80, Fujisawa, 15
januari, natuurlijke dood
Japans regisseur, scenarioschrijver, producent en filmessayist. Leidende figuur van de Japanse nieuwe golf in de jaren zestig, vaak vergeleken met Jean-Luc Godard. Kreeg echter later zijn grootste internationale bekendheid door het stijlvolle en controversiële sado-erotische tweeluik Ai no corrida/In the Realm of the Senses/L’empire des sens (1976) en Ai no borei/L’empire de la passion (regieprijs Cannes; 1978), gevolgd door de verfilming van Laurens van der Posts in een jappenkamp gesitueerde roman The Seed and the Sower, hertiteld Merry Christmas Mr. Lawrence (met David Bowie en componist Ryuchi Sakamoto als virulente tegenpolen en Takeshi Kitano in een cruciale bijrol; 1983).
Telg uit een samoeraigeslacht schreef al jong poëzie en proza, werd als student rechten en politicologie begin jaren 50 aanvoerder van het studentenverzet. Schreef als assistent-regisseur bij de Shochiku-studio tegelijkertijd vernietigende beschouwingen over de filmindustrie, vooral in het door hemzelf in 1956 opgerichte tijdschrift ‘Eiga Hihyo’. Debuteerde als regisseur met een trailer van zes minuten voor een fictieve film, Asu no tayo/Tomorrow's Sun (1959)
en daarna bij Shochiku met de lange speelfilm A Town of Love and Hope/Ai to kibô no machi (1959). Zijn eerste films waren vaak boze pamfletten, met fantastische en vervreemdende elementen, bijna altijd gefascineerd door seks en geweld: Naked Youth/Seishun zankoku monogatari (1960), The Sun’s Burial/Tayô no hakaba (1960) en zijn laatste film voor Shochiku, Night and Fog in Japan/Nihon no yoru to kiri (1960) over de ondermijning van de studentenbeweging door radicale infiltratie. Daarna The Catch/Shiiku (1961) , The Revolutionary/The Christian Rebel/Amakusa Shiro Tokisada (voor Toei; 1962), A Child’s First Adventure/Chiisana biken ryoko (1964) en I’m Here Bellett/Watashi-wa Beretto (1964), alsmede enkele korte documentaires en tv-producties. Vanaf 1965 ook onafhankelijk producent van zijn eigen films: The Pleasures of the Flesh/Etsuraku (1965),
Violence at Noon/Hakuchû no tôrima (1966), het uit onbeweeglijke tekeningen geconstrueerde Band of Ninja/Ninja bugei-chô (1967), A Treatise on Japanese Bawdy Song/Sing a Song of Sex/Nihon shunka-kô (1967), Japanese Summer: Double Suicide/Muri shinjû: Nihon no natsu (1967) en Ôshima’s internationale (festival)doorbraak Death by Hanging/Kôshikei (1968), een gitzwarte komedie over een executie die maar niet wil lukken.
Daarna een reeks van hooggewaardeerde rebelse films: Three Resurrected Drunkards/A Summer in Paradise/Kaette kita yopparai (1968), Diary of a Shinjuku Thief/Shinjuko dorobô nikki (1969), Boy/Shônen (1969), The Man Whu Put His Will on Film/Tôkyô sensô sengo hiwa (1970), The Ceremony/Gishiki (1971) en Dear Summer Sister/Natsu no imôto (1972). Afgezien van documentaires en tv-producties maakte de regisseur nog twee internationale coproducties, die beide in de competitie van Cannes vertoond werden: Max mon amour (1986) over de liefde van Charlotte Rampling voor een chimpansee en het homoseksuele samoeraidrama Gohatto/Taboo (1999). Jurylid in Venetië (1983 en 1994). Getrouwd met actrice en vaste medewerkster Akiko Koyama.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten