30 januari 2013

Patty Andrews

94, Northridge CA, 30 januari, natuurlijke dood

 

Amerikaans zangeres, voluit Patricia Marie Andrews. Jongste en langstlevende van The Andrews Sisters, een trio dat voorts bestond uit LaVerne (1911-1967) en Maxene (1916-1995), allen geboren in Minnesota en van Noors-Griekse afkomst. De mezzosopraan stond meestal in het midden. Ze scoorden klassieke hits als Bei mir bist du schoen (1937), Boogiewoogie Bugle Boy (1941) en Rum and Coca-Cola (1944), traden veel op met Bing Crosby en voor een publiek van militairen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De zusjes waren te zien en horen in verschillende muziekfilms, zoals Argentine Nights (Albert S. Rogell, 1940), tegenover Abbott & Costello in Buck Privates (Arthur Lubin, 1941), In the Navy/Bij de marine (Lubin, 1941) en Hold That Ghost/Het spookhuis (Lubin 1941).

daarna wederom voor Universal in een serie films, collectief top-billed: What’s Cookin’? (Edward F. Cline, 1942), Private Buckaroo (Cline, 1942), Give Out, Sisters (Cline, 1942), Always a Bridesmaid (Erle C. Kenton, 1943), How’s about It (Kenton, 1943) en Swingtime Johnny (Cline, 1943). Ze konden niet ontbreken in de patriottische all-star cast van Follow the Boys (A. Edward Sutherland, 1944) en Hollywood Canteen (Delmer Daves, 1944). Voorts gezamenlijk in Moonlight and Cactus (top-billed; Cline, 1944),

Her Lucky Night (top-billed; Edward C. Lilley, 1945) en Road to Rio (Norman Z. McLeod, 1947). Het drietal zong bij een klassieke korte tekenfilm van Disney over een sleepboot, Little Toot (Clyde Geronimi, 1954)

en was te zien in de compilatiedocumentaires Brother Can You Spare a Dime (Philippe Mora, 1975) en Entertaining the Troops (Robert Mugge, 1994). Solo was Patty te zien in het zelden vertoonde curiosum The Phynx (Lee H. Katzin, 1970) waarin een rockband door de Albanese regering gegijzelde sterren (James Brown, Trini Lopez, Johnny Weissmuller) weet te bevrijden. Gescheiden van agent en producent Martin Melcher, die daarna zou hertrouwen met Doris Day.

29 januari 2013

Garrett Lewis

77, Woodland Hills CA, 29 januari, natuurlijke dood

 

Amerikaans decorateur, danser en acteur. Vier Oscarnominaties in de categorie ‘art direction – set decoration’ : Beaches (Garry Marshall, 1988), Glory (Edward Zwick, 1989), Hook (Steven Spielberg, 1991) en Bram Stoker’s Dracula (Francis Ford Coppola, 1992). Aanvankelijk musicalacteur, bijvoorbeeld in de originele Broadwaycast van Hello Dolly! Speelde ook in enkele films: Star! (Robert Wise, 1968), The Good Guys and the Bad Guys (Burt Kennedy, 1969), Funny Lady (Herbert Ross, 1975) en Oh Heavenly Dog (tevens production design; Joe Camp, 1980). Ontwierp het interieur van talentagent Sue Mengers, en daarna van coryfeeën als Barbra Streisand en Herbert Ross. Decorateur van films als Pennies from Heaven (Ross, 1981), Max Dugan Returns (Ross, 1983), Against All Odds (Taylor Hackford, 1984), Sweet Dreams (Karel Reisz, 1985), Short Circuit (John Badham, 1986), Crimes of the Heart (Bruce Beresford, 1986), Steel Magnolias (Ross, 1989), Pretty Woman (Marshall, 1990), Misery (Rob Reiner, 1990), Backdraft (Ron Howard, 1991), Malice (Harold Becker, 1993), Mrs. Doubtfire (Chris Columbus, 1993), The Shadow (Russell Mulcahy, 1994), Disclosure (Barry Levinson, 1994), Nine Months (Columbus, 1995), Eraser (Chuck Russell, 1996), Face/Off (John Woo, 1997), Enemy of the State (Tony Scott, 1998), Bedazzled (Harold Ramis, 2000), I Am Sam (Jessie Nelson, 2001), Panic Room (David Fincher, 2002), Hidalgo (Joe Johnston, 2004), Wedding Crashers (David Dobkin, 2005), de remake van Fun with Dick and Jane (Dean Parisot, 2005) en Georgia Rule (Marshall, 2007).

Bernard Horsfall

82, Bishop’s Stortford (East Hertfordshire), 29 januari, natuurlijke dood

 

Engels bijrolacteur, vaak in militaire rollen. Wordt door Blofeld (Telly Savalas) uitgeschakeld in de Bond-film On Her Majesty’s Secret Service (Peter R. Hunt, 1969). Filmdebuut in The Steel Bayonet (Michael Carreras, 1957). Onder meer in High Flight (John Gilling, 1957), The Angry Silence (Guy Green, 1960), Man in the Moon (Basil Dearden, 1960), Guns at Batasi (John Guillermin, 1964), tegenover Joan Collins in Quest for Love (Ralph Thomas, 1971), Gold (Hunt, 1974), Shout at the Devil (Hunt, 1976), Brass Target (John Hough, 1978), Gandhi (Richard Atenborough, 1982), Braveheart (Mel Gibson, 1995) en Stone of Destiny (Charles Martin Smith, 2008). Actief in theater en op televisie: The Avengers/De wrekers (1965-68), Doctor Who (1968-76), Enemy at the Door (1978-80), The Jewel in the Crown (1984).

26 januari 2013

Mohamed Majd

73, Casablanca, 26 januari, ademhalingsproblemen

 

Marokkaans acteur. Achter de oude man in de Nederlandse road movie Rabat (Victor Ponten, Jim Taihattu, 2011) gaat een vooraanstaand Marokkaans toneelspeler schuil, met een lange staat van dienst in het theater, maar ook in nationale en internationale films. Zo was hij onder meer te zien als blinde in Les 1001 nuits (Philippe de Broca, 1990), de straatkinderenfilm Ali Zaoua, prince de la rue (Nabil Ayouch, 2000), top-billed in de road movie Aoud rih/Le cheval du vent (Daoud Aoulad-Syad, 2002), als de Algerijnse grootvader in Les chemins de l’Oued (Gaël Morel, 2002), het emigratiedrama Et après? (Mohamed Ismail, 2002), als grootvader in Mille mois (Faouzi Bensaïdi, 2003), als de overleden vader in Ten’ja (Hassan Legzouli, 2004), als pelgrim in Le grand voyage (Ismaël Ferroukhi, 2004),

als Bedoeïen in de komedie C.R.A.Z.Y. (Jean-Marc Vallée, 2005), als imam in Zaïna, cavalière de l’Atlas (Bourlem Guerdjou, 2005), als Hashimi in Syriana (Stephen Gaghan, 2005), een kleine rol in het voor een Oscar genomineerde Indigènes (Rachid Bouchareb, 2006), Fi intidar Pasolini/En attendant Pasolini (Aoulad-Syad, 2007),  L’ennemi intime (Florent-Emilio Siri, 2007), als Chamseddine in het voor een Oscar genomineerde Incendies (Denis Villeneuve, 2010), als hoteleigenaar in Hanna (Joe Wright, 2011), La source des femmes (Radu Mihaileanu, 2011), Zero (Nour Eddine Lakhmari, 2012) en (onder voorbehoud) tegenover Thekla Reuten in het nog uit te brengen Land. (Jan-Willem van Ewijk, 2013).

22 januari 2013

Lucyna Winnicka

84, Palmiry (Mazovië), 22 januari, doodsoorzaak onbekend

 

Pools actrice. Speelde de titelrol van een bezeten non in de door haar toenmalige echtgenoot geregisseerde film Moeder Johanna van de Engelen/Matka Joanna od aniolów (Jerzy Kawalerowicz, 1961), die in Cannes de speciale juryprijs won. Debuteerde in een van de hoofdrollen van Under the Phrygian Stars/Pod gwiazda frygijska (Kawalerowicz, 1954). Ook in films als Real End of the Great War/Prawzdiwy koniec wielkiej wojny (top-billed; Kawalerowicz, 1957), Night Train/Pociag (top-billed; Kawalerowicz, 1959),

als televisiereporter in de Oost-Duitse sciencefictionfilm Der schweigende Stern/First Spaceship on Venus (Kurt Maerzig, 1960), Knights of the Teutonic Order/Krzyzacy (Aleksander Ford, 1960), tegenover Zbigniew Cybulski in Alone in the City/Sam posród miasta (Halina Bielinska, 1965), een cameo als priesteres in Faraon (Kawalerowicz, 1966), The Game/Gra (Kawalerowicz, 1969), het Hongaarse Love Film/Szerelmesfilm (István Szabó, 1970) en 25 Fireman’s Street/Tüzoltó utca 25/ (top-billed; Szabó, 1974), een cameo in The Balance/Bilans kwartalny (Krzysztof Zanussi, 1975) en het rebelse Indeks (Janusz Kijowksi, 1981).

21 januari 2013

Michael Winner

77, Londen, 21 januari, leveraandoening

 

Engels regisseur, producent en restaurantcriticus. Studeerde rechten in Cambridge, publiceerde al op zijn 16de filmrecensies en entertainmentcolumns. Maakte televisiefilms voor de BBC, later productief speelfilmregisseur in vele genres. Om zijn visuele effectiviteit veelgevraagd voor actiefilms en ander Hollywoodgenrewerk, vooral na het succes van de wraakfantasie Death Wish (1974), met een hoofdrol voor Charles Bronson, lang zijn vaste protagonist. Debuteerde na enkele korte films met de showbiz-thriller Shoot to Kill (1960). Eigenlijk was daar in 1957 al een quota quickie aan voorafgegaan, The Clock Strikes Eight, maar die werd pas vier jaar later uitgebracht, onder de titel Out of the Shadow (1961). Daarna onder meer de muziekfilm Play It Cool (met Billy Fury; 1962),

de komedie Some Like It Cool (1962), de sketchfilm The Cool Mikado (1963), het realistische misdaaddrama West 11 (1963), de versierfilm The System (met Oliver Reed en David Hemmings; 1964), de Swinging London-komedie You Must Be Joking! (1965), de misdaadkomedie The Jokers (met Reed; 1967), de reclamesatire I’ll Never Forget What’s’is Name (met Reed en Orson Welles; 1967),

de legerkomedie Hannibal Brooks (met Reed; 1969), de sportfilm The Games (1970) en de Henry James-verfilming The Nightcomers (met Marlon Brando; 1971). Vanaf de western Lawman (met Burt Lancaster; 1971) vooral in Hollywood: de western Chato’s Land (met Bronson; 1972), de actiehit The Mechanic (met Bronson; 1972), de spionagefilm Scorpio (met Lancaster en Alain Delon; 1973), The Stone Killer (met Bronson; 1973), een satire met zoveel mogelijk oude sterren in cameo’s, getiteld Won Ton Ton, the Dog Who Saved Hollywood (1976) en de horrorfilm The Sentinel (1977).

Vanaf de Londense remake van The Big Sleep (met Robert Mitchum; 1978) wisselde Winner Britse en Amerikaanse producties met elkaar af, waarvan sommigen voor productiemaatschappij Cannon. Tot zijn latere werk behoren Firepower (met Sophia Loren en O.J. Simpson; 1979), Death Wish II (met Bronson; 1982), een Cannon-remake van The Wicked Lady (met Faye Dunaway en Alan Bates; 1983), Death Wish 3 (met Bronson voor Cannon; 1985), de Agatha Christieverfilming Appointment with Death (met Peter Ustinov en Lauren Bacall, voor Cannon; 1988), de weinig bekende verfilming van Alan Ayckbourns blijspel A Chorus of Disapproval (met Anthony Hopkins en Jeremy Irons; 1989),

de avonturenfilm Bullseye! (met Michael Caine en Roger Moore; 1990), de thriller Dirty Weekend (1993) en een door Winner zelf bedachte vigilante-komedie, Parting Shots (1998), met Reed, Chris Rea, John Cleese, Bob Hoskins, Diana Rigg, Ben Kingsley en Joanna Lumley.

Winner produceerde de meeste van zijn eigen films, en schreef er een flink aantal. Ook monteerde hij vaak onder het pseudoniem Arnold Crust of Arnold Crust Jr. Publiceerde op gevorderde leeftijd talloze restaurantrecensies en trad op in commercials als gastronomisch expert. Was jarenlang aanhanger van de Conservatieve Partij, maar liep in 1997 om Tony Blair naar Labour over. Mogelijk verklaart deze wankelmoedigheid waarom Winner nooit in de adelstand werd verheven, wel in 2006 officier Order of the British Empire (OBE).

20 januari 2013

J. A. Frenkel

93, Rotterdam, 20 januari, doodsoorzaak onbekend

Nederlands journalist en filmcriticus, voluit Jacques André Frenkel. Was onder meer kunstredacteur van de Haagsche Courant . Zeer productief als leverancier van recensies aan het losbladige compendium Film Informatie Dienst (FID), een uit de Katholieke Filmactie voortgekomen initiatief om alle in Nederland uitgekomen films te bespreken, een van de voorlopers van het Filmjaarboek. Schreef machtige volzinnen, zoals over Driver (Walter Hill, 1978): ,,In de eindeloze stroom autobotsfilms even een klein uitschietertje, omdat in dit overigens niet bijster opwindende verhaal toch veel talent is samengebundeld dat overal in de film, zij het niet steeds in dezelfde mate, tot uitdrukking komt.’’

17 januari 2013

Fernando Guillén

80, Madrid, 17 januari, kanker

 

Spaans acteur van Catalaanse afkomst. Internationaal vooral bekend door drie rollen in films van Pedro Almodóvar: als politie-inspecteur in La ley del deseo (1987), in Mujeres al borde de un ayaque de nervios/Women on the Verge of a Nervous Breakdown (1988) en als dokter in Oscarwinnaar Todi sobre mi madre/All about My Mother (1999). Won een Goya als beste acteur in Don Juan en los infiernos (Gonzalo Suárez, 1991).

Al in films sinds 1954. Onder veel meer Las de Caín (Antonio Momplet, 1959), de Marisol-film Búsqueme a esa chica/Find That Girl (Fernando Palacios en George Sherman, 1964), El mundo sigue/Life Goes On (Fernando Fernán Gómez, 1965), Train d’enfer (Gilles Grangier, 1965), Vente a Alemania, Pepe/Komm nach Deutschland, Pepe (Pedro Lazaga, 1971), het Catalaanse El vicari d’Olot (Ventura Pons, 1981), El caso Almería (Pedro Costa, 1984), El pico 2 (Eloy de la Iglesia, 1984), La estanquera de Vallecas (De la Iglesia, 1987), La rusa (Mario Camus, 1987), Barcelona Connection (Miguel Iglesias, 1988), Demasiado viejo para morir joven (debuut van Isabel Coixet, 1989), La noche oscura (Goya-nominatie; Carlos Saura, 1989),

La luna negra (Imanol Uribe, 1989), Acción mutante (Álex de la Iglesia, 1993), ¿Por qué lo llaman amor cuando quieren decir sexo?/Why Do They Call It Love When They Mean Sex? (Manuel Gómez Pereira, 1993), La febre d’or (top-billed; Gonzalo Herralde, 1993), Tirano Banderas (José Luis García Sánchez, 1994), Tres palabras (Antonio Giménez Rico, 1993), het Galicische La leyenda de la doncella (top-billed; Juan Pinzás, 1994), het Patagonische La nave de los locos (Ricardo Wullicher, 1995), Más allá del jardín (Pedro Olea, 1996), La herida luminosa (top-billed; José Luis Garci, 1997), als burgemeester in het voor een Oscar genomineerde El abuelo/The Grandfather (Garci, 1998), You’re the One (Garci, 2000), als commissaris in de thriller-hit Palabras encadenadas (Laura Mañá, 2003),  A la sombra de los sueños (top-billed; Emilio Ruiz Barrachina, 2004), Otros días vendrán (Goya-nominatie; Eduard Cortés, 2005), tegenover Ana Torrent in 14, Fabian Road (Jaime de Armiñan, 2008) en Ventanas al mar (Jesús Maria Lozano, 2012). Getrouwd met actrice Gemma Cuervo, vader van acteur en regisseur Fernando Guillén Cuervo en actrice Cayetana Guillén Cuervo.

16 januari 2013

Perrette Pradier

74, Rueil-Malmaison (Hauts-de-Seine), 16 januari, hartfalen

 

In Frans Indochina geboren Frans (stem)actrice, pseudoniem van Perette Chevau. Ster van vooral actiefilms en komedies. Filmdebuut tegenover Fernandel in Honoré de Marseille (Maurice Régamey, 1956). Ook in films als Les scélérats (Robert Hossein, 1960), Au voleur! (Ralph Habib, 1960), Les trois mousquetaires (Bernard Borderie, 1961), Le jeu de la vérité (Hossein, 1961), La chambre ardente (Julien Duvivier, 1962), Les sept péchés capitaux/De zeven hoofdzonden (episode Sylvain Dhomme, 1962), Le crime ne paie pas (Gérard Oury, 1962), Blague dans le coin (met Fernandel; Maurice Labro, 1963), tegenover Eddie Constantine in Des frissons partout (Raoul André, 1964), Behold a Pale Horse (Fred Zinnemann, 1964), Furia à Bahia pour OSS 117 (André Hunebelle, 1965), Estambul 65/L’homme d’Istamboul (Antonio Isasi-Isasmendi, 1965) en House of Cards (John Guillermin, 1968). In toenemende mate stem van voice-over en nasynchronisatie.

15 januari 2013

Nagisa Ôshima

80,  Fujisawa, 15 januari, natuurlijke dood

 

Japans regisseur, scenarioschrijver, producent en filmessayist. Leidende figuur van de Japanse nieuwe golf in de jaren zestig, vaak vergeleken met Jean-Luc Godard. Kreeg echter later zijn grootste internationale bekendheid door het stijlvolle en controversiële sado-erotische tweeluik Ai no corrida/In the Realm of the Senses/L’empire des sens (1976) en Ai no borei/L’empire de la passion (regieprijs Cannes; 1978), gevolgd door de verfilming van Laurens van der Posts in een jappenkamp gesitueerde roman The Seed and the Sower, hertiteld Merry Christmas Mr. Lawrence (met David Bowie en componist Ryuchi Sakamoto als virulente tegenpolen en Takeshi Kitano in een cruciale bijrol; 1983).

Telg uit een samoeraigeslacht schreef al jong poëzie en proza, werd als student rechten en politicologie begin jaren 50 aanvoerder van het studentenverzet. Schreef als assistent-regisseur bij de Shochiku-studio tegelijkertijd vernietigende beschouwingen over de filmindustrie, vooral in het door hemzelf in 1956 opgerichte tijdschrift ‘Eiga Hihyo’. Debuteerde als regisseur met een trailer van zes minuten voor een fictieve film, Asu no tayo/Tomorrow's Sun (1959)

en daarna bij Shochiku met de lange speelfilm A Town of Love and Hope/Ai to kibô no machi (1959). Zijn eerste films waren vaak boze pamfletten, met fantastische en vervreemdende elementen, bijna altijd gefascineerd door seks en geweld: Naked Youth/Seishun zankoku monogatari (1960), The Sun’s Burial/Tayô no hakaba (1960) en zijn laatste film voor Shochiku, Night and Fog in Japan/Nihon no yoru to kiri (1960) over de ondermijning van de studentenbeweging door radicale infiltratie. Daarna The Catch/Shiiku (1961) , The Revolutionary/The Christian Rebel/Amakusa Shiro Tokisada (voor Toei; 1962), A Child’s First Adventure/Chiisana biken ryoko (1964) en I’m Here Bellett/Watashi-wa Beretto (1964), alsmede enkele korte documentaires en tv-producties. Vanaf 1965 ook onafhankelijk producent van zijn eigen films: The Pleasures of the Flesh/Etsuraku (1965),

Violence at Noon/Hakuchû no tôrima (1966), het uit onbeweeglijke tekeningen geconstrueerde Band of Ninja/Ninja bugei-chô (1967), A Treatise on Japanese Bawdy Song/Sing a Song of Sex/Nihon shunka-kô (1967), Japanese Summer: Double Suicide/Muri shinjû: Nihon no natsu (1967) en Ôshima’s internationale (festival)doorbraak Death by Hanging/Kôshikei (1968), een gitzwarte komedie over een executie die maar niet wil lukken.

Daarna een reeks van hooggewaardeerde rebelse films: Three Resurrected Drunkards/A Summer in Paradise/Kaette kita yopparai (1968), Diary of a Shinjuku Thief/Shinjuko dorobô nikki (1969), Boy/Shônen (1969), The Man Whu Put His Will on Film/Tôkyô sensô sengo hiwa (1970), The Ceremony/Gishiki (1971) en Dear Summer Sister/Natsu no imôto (1972). Afgezien van documentaires en tv-producties maakte de regisseur nog twee internationale coproducties, die beide in de competitie van Cannes vertoond werden: Max mon amour (1986) over de liefde van Charlotte Rampling voor een chimpansee en het homoseksuele samoeraidrama Gohatto/Taboo (1999).  Jurylid in Venetië (1983 en 1994). Getrouwd met actrice en vaste medewerkster Akiko Koyama.

11 januari 2013

Mariangela Melato

71, Rome, 11 januari, alvleesklierkanker

 

Italiaans steractrice. Aanvankelijk toneelspeelster, vooral in Milaan bij regisseur Dario Fo. Werd beroemd als ster van een aantal ook in Noord-Amerika populaire, mild feministische films van regisseur Lina Wertmüller: Mimi metallurgico ferito nell’onore/The Seduction of Mimi/Mimi de bankwerker (tegenover Giancarlo Giannini; 1972), Film d’amore e d’anarchia, ovverostamattina alle 10 in via dei Fiori alla nota casa di tolleranza…/Love and Anarchy (tegenover Giannini; 1973) en Travolti da un insolito destino nell’azzurro mare d’agosto/Swept Away (tegenover Giannini; 1974). Haalde echter het grootste aantal bezoekers als generaal Kala in de erotische stripverfilming Flash Gordon (Mike Hodges, 1980).

Maakte haar filmdebuut in de griezelfilm Thomas e gli indemoniati (Pupi Avati, 1970). Voorts in films als Il prete sposato/De getrouwde priester (Marco Vicario, 1971), Per grazia ricevuta (Nino Manfredi, 1971), Gouden Palmwinnaar La classe operaia va in paradiso (David di Donatello-prijs, ex aequo met haar rol in Mimi; Elio Petri, 1971), als terroriste in Nada (Claude Chabrol, 1974), top-billed in La poliziotta (David di Donatello-prijs; Steno, 1974), L’arbre de Guernica (top-billed; Fernando Arrabal, 1975), Todo modo (Petri, 1976), Caro Michele (top-billed, David di Donatello-prijs; Mario Monicelli, 1976), Casotto (Sergio Citti, 1977), Il gatto (David di Donatello-prijs; Luigi Comencini, 1977),

Dimenticare Venezia (top-billed; Franco Brusati, 1979), top-billed tegenover Bruno Ganz in Oggetti smarriti (Giuseppe Bertolucci, 1980), Il pap’occhio (Renzo Arbore, 1980), So Fine (Andrew Bergman, 1981), top-billed in Aiutami a sognare (David di Donatello-prijs; Avati, 1981),  Il buon soldato (Brusati, 1982), Notte d’estate con profilo greco, occhi a mandorla e odore di basilico/Summer Night (Wertmüller, 1986), als contessa in Dancers (Herbert Ross, 1987), Mortacci (Citti, 1989), Panni sporchi (Monicelli, 1999) en top-billed in de komedie Vieni via con me/Come Away with Me (Carlo Ventura, 2005). Jurylid in Cannes (1983) en Venetië (1989). Had een lange relatie met acteur en regisseur Renzo Arbore.

10 januari 2013

Luigi Kuveiller

85, Fiano Romano, 10 januari, natuurlijke dood

 

Italiaans cameraman. Operator vanaf 1953, bijvoorbeeld van Aldo Scavarda voor L’avventura (Michelangelo Antonioni, 1960) en voor Aldo Tonti in Casanova ’70 (Mario Monicelli, 1965). Debuut als DP van een speelfilm met de Alberto Sordi-komedie Il diavolo (Gian Luigi Polidoro, 1963). Lange en gevarieerde filmografie in vele genres, van Cannes-winnaars tot knokfilms met Terence Hill en Bud Spencer. Onder meer verantwoordelijk voor het beeld van A ciascuno il suo (Elio Petri, 1967), L’harem (Marco Ferreri, 1967), Un tranquillo posto di campagna (Petri, 1968), Fräulein Doktor (Alberto Lattuada, 1969), de pikante wereldhit La monaca di Monza/The Lady of Monza/De non van Monza (Eriprando Visconti, 1969), Indagine su un cittadino al di sopra di ogni sospetto/De dader staat boven verdenking (Petri, 1970), Strogoff (E. Visconti, 1970), A Man Called Sledge (Vic Morrow, 1970), Una lucertola con la pelle di donna/Schizoid (Lucio Fulci, 1971), Gouden Palmwinnaar La classe operaia va in paradiso (Petri, 1971),

Sbatti il mostro in prima pagina/Het monster staat op de voorpagina (Marco Bellocchio, 1972), Avanti! (Billy Wilder, 1972), Carne per Frankenstein/Andy Warhol’s Frankenstein/Flesh for Frankenstein (Paul Morrissey en Antonio Margheriti, 1973), Le cinque giornate (Dario Argento, 1973), Blood for Dracula/Andy Warhol’s Dracula (Morrissey, 1974), Delitto d’amore (Luigi Comencini, 1974), Profondo rosso/Deep Red (Argento, 1975), de hit Amici miei (Monicelli, 1975), Todo modo (Petri, 1976), Io ho paura (Damiano Damiani, 1977), Pari e dispari/Odds and Evens (Sergio Corbucci, 1978),

Piedone d’Egitto/Flatfoot on the Nile (Steno, 1980), La vita è bella/Zjizn prekrasna (Grigori Tsjoechraj,  1981), Chi trova un amico trova un tesoro/De vier vuisten hebben de tropenkolder (Corbucci, 1981), Lo squartatore di New York/The New York Ripper (Fulci, 1982), Banana Joe (Steno, 1982), Flirt (Roberto Russo, 1983), Cuore (Comencini, 1984), de tv-remake van La Ciociara (Dino Risi, 1989) en Scandalo segreto (Monica Vitti, 1990). Daarna vooral lokale komedies en televisie.

Peter Fitz

81, Berlijn, 10 januari, natuurlijke dood

 

Duits acteur. Speelde de hoofdrol van een pianist tegenover Renée Fokker in de enige (Nederlandse) speelfilm van Hans Fels, Quatre mains (1989). Vooraanstaand theateracteur in Hamburg en Berlijn, die in films vooral bijrollen vertolkte. Onder meer in Die Brüder (Wolf Gremm, 1977), Zwischen zwei Kriegen (Harun Farocki, 1978), Au revoir les enfants (Louis Malle, 1987), Drachenfutter (Jan Schütte, 1987), Dr. M (Claude Chabrol, 1990), All Out (Thomas Koerfer, 1991), Flirt (Hal Hartley, 1995), top-billed als regisseur Reinhold Schünzel in Beim nächsten Kuß knall ich ihn nieder (Hans-Christoph Blumenberg, 1996),

Gespräch mit dem Biest/Conversation with the Beast (Armin Müller-Stahl, 1996), 23 (Hans-Christian Schmid, 1998), Werckmeister harmóniák (Béla Tarr en Ágnes Hranitzky, 2000), Planet des Kannibalen (Blumenberg, 2001) en September (Max Färberböck, 2003).

05 januari 2013

T. S. Cook

65, Hollywood, 5 januari, kanker

 

Amerikaans scenarioschrijver, voluit Thomas Steven Cook. Werkte vooral voor televisie, maar het scenario van de kernenergiethriller The China Syndrome (James Bridges, 1979) bezorgde hem samen met Bridges en Mike Gray nominaties voor een Oscar, een Golden Globe en een BAFTA Award. Produceerde en schreef vervolgens onder meer de serie Airwolf (1984-85).

04 januari 2013

Tony Lip

82, Teaneck NJ, 4 januari, doodsoorzaak onbekend

 

Amerikaans acteur, pseudoniem van Frank Anthony Vallelonga. Gespecialiseerd in leden van de maffia, van wie de bekendste Carmine Lupertazzi was in de serie The Sopranos (2001-04). Gastheer in de fameuze Copacabana club. Debuteerde als figurant in The Godfather (Francis Ford Coppola, 1972), eerste sprekende rol in The Pope of Greenwich Village (Stuart Rosenberg, 1984). Voorts onder meer Year of the Dragon (Michael Cimino, 1985), Lock Up (John Flynn, 1989), als Frankie the Wop in Goodfellas (Martin Scorsese, 1990), Innocent Blood (John Landis, 1992) en Donnie Brasco (Mike Newell, 1997), alsmede vier kleine films van zijn zoon Nick Vallelonga.

01 januari 2013

Barbara Werle

81, Carlsbad CA, 1 januari, natuurlijke dood

 

Amerikaans bijrolactrice en ballroomdanser. Speelde tegenover Elvis Presley in Tickle Me (Norman Taurog, 1965), Harum Scarum (Gene Nelson, 1965) en de western Charro! (Charles Marquis Warren, 1969). Ook in Battle of the Bulge (Ken Annakin, 1965), Seconds (John Frankenheimer, 1966), Gunfight in Abilene (William Hale, 1967), Krakatoa: East of Java (Bernard L. Kowalski, 1969) en Gone with the West (Bernard Girard, 1975).

Patti Page

85, Encintas CA, 1 januari, hart- en longproblemen

 

Amerikaans zangeres en actrice, pseudoniem van Clara Ann Fowler. Haar signature song was Tennessee Waltz, een nummer-1-hit uit 1950, die werd gebruikt in talrijke films, waaronder Zabriskie Point (Michelangelo Antonioni, 1970),  Porky’s (Bob Clark, 1982) en The Right Stuff (Philip Kaufman, 1983). Ook  vertolkte ze twee originele songs in Stazione Termini/Indiscretion of an American Wife (Vittorio de Sica, 1953), waarvan Autumn in Rome ook de titel werd van een korte promotiefilm (William Cameron Menzies, 1954).

Scoorde een hit met de titelsong van HushHush, Sweet Charlotte (Robert Aldrich, 1964), maar op de originele soundtrack werd het liedje vertolkt door Al Martino. Page acteerde in enkele films, met name als volgeling van Burt Lancaster in Elmer Gantry (Richard Brooks, 1960) en in de minder bekende titels Dondi (Albert Zugsmith, 1961) en Boys’ Night Out (Michael Gordon, 1962).