robert Stevens, 1963), Ladies Who Do (C.M. Pennington-Richards, 1963), Bitter Harvest (Peter Graham Scott, 1963), The Third Secret (Charles Crichton, 1964), Where the Spies Are (Val Guest, 1965), A High Wind in Jamaica (Alexander Mackendrick, 1965), Sands of the Kalahari (Cy Endfield, 1965), Life at the Top (Ted Kotcheff, 1965), Sebastian (David Greene, 1968), Play Dirty (André De Toth, 1969),
Sinful Davey (John Huston, 1969), The Royal Hunt of the Sun (Irving Lerner, 1969), The Virgin Soldiers (John Dexter, 1969),  The Mind of Mr. Soames (Alan Cooke, 1970), No Blade of Grass (top-billed; Cornel Wilde, 1970), The Last Valley (James Clavell, 1971), Villain (Michael Tuchner, 1971), Mary, Queen of Scots (Charles Jarrott, 1971), de leeuwenfilm Living Free (top-billed; Jack Couffer, 1972), aks CIA-man in L’attentat (Yves Boisset, 1972), als premiejager in Charley-One_Eye (Don Chaffey, 1973), de sciencefictionfilm over mieren Phase IV (Saul Bass, 1974), het Zuid-Afrikaanse Death of a Snowman (top-billed; Christopher Rowley, 1976),
Stand Up, Virgin Soldiers (Norman Cohen, 1977), The Island of Dr. Moreau (Don Taylor, 1977), Zulu Dawn (Douglas Hickox, 1979), Chariots of Fire (Hugh Hudson, 1981), tegenover Sylvester Stallone en Rutger Hauer in Nighthawks (Bruce Malmuth, 1981), het Nieuw-Zeelandse Strata (top-billed; Geoff Steven, 1983), Greystoke: The Legend of Tarzan, Lord of the Apes (Hudson, 1984), Caravaggio (Derek Jarman, 1986), de komische Sherlock Homes-variatie Without a Clue (Thom E. Eberhardt, 1988), het Chinees-Japanse Yapian zhanzheng/The Opium War (Jin Xie, 1997) en tegenover Jackie Chan en Owen Wilson in Shanghai Knights (David Dobkin, 2003). Gescheiden van actrice Maria Aitken, vader van actrice Laura en acteur Jack Davenport.

Hal Needham


82, Los Angeles, 25 oktober, kanker

Amerikaans regisseur, actiecoördinator en stuntman. Legendarische stuntman die aan zo’n 300 films en televisieproducties een bijdrage leverde en talloze technische vernieuwingen introduceerde. Kreeg daarvoor in het jaar van zijn overlijden een oeuvre-Oscar uitgereikt. Was ook stuntcoördinator, Second Unit-regisseur en regisseur van enkele commercieel zeer succesvolle series van komische actiefilms, met name zijn debuut Smokey and the Bandit (1977) met een sequel in 1980 en vier spin-offs voor televisie in 1994, alle geregisseerd door Needham.
Dat gold ook voor die andere serie, de door een scala aan sterren bevolkte, door de Hongkongse filmstudio Golden Harvest geproduceerde racefilm The Cannonball Run (1981) en de gelijknamige sequel (1984). Voor regie en scenario van The Cannonball Run II kreeg Needham een Razzie-nominatie voor de slechtste prestatie van het jaar, net als eerder voor de regie van Megaforce (1982) en Stroker Ace (1983). De hoogst gewaardeerde film van Needham was Hooper (1978), over een oudere stuntman.
Hij schreef niet het scenario, maar kon er natuurlijk wel veel van zijn eigen ervaringen in kwijt, net als in The Villain/Cactus Jack (1979), een western vol archetypes uit de stille film. Kirk Douglas speelt de titelrol, Arnold Schwarzenegger is de Knappe Vreemdeling. Meestal was Burt Reynolds Needhams alter ego, maar niet in zijn laatste twee, vrijwel onopgemerkt gebleven films, Rad (1986) en Body Slam (1986). Voordat Needham de succesvolle regisseur en best betaalde stuntman werd, bleef zijn naam onzichtbaar voor het publiek, ook al kreeg hij in het verlengde van zijn stunts ook wel eens een kleine sprekende rol, bij voorbeeld in The War Wagon (Burt Kennedy, 1967), The Devil’s Brigade (Andrew V. McLaglen, 1968), Sometimes a Great Notion/Never Give an Inch (Paul Newman, 1970), One More Train to Rob (McLaglen, 1971), The Culpepper Cattle Co. (Dick Richards, 1972), W.W. and the Dixie Dancekings (John G. Avildsen, 1975), Jackson County Jail (Michael Miller, 1976) en de tv-serie Charlie’s Angels (1976-77). Zijn eerste film als stuntman was The Spirit of St. Louis (over vliegenier Charles Lindbergh; Billy Wilder, 1957), de eerste officiële credit kreeg hij voor het aanzienlijk minder ambitieuze Paratroop Command (William Witney, 1959). Debuut als actiecoördinator in de western The Rare Breed (McLaglen, 1966). Second Unitregisseur van White Lightning (met Reynolds; Joseph Sargent, 1973), The Longest Yard/The Mean Machine (met Reynolds; Robert Aldrich, 1974), Take a Hard Ride (Antonio Margheriti. 1975), Gator (Reynolds, 1976) en Rough Cut (met Reynolds; Don Siegel, 1980). Needham plaatste eens een advertentie in de vakbladen, die de negatieve recensies van een van zijn films citeerde naast een tekening van een op hem lijkende figuur die een kruiwagen vol geld naar de bank rijdt. Kenmerkend was zijn gewoonte om naast de eindcredits bloopers te laten zien, misschien wel Needhams meest permanente invloed op de film- en televisiegeschiedenis.

24 oktober 2013

Antonia Bird


62, Londen, 24 oktober, schildklierkanker

Engels regisseur en producent. Maakte de overgang van toneelregie naar televisie en film, waar ze haar naam vestigde met vaak maatschappelijk geëngageerde kwaliteitsproducties. Geboren in een theaterfamilie (vader acteur, moeder zakelijk leider). Begon zelf te regisseren in de jaren 70, toen ook in Engeland progressieve idealen de theaterwereld inspireerden. Werd door de BBC gevraagd in 1985 zeventien afleveringen van de proletarische soap EastEnders te regisseren. Maakte indruk met de vijfdelige serie The Men’s Room (naar Ann Oakleys feministische roman; 1991) en won een BAFTA voor de tv-film Safe (1993) over een groep dakloze jongeren.
Een van hen werd gespeeld door haar favoriete acteur Robert Carlyle, met wie ze later de productiemaatschappij 4WayPictures zou oprichten (de andere twee partners waren criticus Mark Cousins en romanschrijver Irvine Welsh). Haar door de BBC geproduceerde bioscoopdebuut Priest (scenario Jimmy McGovern; 1994) deed veel stof opwaaien door de thematiek van een conservatieve, homoseksuele geestelijke (Linus Roache), geconfronteerd met seksueel misbruik van kinderen.
Het succes van die film leidde tot een ongemakkelijke Hollywoodopdracht, de romantische komedie Mad Love (met Chris O’Donnell en Drew Barrymore; 1995). Terug in Engeland volgden de misdaadfilm Face (1997) en het in Tsjechië gedraaide Ravenous (1999), een intelligente horrorfilm over kannibalisme. Sindsdien alleen televisie, waaronder de eerste vier afleveringen van de serie The Village (2013). Getrouwd met televisie-editor Ian Ilett.

19 oktober 2013

Noel Harrison


79, Exeter, 19 oktober, hartaanval

Engels zanger, acteur en skiër. Zoon van acteur Rex Harrison kwam voor Groot-Brittannië uit op de reuzenslalom tijdens de Olympische Winterspelen van 1952 en 1956. Zingt op de soundtrack van The Thomas Crown Affair (Norman Jewison, 1968) de met een Oscar bekroonde titelsong The Windmills of Your Mind van Michel Legrand en Alan en Marilyn Bergman. Had eerder een hit met A Young Girl of Sixteen (1965), naar Charles Aznavour en gecoverd door Boudewijn de Groot. Woonde vanaf 1965 in de Verenigde Staten, tussen 1972 en einde van de jaren 90 in Canada, daarna in Devon. Had een hoofdrol in de tv-serie The Girl from UNCLE (1966-67) en andere tv-series.
Ook enkele rollen in theatermusicals. Films: The Best of Enemies/I due nemici (Guy Hamilton, 1962), Hot Enough for June (Ralph Thomas, 1964), The Amorous Adventures of Moll Flanders (Terence Young, 1965), Where the Spies Are (Val Guest, 1965), Take a Girl Like You (Jonathan Miller, 1970), Power (Sidney Lumet, 1986), Déjà vu (Henry Jaglom, 1997) en The Murder in the China Basin (Norman Gerard, 1999). Vader van actrices Kathryn en Harriet en acteur Simon Harrison.

16 oktober 2013

Ed Lauter


72, Los Angeles, 16 oktober, longvlieskanker

Amerikaans acteur. Veelal te zien als heavy, zoals de angstaanjagende schurk in een bijrol wel werd aangeduid, maar ook als militair of bewaker. Vaak tegenover Charles Bronson. Wellicht bekendste rol als de aanvoerder van het bewakersteam in The Longest Yard/The Mean Machine (Robert Aldrich, 1974) en een bijbehorende cameo in de gelijknamige remake (Peter Segal, 2005). Debuteerde na een studie Engelse taal- en letterkunde en een carrière als stand-up komiek met een rolletje in de western The Magnificent Seven Ride! (George McCowan, 1972). Daarna onder meer in The New Centurions (Richard Fleischer, 1972), Bad Company (Robert Benton, 1972), Dirty Little Billy (Stan Dragoti, 1972), Rage (George C. Scott, 1972), The Last American Hero (Lamont Johnson, 1973), Executive Action (David Miller, 1973), The Midnight Man (Roland Kibbee en Burt Lancaster, 1974),
French Connection II (John Frankenheimer, 1975), Breakheart Pass (Tom Gries, 1975), Family Plot (de laatste film van Alfred Hitchcock, 1976), King Kong (John Guillermin, 1976), The White Buffalo (J. Lee Thompson, 1977), Magic (Richard Attenborough, 1978), Death Hunt (Peter R. Hunt, 1981), The Amateur (Charles Jarrott, 1981), Eureka (Nicolas Roeg, 1983), Cujo (Lewis Teague, 1983), Lassiter (Roger Young, 1984), Real Genius (Martha Coolidge, 1985), Death Wish 3 (Michael Winner, 1985),
Youngblood (Peter Markle, 1986), Raw Deal (John Irvin, 1986), Fat Man and Little Boy (Roland Joffé, 1989), Born on the Fourth of July (Oliver Stone, 1989), My Blue Heaven (Herbert Ross, 1990), The Rocketeer (Joe Johnston, 1991), Extreme Justice (Mark L. Lester, 1993), True Romance (Tony Scott, 1993), Trial by Jury (Heywood Gould, 1994), Leaving Las Vegas (Mike Figgis, 1995), Mulholland Falls (Lee Tamahori, 1995), Thirteen Days (Roger Donaldson, 2000), Not Another Teen Movie (Joel Gallen, 2001), top-billed in Gentleman B. (Jordan Alan, 2003), Seabiscuit (Gary Ross, 2003), Brothers in Arms (Jean-Claude La Marre, 2005), Talladega Nights: The Ballad of Ricky Bobby (Adam McKay, 2006), als priester in The Number 23 (Joel Schumacher, 2007), Godspeed (Robert Saitzyk, 2009), top-billed in The Prometheus Project (Sean Tretta, 2010), als butler in The Artist (Michel Hazanavicius, 2011) en tegenover Clint Eastwood in Trouble with the Curve (Robert Lorenz, 2012). Recent voltooide Lauter de opnamen van enkele nog uit te brengen films, waaronder Becker’s Farm (Mark Roemmich, 2014).

10 oktober 2013

Daniel Duval


68, Parijs, 10 oktober, kanker
Frans acteur, regisseur en scenarioschrijver. Donkerharige jonge acteur met felle ogen, opgegroeid in kindertehuizen, speelde vaak jongens die niet helemaal willen deugen en maakte ook films als regisseur-scenarioschrijver over het milieu van kleine criminelen. Was ook in het echte leven herhaaldelijk betrokken bij vechtpartijtjes. Filmdebuut als acteur tegenover Bernadette Lafont in een van de hoofdrollen van La ville-bidon/La décharge (tevens scenariobijdrage; Jacques Baratier, 1971). Regisseerde en schreef na enkele korte films Le voyage d’ Amélie (tevens hoofdrol; 1974), gevolgd door L’ombre des châteaux (tevens scenario; 1977) en de hit La dérobade/Vrouwen van Parijs (1979), waarin hij de pooier speelde van Miou-Miou.  Schreef en regisseerde daarna L’amour trop fort (1981), Effraction (1983) en Le temps des porte-plumes (2006). Als acteur onder meer in Que la fête commence (Bertrand Tavernier, 1975), Va voir maman, papa travaille (François Leterrier, 1978), Le dernier amant romantique (Just Jaeckin, 1978), Le bar du téléphone (top-billed; Claude Barrois, 1980),
Les loups entre eux (José Giovanni, 1985), Stan the Flasher (Serge Gainsbourg, 1990), als de onsympathieke vader in Y aura-t-il de la neige à Noël? (Sandrine Veysset, 1996), Love, etc. (Marion Vernoux, 1996), als homme fatale tegenover Nathalie Baye in Si je t’aime, prends garde à toi/Beware of My Love (Jeanne Labrune, 1998),
  tegenover Catherine Deneuve in Le vent de la nuit (Philippe Garrel, 1999), de korte Bukowskiverfilming Apporte-moi ton amour (Eric Cantona, 2002), het post-apocalyptische Le temps du loup (Michael Haneke, 2003), 36 Quai des Orfèvres (Olivier Marchal, 2004), Caché (Haneke, 2005), als de vader in Le temps qui reste (François Ozon, 2005) en Le fils de l'épicier/The Grocer’s Son (Eric Guirado, 2007), als politieman in C’est beau une ville la nuit (Richard Bohringer, 2006, Le deuxième souffle (Alain Corneau, 2007), Plus tard (Amos Gitai, 2008), Banlieue 13 – Ultimatum (Patrick Alessandrin, 2009), als vader van Audrey Tautou in De vrais mensonges/Beautiful Lies (Pierre Salvadori, 2010), Les Lyonnais (Marchal, 2011) en top-billed als stationsober in de bekroonde korte film Le train bleu (Stéphanie Assimacopoulo, 2010). Gescheiden van actrices Anna Karina en Haydée Politoff.

09 oktober 2013

Norma Bengell


78, Rio de Janeiro, 9 oktober, longkanker

Braziliaans actrice en regisseur, voluit Norma Aparecida Almeida Pinto Guimarães D’Áurea Bengell. Toonaangevend actrice in de Braziliaanse Cinema Novo, soms vermeld als Norma Benguell. Speelde een prostituee in Gouden Palmwinnaar O Pagador de promessas (Anselmo Duarte, 1962). Een van de eerste actrices, zeker in Latijns-Amerika, die naakt te zien was, in Os cafajestes (Ruy Guerra, 1962).
Ook in Noite vazia (top-billed; Walter Hugo Khouri, 1964), As Cariocas (top-billed; Fernando De Barros, Khoury en Roberto Santos, 1966), de undergroundslasher O anjo nasceu (top-billed; Júlio Bressane, 1969), Os deuses e os mortos (top-billed; Guerra, 1970), A casa assassinada (Paulo Cesar Saraceni, 1971), O abismo (Rogério Sganzerla, 1977), als koningin der Amazones in  A idade da terra (Glauber Rocha, 1980), tegenover Caetano Veloso in Tabu (Bressane, 1982), Rio Babilônia (Neville de Almeida, 1982) en Vagas para moças de fino trato/Under One Roof (top-billed; Paulo Thiago, 1993). Veelgevraagd in internationale, met name Italiaanse en Franse producties: Mafioso (Alberto Lattuada, 1962),
La costanza della ragione (Pasquale Festa Campanile, 1964), Una bella grinta (Giuliano Montaldo, 1965), L’uomo di Toledo/El hombre de Toledo (Eugenio Martín, 1965), Terrore nello spazio/Planet of Blood (Mario Bava, 1965), I crudeli/Hellbenders (Sergio Corbucci 1967), OSS 117 prend des vacances (Pierre Kalfon, 1970), Les soleils de l’Île de Pâques (Pierre Kast, 1972), Défense de savoir (Nadine Trintignant, 1973),en tegenover Mick Jagger in Running Out of Luck (Julien Temple, 1987). Regisseerde en schreef Eternamente Pagu (1987), een biografie van de modernistische muze Patricia ’Pagu’ Galvão, en O Guarani (1997).

08 oktober 2013

Lajos Kalános


81, Naarden, 8 oktober, na een lang ziekbed

Oorspronkelijk Hongaars cameraman en ondernemer. Vluchtte in 1956 na de Hongaarse opstand naar Nederland, nadat hij als student enige tijd in de gevangenis had doorgebracht. Begon als vrijwilliger bij Cinecentrum, daarna cameraman voor Polygoon-Profilti en in vaste dienst bij TROS (1970-75) en KRO.

Zijn werk voor actualiteitenrubriek Brandpunt werd internationaal vertoond en bekroond. Het meest hergebruikt zijn waarschijnlijk zijn opnamen van de schietpartij tijdens de uitvaart van aartsbisschop Romero (San Salvador, 1980). Draaide de met een Oscar voor beste korte documentaire bekroonde Nederlandse film Deze kleine wereld (Charles Huguenot van der Linden, 1972). Won in 2003 een Academy Award van de Stichting Beeld en Geluid voor zijn hele oeuvre. Richtte een op het Hilversumse Mediapark gevestigd facilitair bedrijf op, dat vooral apparatuur verhuurde aan de omroepen. In 2007 werd het faillissement uitgesproken van Lajos Kalanos Film- /videoprodukties BV. Zijn levensverhaal verscheen in 2012 in boekvorm, onder de titel De vluchteling.

<

07 oktober 2013

Patrice Chéreau


68,  Parijs, 7 oktober, longkanker

Frans theater- en filmregisseur, scenarioschrijver en acteur. Een van de invloedrijkste regisseurs van toneel en opera in Europa, het grote voorbeeld van Ivo van Hove (Toneelgroep Amsterdam). Werkt vanaf 1982 in zijn eigen theater in Nanterre, maar regisseerde ook onder veel meer in Spoleto, Milaan en Bayreuth, waar hij de complete Ring-cyclus van Wagner ensceneerde (1976-80). Zoon van een schilder en grafisch ontwerpster stond op zijn vijftiende in Parijs al bekend als wonderkind van het theater. Regisseerde tien stuk voor stuk hoog gewaardeerde, door hemzelf  (mede) geschreven films, waarvoor hij onder meer een Gouden en een Zilveren Beer won, een juryprijs in Cannes en twee Césars. Regiedebuut La chair de l’orchidée (met Simone Signoret en Charlotte Rampling; 1975) was een expressionistische bewerking van een misdaadroman van James Hadley Chase. Daarna gaf hij Signoret opnieuw een hoofdrol, als krantenmagnaat in Judith Therpauve (1978). L’homme blessé (competitie Cannes, César voor scenario; 1983), was een intense homoseksuele liefdesgeschiedenis, met het onvergetelijke beeld van de ontmoetingsplek op een berg, vol zachtjes wiegende auto’s. 
Na Hôtel de France (Un certain regard in Cannes; 1987) en een bijdrage aan de mensenrechten-omnibusfilm Contre l’oubli (1991) had Chéreau zijn eerste internationale hit met La reine Margot (juryprijs in Cannes; 1994), een theatrale kostuumfilm over de Bartholomeüsnacht of Bloedbruiloft in 1572, de georganiseerde massamoord op protestantse Hugenoten.
Voor zijn volgende film Ceux qui m’aiment prendront le train (competitie Cannes 1998), over bittere verwijdering in een uitgebreide vriendengroep, won Chéreau de César voor beste regie. Zijn enige Engelstalige film, het in Londen opgenomen Intimacy/Intimité (naar verhalen van Hanif Kureishi; 2001) won de Gouden Beer in Berlijn. De eerste vijf minuten, met een gedetailleerd verslag van zweterige, onaantrekkelijke seks, zorgde voor enige controverse en een debat over realisme in film. Voor Son frère  
(2003) kreeg Chéreau een Zilveren Beer als beste regisseur in de Berlijnse competitie.
Gabrielle (met Isabelle Huppert en Pascale Greggory; competitie Venetië 2005) was gebaseerd op Joseph Conrads novelle The Return. Ook zijn laatste film Persécution (met Romain Duris en Charlotte Gainsbourg; 2009) was in Venetië in competitie. Chéreau acteerde soms in films: als Camille Desmoulins, strijdmakker van de titelheld, in Danton (Andrzej Wajda, 1983), in de titelrol van Adieu Bonaparte (Youssef Chahine, 1985), als Frans generaal in The Last of the Mohicans (Michael Mann, 1992), als de regisseur in de korte film Bête de scène (Bernard Nissile, 1994), als de verraden verzetsheld Jean Moulin in Lucie Aubrac (Claude Berri, 1997), in Au plus près du paradis (Tonie Marshall, 2002) en het post-apocalyptische Le temps du loup (Michael Haneke, 2003). Hij sprak de stem van Marcel Proust in Le temps retrouvé (Raoul Ruiz, 1999). Juryvoorzitter in Cannes (2003).

05 oktober 2013

Carlo Lizzani


91, Rome, 5 oktober, van balkon gesprongen

Italiaans acteur, regisseur, scenarioschrijver, producent, filmcriticus en festivaldirecteur. Uit het neorealisme voortgekomen filmer, die altijd politiek engagement paarde aan de doelstelling een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Hij speelde rolletjes in Il sole sorge ancora (Aldo Vergano, 1946) en Caccia tragica (Giuseppe De Santis, 1947) en deelde met De Santis een Oscarnominatie voor het scenario van de internationale hit Riso amaro/Bittere rijst (De Santis, 1949). In het verzet sloot student Lizzani zich aan bij de communistische partij, die hij na de Hongaarse opstand (1956) verliet, maar met het aantreden van de eurocommunistische leider Enrico Berlinguer in 1972 weer omarmde. Maakte documentaires over de eerdere leider Palmiro Togliatti en het destijds voor westerse regisseurs nauwelijks toegankelijke China, La muraglia cinese/De Chinese Muur (1958).  Won voor zijn speelfilmdebuut, de partizanenfilm Achtung! Banditi! (met Gina Lollobrigida; 1951) meteen de hoofdprijs in Karlovy Vary. Daarna onder meer L’amore che si paga in de episodenfilm L’amore in città (1953), de verfilming van Vasco Pratolini’s roman Cronache di poveri amanti (competitie Cannes; 1954), Lo svitato (geschreven door en met een hoofdrol van Dario Fo; 1956),
Esterina (competitie Venetië; 1959), de internationale hit Il gobbo/The Hunchback of Rome (1960), Il carabiniere a cavallo (1961), L’oro di Roma (1961), Il processo di Verona (met Silvana Mangano als de dochter van Mussolini; 1963), La vita agra (1964), een segment van het internationale spionagedrieluik The Dirty Game (1965), het gedeeltelijk in Amsterdam opgenomen Svegliati e uccidi (1966), de westerns Un fiume di dollari/The Hills Run Red/Het bloedspoor in de heuvels (als Lee W. Beaver, 1966) en Requiescant (1967), Banditi a Milano (competitie Berlijn; 1968), het segment L’indifferenza in Amore e rabbia (1969),
Barbagia/The Tough and the Mighty (over banditisme in Sardinië, met Terence Hill; 1969), Roma bene (1971), Torino nera (1972), de Amerikaanse maffiafilm Crazy Joe (1974), Mussolini ultimo atto/Last Days of Mussolini (met Rod Steiger in de titelrol; 1974), Fontamara (1980), La casa del tappeto giallo (1983), Mamma Ebe (competitie Venetië; 1985), Caro Gorbaciov (competitie Venetië; 1988), Cattiva (1991), Celluloide (over de totstandkoming in 1945 van Roberto Rossellini’s Roma città aperta; 1996), Hotel Meina (2007) en de documentaires Luchino Visconti (1999), Roberto Rossellini, frammenti e battute (2000), Giuseppe De Santis (2008) en Il mio novecento/Mijn twintigste eeuw (2010). Die laatste titel verwijst naar Lizzani’s autobiografie Il mio lungo viaggio nel secolo breve/Mijn lange reis in de korte eeuw (2007). In een moeilijke periode (1979-83), na een decennium van non-existentie ten gevolge van de opstand van 1968, nam Lizzani de leiding op zich van het festival van Venetië, dat hij met kalme diplomatie en cinefiel elan weer op de kaart wist te zetten. Zijn dood werd vergeleken met die van Mario Monicelli in 2010: euthanasie door defenestratie.

01 oktober 2013

Giuliano Gemma


75, Civitavecchia, 1 oktober, gevolgen van een verkeersongeluk

Italiaans acteur, ook bekend onder de naam Montgomery Wood. Ster van zowel spaghettiwesterns en ander actiewerk als van een beperkter aantal art-housefilms. Opvallend gehavend gezicht, vooral door een bom uit de Tweede Wereldoorlog die hij als spelend kind in het gras tegenkwam. Aanvankelijk stuntman en figurant, bijvoorbeeld in Ben Hur (William Wyler, 1959). Eerste sprekende rol in Venezia, la luna e tu (Dino Risi, 1958). Voorts onder meer in Messalina Venere imperatrice (Vittorio Cottafavi, 1960), Il pianeta degli uomoni spenti/Planet of Lifeless Men (Antonio Margheriti, 1961), Arrivano i Titani/De Titanen (Duccio Tessari, 1962), Il gattopardo/De tijgerkat (Luchino Visconti, 1963), Shéhérazade (Pierre Gaspard-Huit, 1963), Maciste, l’eroe piu’ grande del mondo (Michele Lupo, 1963), als Nicolas in Angélique, marquise des anges (Bernard Borderie, 1964) en Merveilleuse Angélique (Borderie, 1965), Una pistola per Ringo (voor het eerst top-billed als Wood; Tessari, 1965), Un dollaro bucato/Een dollar met een gaatje (Giorgio Ferroni, 1965), in de titelrol van Eric il vichingo/Eric the Viking (Mario Caiano, 1965),
Il ritorno di Ringo/Ringo keert terug (top-billed; Tessari, 1965), Adiós gringo (top-billed; Giorgio Stegani, 1965), Kiss Kiss…Bang Bang (top-billed; Tessari, 1966), Arizona Colt (top-billed; Lupo, 1966), Per porch dollari ancora/For a Few Extra Dollars (top-billed; Ferroni, 1966), I lunghi giorni della vendetta/Days of Vengeance/Voor goud en wat dollars (top-billed; Florestano Vancini, 1967), Wanted (top-billed; Ferroni, 1967), I giorni dell’ira/Gunlaw (Tonino Valerii, 1967), …e per cielo un tetto di stelle/A Sky Full of Stars for a Roof (top-billed; Giulio Petroni, 1967),
I bastardi/Sons of Satan (tegenover Rita Hayworth en Klaus Kinski; Tessari, 1968), Violenza al sole/Blow Hot, Blow Cold/The Island (top-billed tegenover Bibi Andersson en Gunnar Björnstrand; Vancini, 1969), Vivi o, preferibilmente morti/Alive or Preferably Dead (top-billed; Tessari, 1969), Il prezzo del potere/The Price of Power/Texas (top-billed; Valerii, 1969), de partizanenfilm Corbari (top-billed; Valentino Orsini, 1970), tegenover Senta Berger in Quando le donne avevano la coda/When Women Had Tails (Pasquale Festa-Campanile, 1970),
als Robin Hood in L’arciere di fuoco (top-billed; Ferroni, 1971), L’amante dell’Orsa Maggiore (top-billed tegenover Berger; Orsini, 1971), Amico, stammi lontano almeno un palmo/Ben and Charlie/Kijk uit Ben, Charlie wil je vel (top-billed; Lupo, 1972), Un uomo da rispettare/A Man to Respect/The Master Touch (tegenover Kirk Douglas; Lupo, 1972), Anche gli angeli mangiano fagioli/Even Angels Eat Beans (tegenover Bud Spencer; Enzo Barboni, 1973), Delitto d’amore/Liefdesmisdrijf (top-billed; Luigi Comencini, 1974), Anche gli angeli tirano di destra/Charleston (top-billed; Barboni, 1974), Il bianco il giallo il nero/Shoot First, Ask Questions Later (top-billed; Sergio Corbucci, 1975), Africa Express (top-billed tegenover Ursula Andress; Lupo, 1976),
Il deserto dei tartari/The Desert of the Tartars (zijn meest eervolle rol; Valerio Zurlini, 1976), Safari Express (top-billed tegenover Andress; Tessari, 1976), California (top-billed; Lupo, 1977), de maffiafilms Il prefetto di ferro (top-billed tegenover Claudia Cardinale; Pasquale Squitieri, 1977) en Corleone (top-billed tegenover Cardinale; Squitieri, 1978),
als revolverheld in de film in de televisiefilm Circuito chiuso (een culthit; Giuliano Montaldo, 1978), Il grande attacco/Battle Force (Umberto Lenzi, 1978), Sella d’argento/Silver Saddle (top-billed; Lucio Fulci, 1978), La légion saute sur Kolwezi (Raoul Coutard, 1980), Un uomo in ginocchio/A Man on His Knees (top-billed; Damiano Damiani, 1980), L’avvertimento/The Warning (top-billed; Damiani, 1980), als rechercheur in Tenebre (Dario Argento, 1982), de Mussolinifilm Claretta (tegenover Cardinale; Squitieri, 1984), Speriamo che sia femmina/Let’s Hope It’s a Girl (Mario Monicelli, 1986), Un uomo perbene (Maurizio Zaccaro, 1999), Juana la Loca/Mad Love (Vicente Aranda, 2001) en als hotelmanager in To Rome with Love (Woody Allen, 2012). In zijn latere leven een verdienstelijk beeldhouwer. Vader van actrice Vera Gemma.