98, New York, 24
juni, natuurlijke dood
Amerikaans acteur. In Brooklyn geboren zoon van Poolse
immigranten, kreeg zijn eerste acteerlessen van Erwin Piscator en behoorde
later tot de oprichters van de Actors Studio, de bakermat van ‘method acting’.
Maakte in 1945 zijn debuut op Broadway en was daar zeer succesvol, vooral in
stukken van Tennessee Williams en tegenover zijn echtgenote Anne Jackson. De filmrollen
die hem aangeboden werden, wees hij aanvankelijk af, omdat hij toneel oneindig
veel interessanter vond dan cinema: ,,Vergelijk het verschil met dat tussen
kalenderkunst en echt goede schilderijen.’’ Uiteindelijk ging hij toch overstag
en debuteerde imposant tegenover Carroll Baker in het erotisch geladen Baby Doll (Elia Kazan, 1956). Hij kreeg
voor de rol een BAFTA als meest belovende nieuwkomer en een Golden
Globe-nominatie. Het werd het begin van een lange filmloopbaan, met zeer
gevarieerde rollen, van gangster tot rabbijn. Wallach werd om zijn
kameleontisch talent wel eens “de beste karakterspeler in Hollywood” genoemd,
wat net iets anders is dan een bijrolacteur. De bekendste rol was
waarschijnlijk die van Tuco in de spaghettiwestern Il
buono, il brutto e il cattivo/The Good, the Bad and the Ugly (Sergio Leone,
1965).
Pas in 2010 kreeg Wallach een Oscar voor zijn hele oeuvre. Dat bevatte
films als
The Lineup (top-billed; Don
Siegel, 1958),
Seven Thieves (Henry
Hathaway, 1960), als Mexicaans bandiet in
The
Magnificent Seven (John Sturges, 1961), tegenover huisvriendin Marilyn
Monroe in
The Misfits (John Huston,
1961),
Hemingway’s Adventures of a Young
Man (Martin Ritt, 1962), als outlaw in
How
the West Was Won (segment Hathaway, 1962),
The Victors/De overwinnaars (Carl Foreman, 1963),
Act One (Dore Schary, 1963), als Griek
tegenover Hayley Mills in de Disneyfilm
The
Moon-Spinners (James Neilson, 1964),
Kisses
for My President (Curtis Bernhardt, 1964), als de Generaal in
Lord Jim (Richard Brooks, 1965), als
sjah in
Genghis Khan (Henry Levin,
1965),
Poppies Are Also Flowers (Terence
Young, 1966), tegenover Audrey Hepburn in
How
to Steal a Million (William Wyler, 1966),
The Tiger Makes Out (top-billed tegenover Jackson; Arthur Hiller,
1967), tegenover Dean Martin
How to Save
a Marriage and Ruin Your Life (Fielder Cook, 1968), tegenover Terence Hill
en Bud Spencer in
I quattro dell’Ave
Maria/Ace High (Giuseppe Colizzi, 1968),
Le cerveau/The Brain (Gérard Oury, 1969),
Mackenna’s Gold (J. Lee Thompson, 1969),
Zig Zag (Richard A. Colla, 1970), als Napoleon in
The Adventures of Gerard (Jerzy
Skolimowski, 1970), top-billed in
The
People Next Door (David Greene, 1970), het Joegoslavische
Romansa konjokradice/Romance of a Horse
Thief (Abraham Polonsky, 1971),
Viva
la muerte…tua!/Don’t Turn the Other Cheek (Duccio Tessari, 1971),
Cinderella Liberty (Mark Rydell, 1973),
top-billed tegenover Ursula Andress in
L’ultima
chance/Stateline Motel (Maurizio Lucidi, 1973),
Crazy Joe (Carlo Lizzani, 1974),
Il bianco il giallo il nero (Sergio Corbucci, 1975),
The Sentinel (Michael Winner, 1977), als
bisschop in
Nasty Habits (Michael
Lindsay-Hogg, 1977),
The Domino Principle
(Stanley Kramer, 1977),
The Deep (Peter
Yates, 1977),
Circle of Iron (Richard
Moore, 1978), als rabbi in
Girlfriends (Claudia
Weill, 1978),
Movie Movie (Stanley
Donen,. 1978),
The Pirate (Ken
Annakin, 1978),
Firepower (Winner,
1979),
Winter Kills (William Richert,
1979), tegenover Steve McQueen in
The
Hunter (Buzz Kulik, 1980),
Sam’s Son (top-billed
tegenover Jackson; Michael Landon, 1984),
Tough
Guys (Jeff Kanew, 1986),
Nuts (Ritt,
1987),
The Two Jakes (Jack Nicholson,
1990),
The Godfather: Part III (Francis
Ford Coppola, 1990),
Night and the City (Irwin
Winkler, 1992),
Two Much (Fernando
Trueba, 1995),
The Associate (Donald
Petrie, 1996), als rabbijn in
Keeping the
Faith (Edward Norton, 2000),
Mystic
River (Clint Eastwood, 2003),
The
Hoax (Lasse Hallström, 2006),
The
Holiday (Nancy Meyers, 2006),
New
York, I Love You (segment Joshua Marston, 2008),
The Ghost Writer (Roman Polanski, 2010) en
Wall Street: Money Never Sleeps (Oliver Stone, 2010). Publiceerde
memoires
The Good, the Bad and Me: In My
Anecdotage (2005). Oudoom van A.O. Scott, filmcriticus van
The New York Times.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten