86, Parijs, 7 juni, natuurlijke dood
Frans bijrolacteur, pseudoniem van Jacques de Jouette.
Figurant sinds 1958 (Et ta soeur, Maurice
Delbez), eerste sprekende rol als ober in Boulevard
(Julien Duvivier, 1960). Werd pas tegen het einde van een lange
filmloopbaan (vooral in Italië en Duitsland) op waarde geschat, bijvoorbeeld
door de rol van broeder Amédée in Des
hommes et des dieux (Xavier Beauvois, 2010).
Onder meer in
Le jour et l’heure (René Clément, 1963),
als Fenicisch koopman in
Maciste, l’eroe
più grande/Goliath and the Sins of Babylon (Michele Lupo, 1963), als
priester in
La frusta e il corpo/The Whip
and the Body (Mario Bava, 1963),
Il
compagno Don Camillo/Don Camillo in Moskou (Luigi Comencini, 1965),
Giulietta degli spiriti (als Fransman op
een feestje; Federico Fellini, 1965),
La
decima vittima (Elio Petri, 1965), als filosoof in
Yankee (Tinto Brass, 1966),
als bisschop in
Il tigre (Dino Risi, 1967),
Lo
straniero/The Stranger (Luchino Visconti, 1967), als dierenarts in
La ragazza e il generale (Pasquale Festa
Campanile, 1967), een hoofdrol in
Le due
facce del dollaro (Roberto Bianchi Montero, 1967),
Susanne, die Wirtin von der Lahn (Franz Antel, 1967) en meerdere
vervolgfilms, zoals
Frau Wirtin hat auch
einen Grafen (Antel, 1968), als koning van Frankrijk in
Der Turm der verbotenen Liebe/De toren der
lusten (Antel, 1968),
Infanzia,
vocazione e prime esperienze di Giacomo Casanova, veneziano (Comencini,
1969), tegenover Rudi Carrell in de klucht
Die
tollen Tanten schlagen zu (Franz Josef Gottlieb, 1971),
Sbatti il mostro in prima pagina/Het monster
staat op de voorpagina (Marco Bellocchio, 1972),
Mordi e fuggi/Dirty Weekend (Risi, 1973),
La proprietà non è più un furto (Petri, 1973), als CIA-agent in
Shaft in Africa (John Guillermin, 1973),
Rappresaglia/Massacre in Rome (George P. Cosmatos, 1973),
Tough Guys (Duccio Tessari, 1974),
Porgi l’altra guancia/The Two
Missionaries/Vier vuisten voor het geloof (Franco Rossi, 1974),
Mondo candido (Gualtiero Jacopetti en
Franco Prosperi, 1975),
Casanova &
Co. (Antel, 1977),
Hurra – Die
Schwedinnen sind da/Vrolijke vluggertjes in Tirol (Gottlieb, 1978),
Il marchese del Grillo (Mario Monicelli,
1981),
La lune dans le caniveau (jean-Jacques
Beineix, 1983),
Rive droite, rive gauche (Philippe
Labro, 1984), als hotelreceptionist in
National
Lampoon’s European Vacation (Amy Heckerling, 1985), als koster in
La petite voleuse (Claude Miller, 1988),
Torrents of Spring (Jerzy
Skolimowski, 1989), als de man
met de
haakneus in
The Favour, the Watch and the
Very big Fish (Ben Lewin, 1991),
Tout
le monde n’a pas eu la chance d’avoir des parents communistes (Jean-Jacques
Zilbermann, 1993),
Jefferson in Paris (James
Ivory, 1995),
Au petit Marguery (Laurent
Bénégui, 1995),
Joan of Arc (Luc
Besson, 1999), top-billed als klaarover in de absurdistische korte film
La fourmi/The Ant (Anthony Souter, 1999),
A Good Year (Ridley
Scott, 2006),
Welcome (Philippe
Lioret, 2009),
À l’origine (Xavier Giannoli,
2009),
Notre jour viendra (Romain
Gavras, 2010),
Les adieux à la reine (Beno
ît Jacquot,
2012), Paris-Manhattan (Sophie
Lellouche, 2012), als oude piraat in Astérix
& Obélix: Au service de sa Majesté/Asterix en Obelix bij de Britten (Laurent
Tirard, 2012) en het nog uit te brengen Ich und Kaminski (Wolfgang Becker,
2014).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten