85, Woodside CA, 10
februari, chronische longziekte
Amerikaans kinderactrice en diplomaat. Vermoedelijk de
populairste kinderster aller tijden, de grootste kassa-attractie in
Noord-Amerika tijdens de jaren 1935 tot en met 1938. Won in 1935 al een
speciaal voor haar in het leven geroepen ‘jeugdoscar’, wegens haar
uitzonderlijke verdiensten voor filmamusement in het voorafgaande jaar. In 1934
werden duizenden meisjes vernoemd naar de krullenkop, onder wie de latere
filmactrices Shirley Jones en Shirley MacLaine. Debuteerde als 3-jarige in de
korte film van Universal Runt Page (Ray
Nazarro, 1932), als een van de zogeheten Baby Stars. Haar eerste lange
speelfilm was Red Haired Alibi (Christy
Cabanne, 1932), de eerste top billing in de korte komische western The Pie-Covered Wagon (Charles Lamont,
1932).
Na nog enkele korte films en kleine rollen in langer werk, viel ze voor
het eerst op in de Fox-productie ter ondersteuning van president Roosevelts New
Deal:
Stand Up and Cheer! (Hamilton
MacFadden, 1934). Het eerste echte stervehikel was voor Paramount
Little Miss Marker (naar Damon Runyon;
Alexander Hall, 1934), waarin ze de mopperende
bookmaker Sorrowful Jones (Adolphe Menjou) tot glimlachen weet te brengen. Fox
had weer een superhit met
Baby Take a Bow
(top-billed; Harry Lachman, 1934). Vervolgens was Temple de dochter van
Gary Cooper en Carole Lombard in
Now and
Forever (Henry Hathaway, 1934), een vliegenierster in
Bright Eyes (David Butler, 1934),
een ‘southern belle’ in
The Little Colonel/De kleine kolonel (Butler,
1935), een paardengek weeskind in
Curly
Top/Krullekopje (Irving Cummings, 1935), weer een kind van de plantage in
The Littlest Rebel (Butler, 1935),
adoptiekind van een vuurtorenwachter in
Captain
January (Butler, 1936), rijkeluiskind op stap in
Poor Little Rich Girl (Cummings, 1936), zakkenrollersmaatje in
Dimples (William A. Seiter, 1936),
verstekeling in Shanghai in
Stowaway (Seiter,
1936), kleine soldaat in
Wee Willie
Winkie (Ford, 1937), de fameuze Alpenwees in
Heidi/Heidi, het stiefkind (Allan Dwan, 1937), de titelheldin van
Rebecca of Sunnybrook Farm (Dwan, 1938),
weer een wees met zang- en danstalent in
Little
Miss Broadway (Cummings, 1938), danspartner van Mr. Bojangles in
Just around the Corner (Cummings, 1938),
The Little Princess (Walter Lang,
1939),
Susannah of the Mountains (Seiter.
1939), Mytyl in het Maeterlinck-sprookje
The
Blue Bird (Lang, 1940) en haar laatste film onder contract bij Fox,
Young People (Dwan, 1940), Temple was nu
12 en bijna rijp voor puberrollen. Ze begon bij MGM met
Kathleen (Harold S. Bucquet, 1941), werd gekust door een jongen in
Little Miss Rooney (Edwin L. Marin, 1942),
was te zien in het met vijf Oscars bekroonde
Since You Went Away (John Cromwell, 1944), het oorlogsdrama
I’ll Be Seeing You (William Dieterle,
1944), de bakvissenkomedie
Kiss and Tell (Richard
Wallace, 1945), als bruid in
Honeymoon (William
Keighley, 1947), tegenover Cary Grant in
The
Bachelor and the Bobby-Soxer/Vrijgezel en het bakvisje (Irving Reis, 1947),
(Peter Godfrey, 1947), tegenover John Wayne en Henry Fonda in de
klassieke western
(Wallace,
1949), waarin ze valt voor oudere heer David Niven. In werkelijkheid scheidde
Temple in 1950 van haar 7 jaar oudere eerste man, acteur James Agar, en
hertrouwde ze met zakenman Charles Black. Ze zou nooit meer in een film spelen,
maar zich wel inzetten voor de Republikeinse partij. Twee keer werd ze voor
haar inspanningen beloond met een ambassadeurschap, in Ghana (1974-76) en in
Tsjecho-Slowakije (1989-92).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten