04 april 2012

Claude Miller

70, Parijs, 4 april, na een lange ziekte

Frans regisseur, scenarioschrijver, producent, productieleider en filmbestuurder. Na regieopleiding aan de IDHEC (eindexamen 1963) assistent bij klassieke films als Au hasard Balthasar (Robert Bresson, 1966), Les demoiselles de Rochefort (Jacques Demy, 1967) en Weekend (Jean-Luc Godard, 1967). Daarna tussen 1969 (La sirène du Mississippi) tot 1975 (L’histoire d’Adèle H.) productieleider bij zeven films van François Truffaut. Speelde ook een rolletje in diens L’enfant sauvage (1970). Na de dood van Truffaut in 1984 zou Miller zijn zesde film La petite voleuse (1988) baseren op een origineel script van zijn leermeester.

Maar de filmcarrière van Miller staat niet uitsluitend in het teken van een hommage aan Truffaut; de talrijke psychologische thrillers kun je net zo goed in verband brengen met het werk van Claude Chabrol. Dat blijkt vooral in het voor een groot deel in een verhoorkamer gesitueerde Garde à vue (1981). De César die Miller samen met Jean Herman en Michel Audiard won voor het scenario was de enige van zestien nominaties die hij wist te verzilveren. Wel won hij de Prix Louis Delluc voor L’effrontée (1985), waarin de 14-jarige Charlotte Gainsbourg overrompelend debuteerde, de juryprijs (in feite een derde prijs) in Cannes voor La classe de neige (ex aequo met Festen; 1998)

en de FIPRESCI-prijs in Berlijn voor de tv-film La chambre des magiciennes (2001). Regiedebuut in 1976 met de morbide vakantiekoloniefilm La meilleure façon de marcher (1976) werd gevolgd door de flop Dites-lui que je l’aime (met Gérard Depardieu en Miou-Miou; 1977). Gedesillusioneerd trok Miller zich terug en maakte vier jaar lang alleen commercials, tot hij zich revancheerde met Garde à vue, dat twintig jaar later ook een Hollywood-remake zou krijgen, als Under Suspicion (Stephen Hopkins, 2000). Daarna regisseerde hij onder meer Mortelle randonnée (1983), het oorlogsdrama L’accompagnatrice (met vader en dochter Richard en Romane Bohringer; 1992), de flop Le sourire (1994), Betty Fisher et autres histoires (2001), La petite Lili (naar Tsjechovs De meeuw; 2003) en het semi-autobiografische Un secret (2007), zijn laatste in de Nederlandse bioscoop uitgebrachte film. Sindsdien voltooide hij de documentaire Marching Band (tegen de achtergrond van Obama’s verkiezing; 2009),

Je suis heureux que ma mère soit vivante (samen met zijn zoon Nathan Miller; 2009), het voornamelijk in Canada opgenomen Voyez comme ils dansent (2011) en de postuum uit te brengen remake van Thérèse Desqueyroux (met Audrey Tautou; 2012), naar een roman van François Mauriac die precies een halve eeuw eerder verfilmd werd met Emmanuelle Riva in de titelrol (Georges Franju, 1962). Miller schreef nagenoeg al zijn eigen films, alsmede La tortue sur le dos (Luc Béraud, 1978) en Plein sud (Béraud, 1982), in welke beide films hij ook als acteur te zien was. Speelde verder gastrollen in 2 ou 3 choses que je sais d’elle (Godard, 1967) en Un ami parfait (Francis Girod, 2006). Jurylid in Cannes (2002) en voorzitter van de filmschool La Fémis en de internationale arthouse-organisatie Europa Cinémas. Zijn vrouw Annie Miller stond hem terzijde als producent en soms coscenarist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten