91, Parijs, 1 maart,
natuurlijke dood
Frans regisseur. Onvermoeibaar vernieuwer van de filmtaal in
zeven decennia, die trachtte literaire, artistieke en wetenschappelijke
impulsen te integreren in zijn werk. Een ander kenmerk is het steeds
weerkerende thema van vergeten en herinneren. De allergrootste invloed hadden
Resnais’ twee eerste lange speelfilms, Hiroshima,
mon amour (geschreven door Marguerite Duras; 1959) over het leren leven met
het bestaan van nucleaire catastrofes, en L’année
dernière à Marienbad (geschreven door Alain Robbe-Grillet; 1961), een
filmisch labyrint in de trant van de zogeheten nouveau roman.
Guernica (1950), Gauguin (1950) en vooral, samen met Marker, Les statues meurent aussi/Statues Also Die (1953), een beeldessay over wat toen nog ‘primitieve kunst uit Afrika’ werd genoemd. Grote indruk maakte een andere korte documentaire Nuit et brouillard/Night and Fog (1955), gedraaid door Resnais’ vaste cameralieden Ghislain Cloquet en Sacha Vierny, met muziek van Brechts componist Hanns Eisler en commentaar van schrijver Jean Cayrol. Het was de eerste film die expliciet de gruwelen van Auschwitz documenteerde, tot in extreme details. De op zichzelf al toonaangevende reeks vroege korte films, die Resnais veelal zelf monteerde, werd voltooid met Toute la mémoire du monde (over de Bibliothèque Nationale; 1956) die op Marienbad preludeerde en een speelse opdrachtfilm over plastic, Le chant du Styrène (met commentaar van schrijver Raymond Queneau; 1959). Na de eerste twee, bijna canonieke speelfilms, maakte Resnais een tamelijk hermetische reflectie op de Algerijnse oorlog, Muriel ou le temps d’un retour (geschreven door Cayrol; 1963) en een toegankelijker thriller over de Spaanse Burgeroorlog, La guerre est finie (met Yves Montand; 1966), waarvoor scenarioschrijver Jorge Semprun een Oscarnominatie kreeg, overigens net als Duras en Robbe-Grillet voor de eerste twee films. Daarna wisselde Resnais kleine arthousefilms af met meer breed opgezette producties. Vooral het festival van Cannes, waar Hiroshima in première ging, bleef Resnais trouw: hij won er een Grote Juryprijs voor Mon oncle d’Amérique (naar de behavioristische theorieën van Henri Laborit; 1980), die ook een Oscarnominatie kreeg voor het scenario van Jean Gruault. Naast enkele oeuvreprijzen won Resnais relatief weinig onderscheidingen op grote festivals: een Zilveren Beer in Berlijn voor de originaliteit van Smoking/No Smoking (naar een stuk van Alan Ayckbourn; 1993), Alfred Bauerprijs en FIPRESCI-prijs op hetzelfde festival voor zijn zwanenzang Aimer, boire et chanter (eveneens naar Ayckbourn; 2014). Ook was er een Gouden Leeuw in Venetië voor Marienbad en een Zilveren Leeuw voor Coeurs (2006). Voorts regisseerde Resnais een segment van de politieke episodenfilm Loin du Vietnam (1967), en de lange speelfilms Je t’aime je t’aime (een sciencefictionvariatie; 1968), de politieke schelmenfilm Stavisky... (met Jean-Paul Belmondo in de hoofdrol en muziek van Stephen Sondheim, origineel scenario van Semprun; 1974), het Engelstalige Providence (met Dirk Bogarde, John Gielgud en Ellen Burstyn, scenario van David Mercer; 1977), La vie est un roman (met een internationale all-starcast; 1983), de melodrama’s L’amour à mort (1984) en Mélo (1986), de stripverfilming I Want to Go Home (naar Jules Feiffer; 1989), de deels gezongen hommage aan Dennis Potter On connaît la chanson (1997), de salonmusical Pas sur la bouche (2003), Les herbes folles/Wild Grass (2009) en de in de theaterwereld gesitueerde film over de dood Vous n’avez encore rien vu (2012). Gescheiden van zijn assistent-regisseur (en dochter van de schrijver-politicus) Florence Malraux, getrouwd met actrice Sabine Azéma.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten