30 december 2011

Ronald Searle

91, Draguignan, 30 december, natuurlijke dood

 

Engels tekenaar en cartoonist. Niet zijn werk voor The New Yorker of Punch bezorgde Searle zijn grootste faam, maar een tekening die hij in Japanse krijgsgevangenschap in Singapore maakte, over Engelse kostschoolmeisjes. Die en enkele erop volgende tekeningen zouden de basis vormen voor de zeer populaire komedie The Belles of St. Trinian’s (Frank Launder, 1954) en vijf vervolgfilms.  Ontwierp daarnaast de titelscènes van Those Magnficent Men in Their Flying Machines/Die knotsgekke kerels in hun vliegende kratten (Ken Annakin, 1965), Monte Carlo or Bust!/Those Daring Young Men in Their Jaunty Jalopies (Annakin, 1969) en Scrooge (Ronald Neame, 1970).

28 december 2011

Kaye Stevens

78, The Villages FA, 28 december, borstkanker en complicaties van embolieën

 

Amerikaans zangeres en actrice, eigenlijk Catherine Stevens.  Roodharige furie trad regelmatig op in theatermusicals en met ‘The Rat Pack’, met name Sammy Davis Jr. Ook bevriend met Connie Francis. Enkele filmrollen: als verpleegster in The Interns (David Swift, 1962) en het vervolg The New Interns (John Rich, 1964), tegenover Danny Kaye in The Man from the Diners’ Club (Frank Tashlin, 1963) en met een kleine rol in Jaws 3-D (Joe Alves, 1983). Wedergeboren christen, na ernstige alcoholproblemen. Gescheiden van trompettist en bandleider Tommy Amato.

26 december 2011

Pedro Armendariz Jr.

71, New York, 26 december, kanker

 

Mexicaans acteur, voluit Pedro Armendáriz Bohr. Zoon van gelijknamige acteur (3 Godfathers, From Russia with Love). Won twee keer de Mexicaanse filmprijs Zilveren Ariel, voor Mina, viento de libertad (Antonio Eceiza, 1977) en voor beste bijrol in La ley de Herodes (Luis Estrada, 1999). Acteerdebuut in Fuera de la ley (Raúl de Anda hijo, 1966). Zowel in Mexicaanse als internationale producties: La bataille de San Sebastian/Guns for San Sebastian (Henri Verneuil, 1968), tegenover John Wayne in The Undefeated (Andrew V. McLaglen, 1969) en Chisum (McLaglen, 1970), in Macho Callahan (Bernard L. Kowalski, 1970), The Magnificent Seven Ride! (George McCowan, 1972), The Soul of Nigger Charley (Larry G. Spangler, 1973), The Deadly Trackers (Barry Shear, 1973), Earthquake (Mark Robson, 1974), La pasión según Berenice (top-billed; Jaime Humberto Hermosillo, 1976), Cadena perpetua (top-billed; Arturo Ripstein, 1979), La ilegal (Ripstein, 1979), het Julio Iglesiasvehikel Me olvidé de vivir (Orlando Jiménez Leal, 1980), The Dogs of War (John Irvin, 1980). de televisiefilm Evita Peron (Marvin J. Chomsky, 1981), La chèvre (Francis Veber, 1981), El corazón de la noche (top-billed; Hermosillo, 1984), Treasure Island (Raoul Ruiz, 1985), The Treasure of the Amazon (René Cardona Jr., 1985), Maine-Océan (Jacques Rozier, 1986), Walker (Alex Cox, 1987), Les pyramides bleues (Arielle Dombasle, 1987), de Bondfilm Licence to Kill (als president; John Glen, 1989), Old Gringo (Luis Puenzo, 1989),

El patrullero/Highway Patrolman (Cox, 1991), Death and the Compass (Cox, 1992), als priester in Tombstone (George P. Cosmatos, 1993), Dos crímenes (Roberto Sneider, 1995), De noche vienes, Esmeralda (Hermosillo, 1997), Amistad (Steven Spielberg, 1997), The Mask of Zorro (Martin Campbell, 1998), Before Night Falls (Julian Schnabel, 2000), The Mexican (Gore Verbinski, 2001), Original Sin (Michael Christofer, 2001), El crimen del padre Amaro (Carlos Carrera, 2002), Once upon a Time in Mexico (Robert Rodriguez, 2003), Casa de los babys (John Sayles, 2003), The Legend of Zorro (Campbell, 2005) en postuum tegenover Will Ferrell en Gael García Bernal in Casa de mi padre (Matt Piedmont, 2012).  Was actief in de acteursvakbond en voorzitter van de Mexicaanse ‘Academy’. Gescheiden van actrice Ofelia Medina (Frida, naturaleza viva).

24 december 2011

Johan Heesters

108, Starnberg (Beieren),  24 december, beroerte

 

Nederlands zanger en acteur, voluit Johan Marius Nicolaas Heesters. Vanaf de jaren dertig vrijwel exclusief actief in Oostenrijk en later Duitsland, als ster van operette, revue en film, onder de naam Johannes of Jopi Heesters. In zijn geboorteland omstreden door zijn vooraanstaande positie als populair artiest onder het Derde Rijk. Heesters zei altijd buiten de politiek te zijn gebleven, maar er is een foto van hem bij een bezoek aan concentratiekamp Dachau. Ook zei hij vorig jaar voor een televisiecamera dat die Hitler toch een goeie kerel was geweest.

Filmdebuut in de stille film Cirque Hollandais (Theo Frenkel sr., 1924), Twee rollen in Nederlandse talkies, tegenover Jopie Koopman en Fien de la Mar in Bleeke Bet (Alex Benno en Richard Oswald, 1934) en in de komedie De vier Mullers (Rudolf Meinert, 1935). In de Duitstalige versie van diezelfde film, Alles für die Firma (Meinert, 1935), maakte Heesters zijn Oostenrijks debuut. Daarna kleinere rollen in Die Leuchter des Kaisers (als Joe Heesters; Karl Hartl, 1936) en Der Bettelstudent (Georg Jacoby, 1936). Eerste sterrol  bij de UFA in Das Hofkonzert (Detlef Sierck, 1936).

Voorts onder meer Gasparone (tegenover Marika Rökk; Jacoby, 1937), Nanon (Herbert Maisch, 1938), Halloh Janine (met Rökk; Carl Boese, 1939), Das Abenteuer geht weiter (Carmine Gallone, 1940), Die lustigen Vagabunden (Jürgen von Alten, 1940), Rosen in Tirol (Géza von Bolváry, 1940), Immer nur-Du! (Karl Anton, 1941), Jenny und der Herr im Frack/Jenny als detective (Paul Martin, 1941), Karneval der Liebe (Martin, 1943), Es lebe die Liebe (Erich Engel, 1944) en Es fing so harmlos an (Theo Lingen, 1944). De continuïteit met de naoorlogse productie was groot. Al in 1946 speelde hij al in een DEFA-productie van Die Fledermaus (Von Bolváry). Een greep uit de volgende films: Frech und verliebt (Hans Schweikart, 1948), Die Csardasfürstin (met Rökk; Jacoby, 1951),

Im weißen ßl (Willi Forst, 1952), The Moon Is Blue (cameo als toerist; Otto Preminger, 1953) en de Duitse versie Die Jungfrau auf dem Dach (hoofdrol; Preminger, 1953), Die geschiedene Frau (met Rökk; Jacoby, 1953), Schlagerparade (Erik Ode, 1953), Habich nur deine Liebe (Eduard von Borsody, 1953), Gestatten, mein Name ist Cox (Jacoby, 1955), Bel Ami (Louis Daquin, 1955), Opernball (Ernst Marischka, 1956), Heute heiratet mein Mann (Kurt Hoffmann, 1956), Viktor und Viktoria (Anton, 1957), Bühne frei für Marika (met Rökk; Jcoby, 1958), Frau im besten Mannesalter (Axel von Ambesser,1959), Besuch aus heiterem Himmel (Ferdinand Dörfler, 1959) en Junge leute brauchen Liebe (tegenover Conny Froboess; Géza von Cziffra, 1961). Daarna voornamelijk televisie, naast cameo’s als clochard in Otto der Film (Xaver Schwarzenberger en Otto Waalkes, 1985) en als wetenschapper in 1 ½ Ritter – Auf der Suche nach der hinreißender Herzelinde (Til Schweiger, 2008). Laatste rol op 107-jarige leeftijd (mogelijk een record) als Petrus aan de hemelpoort in de korte film Ten (Stefan Hering, 2011). Weduwnaar van de Belgische revuester Wiesje Ghijs, in 1991 hertrouwd met de ruim 45 jaar jongere actrice Simone Rethel.

23 december 2011

Denise Darcel

86, Los Angeles, 23 december, gevolgen aneurysma

 

Oorspronkelijk Frans actrice en zangeres, in 1952 genaturaliseerd tot Amerikaanse.  Pseudoniem van Denise Billecard. Nachtclubzangeres en –danseres, na als bakkersdochter te zijn verkozen tot ‘het mooiste meisje van Frankrijk’,  kwam door huwelijk met Amerikaanse officier in 1947 naar Hollywood. Debuteerde zingend aan de bar in To the Victor (Delmer Daves, 1948), maar bracht het snel tot zwoele hoofdrollen, met name tegenover Gary Cooper en Burt Lancaster in de western Vera Cruz (Robert Aldrich, 1954).

Voorts onder meer in Thunder in the Pines (Robert Gordon, 1948), Battleground/De slag om Bastogne (William A. Wellman, 1949), Tarzan and the Slave Girl (Lee Sholem, 1950), Westward the Women (Wellman, 1951), Young Man with Ideas (Mitchell Leisen, 1952), tegenover Esther Williams in Dangerous When Wet (Charles Walters, 1953), top-billed in Flame of Calcutta (Seymour Friedman, 1953) en ten slotte in Seven Women from Hell (Robert D. Webb, 1961). Volgens de overlevering zou haar filmcarrière danig geremd zijn door de weigering in te gaan op avances van Howard Hughes en Columbia-baas Harry Cohn.

20 december 2011

Yoshimitsu Morita

61, Tokio, 20 december, acuut leverfalen

 

Japans regisseur en scenarioschrijver.  Internationaal meest bekend door zijn satire op het Japanse gezinsleven The Family Game/Kazoku gemu (1983). Maakte talloze 8mm-films in de jaren 70, toen hij zijn brood verdiende als deejay. Speelfilmdebuut: No-yo na mono/Something Like It (1981). In competitie in Berlijn met 39 keiho dai sanjukyu jo (1999). Voorts onder meer Sorekara/Later (1986), Kitchen (1989), Haru (1996), Shitsurakuen/Lost Paradise (naar roman van Junichi Watanabe; 1997) en Ashura no gotoku/Like Asura (2003).

18 december 2011

Doe Avedon

83, Los Angeles, 18 december, longontsteking

 

Amerikaans actrice en fotomodel, geboren als Docas Nowell. Trouwde op haar 19de met de beroemde fotograaf Richard Avedon, die haar talloze keren portretteerde. Hun kennismaking werd gedramatiseerd door gemeenschappelijke vriend Leonard Gershe in de musical Funny Face (Stanley Donen, 1957), met Fred Astaire als de fotograaf Dick Avedon en Audrey Hepburn als Jo/Doe. Na tumultueuze scheiding hertrouwd met acteur Dan Mathews en regisseur Don Siegel. Maakte na enkele Broadwayrollen haar filmdebuut in Jigsaw (Fletcher Markle, 1949), onder de naam Betty Harper.

Daarna te zien in een kleine rol in The High and Mighty (William A. Wellman, 1954), een hoofdrol in Deep in My Heart (Donen, 1954) en The Boss (Byron Haskin, 1956) en een cameo in Love Streams (John Cassavetes, 1984).

16 december 2011

Dan Frazer

90, New York, 16 december, hartstilstand

 

Amerikaans bijrolacteur. Commandant van Telly Savalas in de tv-serie Kojak (1973-78) en de president van de Verenigde Staten in Flodder in Amerika! (Dick Maas, 1992). Talloze televisierollen, films als Lilies of the Field (Ralph Nelson, 1963), Lord Love a Duck (George Axelrod, 1966), Counterpoint (Nelson, 1967), Take the Money and Run (als de psychiater; Woody Allen, 1969), tickticktick…. (Nelson, 1970), Bananas (als priester; Allen, 1971),  Fuzz (Richard A. Colla, 1972), Cleopatra Jones (Jack Starrett, 1973), The Super Cops (Gordon Parks, 1974) en Deconstructing Harry (Allen, 1997).

Nicol Williamson

75, Amsterdam, 16 december, slokdarmkanker

 

Schots acteur. Een van de grote theateracteurs van zijn generatie, vermaard om zijn rollen in stukken van Shakespeare, Tsjechow en Osborne. Ondanks gevarieerde filmcarrière, die begon met de hoofdrol in de verfilming van zijn succesnummer Inadmissable Evidence (naar Osborne; Anthony Page, 1968), nooit genomineerd voor een Oscar. Viel onder meer op als een suïcidale Ierse soldaat in The Bofors Gun (Jack Gold, 1968),

de aan cocaïne verslaafde Sherlock Holmes in The Seven Per-Cent Solution (Herbert Ross, 1976), Little John tegenover Sean Connery’s Robin Hood in Robin and Marian (Richard Lester, 1976) en de tovenaar Merlijn in Excalibur (John Boorman, 1981). Voorts onder meer in The Reckoning (Gold. 1969), Nabokovs Laughter in the Dark (Tony Richardson, 1969), in de titelrol van Hamlet (Richardson, 1969), Le moine (Ado Kyrou, 1972), tegenover Rijk de Gooyer en Rutger Hauer in The Wilby Conspiracy (Ralph Nelson, 1975), The Goodbye Girl (Ross, 1977), Neil Simons The Cheap Detective (Robert Moore, 1978), tegenover Joop Doderer in The Human Factor (Otto Preminger, 1979), Venom (Piers Haggard, 1981), I’m Dancing As Fast As I Can (Jack Hofsiss, 1982), Return to Oz (Walter Murch, 1985), Black Widow (Bob Rafelson, 1987), The Exorcist III (William Peter Blatty, 1990), The Wind in the Willows (Terry Jones, 1996) en als Cogliostro in Spawn (Mark A.Z. Dippé, 1997). Woonde sinds enkele jaren in Amsterdam, waar hij een teruggetrokken, voornamelijk aan muziek gewijd leven leidde. Getrouwd geweest met de Amerikaanse actrice Jill Townsend.

15 december 2011

Walter Giller

84, Hamburg, 15 december, longkanker

 

Duits acteur. Zestig jaar alom present in bioscoop en op televisie, vaak samen met zijn vrouw, de Oostenrijkse Nadja Tiller. Bekendste rollen in Charleys Tante (Hans Quest, 1956), Der Hauptmann von Köpenick (Helmut Käutner, 1956) en als priester in L’ape regina (Marco Ferreri, 1963). Filmdebuut in Artistenblut (Wolfgang Wehrum, 1949). Onder veel meer ook te zien in Falschmünzer am Werk (Louis Agotay, 1951), Sensation in San Remo (Georg Jacoby, 1951), Der bunte Traum (Géza von Cziffra, 1952), Skandal im Mädchenpensionnat (top-billed; Erich Kobler, 1953), Schlagerparade (Erik Ode, 1953), Sie (Rolf Thiele, 1954), An jedem Finger zehn (Ode, 1954), Musik, Musik und nur Musik (top-billed; Ernst Matray, 1954), Sommarflickan/Schwedenmädel (Håkan Bergström en Thomas Engel, 1955),

de remake van Die Drei von der Tankstelle (Hans Wolff, 1955), Ich und meine Schwiegersöhne (Jacoby, 1956), Schwarzwaldmelodie (Géza von Bolváry, 1956), Das Sonntagskind (Kurt Meisel, 1956), Spion für Deutchland (Werner Klingler, 1956), de titelrol in Der schräge Otto (Von Cziffra, 1957), Das Glück liegt auf der Straße (top-billed; Franz Antel, 1957), Blaue Jungs (Wolfgang Schleif, 1957), Die große Chance (Quest, 1957), Drei Mann auf einem Pferd (Meisel, 1957), Zwei Herzen im Mai (Von Bolváry, 1958), ItalienreiseLiebe einbegriffen (Wolfgang Becker, 1958), Peter Voss, der Millionendieb (Becker, 1958), So angelt man keinen Mann (Hans Deppe, 1959), Liebe auf krummen Beinen (Engel, 1959), Bobby Dodd greift ein (top-billed; Von Cziffra, 1959), Rosen für den Staatsanwalt (Wolfgang Staudte, 1959), Peter Voss, der Held des Tages (Georg Marischka, 1959), Kein Engel ist so rein (Becker, 1960), Heldinnen (Dietrich Haugk, 1960), L’affaire Nina B. (Robert Siodmak, 1961), Drei Mann in einem Boot (Helmut Weiss, 1961), Geliebte Hochstaplerin (Ákos Ráthonyi, 1961), La chambre ardente (Julien Duvivier, 1962), Die Dreigroschenoper (Staudte, 1962), LieblingIch muß dich erschießen (Jürgen Goslar, 1962),

Schneewittchen und die sieben Gaukler (tegenover Caterina Valente; Kurt Hoffmann, 1962), Der Würger von Schloß Blackmoor (Harald Reinl, 1963), Schloß Gripsholm (Hoffmann, 1963), Der letzte Ritt nach Santa Cruz (Rolf Olsen, 1964), Tonio Kröger (Thiele, 1964), Fanny Hill (Russ Meyer, 1964), Schüsse im Dreivierteltakt (Alfred Weidenmann, 1965), Das Vermächtnis des Inka (G. Marischka, 1965), Dýmky/The Pipes (Vojtech Jasný, 1966), Le soleil des voyous (Jean Delannoy, 1967), Johnny Banco (Yves Allégret, 1967), Elskdin næste!/Bemin je naaste… maar vergeet je vrouw niet  (top-billed; Egil Kolstø, 1967), Ruba al prossimo tuo/A Fine Pair (Francesco Maselli, 1968), Klassenkeile (Franz Josef Gottlieb, 1969), Die Herren mit der weißen Weste (Staudte, 1970), Die Feuerzangenbowle (top-billed; Käutner, 1970), Ein Käfer auf Extratur (Rudolf Zehetgruber, 1973), Lady Dracula (Gottlieb, 1978) en Dinosaurier (Leander Haußmann, 2009).

14 december 2011

Don Sharp

90, Cornwall, 14 december, natuurlijke dood

 

Australisch regisseur, scenarioschrijver en acteur. Bekend geworden als regisseur van Hammer horrorfilms en kinderproducties. In Tasmanië geboren acteur kwam in 1948 naar Engeland, waar hij aanvankelijk kleine rollen speelde in films als The Planter’s Wife (Ken Annakin, 1952) en The Cruel Sea (Charles Frend, 1953). Werkte ook als toneel- en scenarioschrijver, resulterend in films als Background (oorspronkelijk stuk; Daniel Birt, 1953), Conflict of Wings (oorspronkelijke roman; John Eldredge, 1954), Child’s Play (Margaret Thomson, 1954) en later veel eigen films en scènes in Puppet on a Chain (Geoffrey Reeve, 1971), waarvoor hij ook de spectaculaire speedbootachtervolging door de Amsterdamse grachten feitelijk regisseerde. Zelfstandig regiedebuut met de jeugdfilm The Stolen Airliner (1955), gevolgd door The Golden Disc (1958), The Adventures of Hal 5 (1958), The Professionals (1959) en de Tommy Steele-musical It’s All Happening (1963). Daarna vooral griezel- en avonturenfilms: The Kiss of the Vampire (1963),

Witchcraft (1964), The Devil-Ship Pirates (1964), The Curse of the Fly (1965), The Face of Fu Manchu (1965), Rasputin: The Mad Monk (met Christopher Lee; 1966), Our Man in Marrakesh (1966), The Brides of Fu Manchu (1966), Rocket to the Moon (naar Jules Verne; 1967), The Violent Enemy (1967), A Taste of Excitement (1970), Dark Places (1973), Psychomania (1973), Callan (1974), Hennessy (1975), een remake van Hitchcocks The Thirty Nine Steps (1978), Bear Island (1979) en What Waits Below (1985). Second unit-regisseur bij  Carve Her Name with Pride (Lewis Gilbert, 1958) en Those Magnificent Men in Their Flying Machines (Annakin, 1965).

Olga Madsen

64, Amsterdam, 14 december, euthanasie na chronische longaandoening

 

Nederlands regisseur, producent, scenarioschrijver, docent en adviseur. Wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste kracht achter de schermen van de soap Goede tijden, slechte tijden en daarmee van de hele soaptraditie in Nederland. Haar definitie van soap hing lang aan de muur van de Aalsmeerse studio: ,,een naïef, door dialoog en beeld verteld verhaal, waarin reële personages het meest onwaarschijnlijke waarschijnlijk doen lijken'’.  Was vanaf het begin met haar vaste scenarioschrijver Rogier Proper betrokken bij Doctor Proctor Scripts, ‘de eerste Nederlandse scenariofabriek’. Ontwikkelde eveneens Goudkust (1996-2001) voor Endemol. Toen Joop van den Ende Madsen in 1990 vroeg om de Australische soap The Restless Years voor een Nederlands publiek te bewerken, was ze de ideale kandidaat om een door de smaakmakende gemeente geminacht genre prestige en inhoud te verschaffen. Madsen had een lange loopbaan in de filmwereld, sinds ze afstudeerde aan de Filmacademie, onder meer als vaste assistent-regisseur van Pim de la Parra en Wim Verstappen bij Scorpio Films en van Frans Weisz bij De inbreker (1972) en  Heb medelij, Jet! (1975), als regiedocent aan de Filmacademie en als bestuurder en adviseur van het Fonds voor de Nederlandse Film (het zogenaamde ‘kleine’  Filmfonds, dat kunstzinnige producties subsidieerde). Desondanks had ze altijd iets verongelijkts, alsof echt succes haar niet vergund was. Zelfs Madsens grootste wapenfeit, een Zilveren Beer in Berlijn voor de korte film Straf (1974), werd enigszins overschaduwd door beschuldigingen van plagiaat: het scenario van Rogier Proper over een meisje dat uit woede de viool van haar vader vernielt, zou gejat zijn van collega Marianna Dikker. Ook leek het de films van Madsen zelden gegeven om in de bioscoop te draaien. Het dichtst bij kwam nog Gekkenbriefje (1981) , een meer dan adequate  maar slechts marginaal gedistribueerde verfilming van Ger Verrips’ novelle Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt, over weerbarstige dienstplichtigen tijdens de ‘politionele acties’.  Voorts regisseerde Madsen de korte film Verlies (1976),  de balletdocumentaire Uit eigen beweging (tevens productie; 1982), televisiebewerkingen van Vondels Adam in ballingschap  (met het Publiekstheater; 1984) en Goethes Faust (met De Appel; 1986) en de biografische tv-serie Wilhelmina (2001).

Had met Frans Rasker samen de productiemaatschappij Horizon Films, die naast Gekkenbriefje onder meer de speelfilms Blindgangers (debuut van Ate de Jong, 1977) en Een tip van de sluier (Frans Bromet, 1980) maakte, en de korte film De elektriseermachine van Wimshurst (Erik van Zuylen, 1978). Ook producent van De Anna (Van Zuylen, 1983) en Dorst (Willy Breebaart, 1988), alsmede de documentaire over editor Helen van Dongen Dubbelbeeld (Hans van Dongen, 1985) en de korte film Assefeest (Ramón Gieling, 1982). Speelde een rolletje in Rubia’s Jungle (De la Parra, 1970) en was te zien in de documentaires Allemaal film (aflevering van Hans Pool, 2007) en Parradox (In-soo Radstake, 2010). Als adviseur en scenariobegeleider betrokken bij speelfilms van Ben Sombogaart: De tweeling (2002), Bride Flight (2008), De storm (2009).

 

12 december 2011

Bert Schneider

78, Los Angeles, 12 december, natuurlijke dood

 

Amerikaans producent. Stond aan de wieg van enkele films die Hollywood drastisch zouden veranderen, met name de low-budget tegencultuurklassieker Easy Rider (Dennis Hopper, 1969). Richtte met regisseur Bob Rafelson een productiemaatschappij op die aanvankelijk Raybert heette, maar na de komst van Steve Blauner omgedoopt werd in BBS (Bert, Bob & Steve). Schneider won een Oscar als producent van de invloedrijke Vietnamdocumentaire Hearts and Minds (Peter Davis, 1974). Eerste productie van Raybert was de tv-serie over een kunstmatige rockgroep The Monkees (1968) en de daarvan afgeleide speelfilm Head (Rafelson, 1968).

Na het immense succes van Easy Rider debuteerde BBS met Five Easy Pieces (Rafelson, 1970), gevolgd door Drive, He Said (regiedebuut van Jack Nicholson, 1971), A Safe Place (Henry Jaglom, 1971), The Last Picture Show (Peter Bogdanovich, 1971), de Chaplin-documentaire The Gentleman Tramp (Richard Patterson, 1976), Tracks (Jaglom, 1977) en Days of Heaven (Terrence Malick, 1978).

 

Alberto de Mendoza

88, Madrid, 12 december, ademhalingsproblemen

 

Argentijns acteur en danser, voluit Alberto Manuel Rodríguez Gallego González de Mendoza. Speelde als 7-jarige al in een gauchofilm. Had vooral een lange carrière met romantische, later veelal kleinere rollen in Europese films vanaf de jaren 60: y yo somos tres (Rafael Gil, 1962), La reina del Chantecler (Gil, 1962), Chantaje a un torero (tegenover stierenvechter el Cordobés; Gil, 1963), La máscara de Scaramouche (Antonio Isasi-Ismendi, 1963), Una chica vasi formal/Ein fast anständiges Mädchen (Ladislao Vajda, 1963), L’arme à gauche (Claude Sautet, 1965),

L’homme de Marrakech (Jacques Deray, 1966), Volver a vivir (Mario Camus, 1968), The Desperate Ones/Más allá de las montañas (Alexander Ramati, 1968), Una sullaltra/Perversion Story (Lucio Fulci, 1969), Il pistolero dell’ Ave Maria (Ferdinando Baldi, 1969), Una lucertola con la pelle di donna/Schizoid (Fulci, 1971). La folie des grandeurs (Gérard Oury, 1971), Horror Express (Eugenio Martin, 1972), Open Season (Peter Collinson, 1974), Ten Little Indians/Ein Unbekannter rechnet ab (Collinson, 1974), The House on Garibaldi Street (Collinson, 1979), Bossa Nova (Bruno Barreto, 2000) en als de opa in Tapas (José Corbacho en Manuel Cruz, 2005) en  La mala verdad (Miguel Angel Rocca, 2011)

 

11 december 2011

Harold Hopkins

67, Sydney, 11 december, natuurlijke dood

 

Australisch acteur.  Nominatie voor een Australian Film Institute-prijs als beste mannelijke bijrolspeler in de sportfilm The Club (Bruce Beresford, 1980). Vele second leads en bijrollen in films als Age of Consent (Michael Powell, 1969), Don’s Party (Beresford, 1976), The Picture Show Man (John Power, 1977), Gallipoli (Peter Weir, 1981), Monkey Grip (Ken Cameron, 1982), The Year My Voice Broke (John Duigan, 1987), No Worries (David Elfick, 1994), Joey (Ian Barry, 1997), Our Lips Are Sealed (met de Olsen Twins; Craig Shapiro, 2002) en The Clinic (James Rabbitts, 2010). Ook veel televisierollen.

08 december 2011

Gilbert Adair

66, Londen, 8 december, hersenbloeding

 

Schots romanschrijver, scenarist en filmcriticus. Voor lezers van Sight & Sound en dagblad The Guardian een vertrouwde, scherpzinnige stem als criticus en columnist, gespecialiseerd in Franse cinema en filmtheorie. Woonde in Parijs (1968-80). Auteur van boeken over film als Hollywood’s Vietnam (1981), A Night at the Pictures (samen met Nick Roddick, 1985), The Postmodernist Always Rings Twice (1992) en Flickers (1995). Bezorger en vertaler van een selectie uit de brieven van François Truffaut (1990). Schreef ook verschillende romans, die soms verfilmd werden, bijvoorbeeld The Holy Innocents over mei 1968 in Parijs als The Dreamers (tevens scenario; Bernardo Bertolucci, 2003) en Love and Death on Long Island (Richard Kwietniowski, 1997). Schreef het originele scenario voor The Territory (Raoul Ruiz, 1981) en A Closed Book (tevens productie en oorspronkelijke roman; Ruiz, 2010). Als acteur te zien in Écoute voir(Hugo Santiago, 1979).

07 december 2011

Harry Morgan

96, Los Angeles, 7 december, longontsteking

 

Amerikaans bijrolacteur, pseudoniem van Harry Bratsberg. Won in 1980 een Emmy voor zin rol van kolonel Sherman T. Potter in de tv-serie M*A*S*H (1974-83). Speelde in ruim honderd films, tot 1962 als Henry Morgan. Onder meer in To the Shores of Tripoli (H. Bruce Humberstone, 1942), The Omaha Trail (Edward Buzzell, 1942), The Ox Bow Incident (William A. Wellman, 1943), Wing and a Prayer (Henry Hathaway, 1944), State Fair (Walter Lang, 1945), From This Day Forward (John Berry, 1946), Dragonwyck (Joseph L. Mankiewicz, 1946), Somewhere in the Night (Mankiewicz, 1946), All My Sons (Irving Reis, 1948), The Big Clock (John Farrow, 1948), Moonrise (Frank Borzage, 1948), Yellow Sky (Wellman, 1948), Madame Bovary (Vincente Minnelli, 1949), Dark City (William Dieterle, 1950), Boots Malone (Dieterle, 1952), Bend of the River (Anthony Mann, 1952), High Noon (Fred Zinnemann, 1952), What Price Glory (John Ford, 1952), Thunder Bay (A. Mann, 1953), Torch Song (Charles Walters, 1953), The Glenn Miller Story (A. Mann, 1953), The Far Country (A. Mann, 1954), Strategic Air Command (A. Mann, 1955), Not as a Stranger (Stanley Kramer, 1955), The Bottom of the Bottle (Hathaway, 1956), Backlash (John Sturges, 1956), The Teahouse of the August Moon (Daniel Mann, 1956), Inherit the Wind (Kramer, 1960), Cimarron (A. Mann, 1960), How the West Was Won (Ford, Hathaway en George Marshall, 1962), John Goldfarb, Please Come Home (J. Lee Thompson, 1965), Frankie and Johnny (met Elvis Presley; Frederick de Cordova, 1966), What Did You Do in the War, Daddy? (Blake Edwards., 1966), The Flim-Flam Man (Irvin Kershner, 1967), Support Your Local Sheriff (Burt Kennedy, 1969), The Barefoot Executive (Robert Butler, 1971), Support Your Local Gunfighter (Kennedy, 1971), The Apple Dumpling Gang (Norman Tokar, 1975), The Shootist (Don Siegel, 1976), The Cat from Outer Space (Tokar, 1978), The Apple Dumpling Gang Rides Again (Vincent McEveety, 1979) en Dragnet (Tom Mankiewicz, 1987). Regisseerde verschillende afleveringen van tv-series, waaronder negen van M*A*S*H.

 

05 december 2011

Els Ingeborg Smits

67, Amsterdam, 5 december, botkanker

 

Nederlands actrice. Theaterdebuut in 1963, eindexamen toneelschool Amsterdam in 1969. Was lang verbonden aan Leonard Franks toneelgroep Baal (1973-84) en Frans Strijards’ Art & Pro (1986-2001). Won een Colombina in 1988 voor haar rol in het stuk Hitchcocks driesprong. Speelde met Baal in de filmversie van Botho Strauss’ Bekende gezichten, gemengde gevoelens (Ate de Jong, 1980), maar werd in de verfilming van Judith Herzbergs Leedvermaak (Frans Weisz, 1988) vervangen door Sigrid Koetse.

Filmdebuut in de quasidocumentaire Identity (Jan Vrijman, 1971). Overige films: Pastorale 1943 (Wim Verstappen, 1978), Thomas en Senior op het spoor van Brute Berend (Karst van der Meulen, 1985), De provincie (Jan Bosdriesz, 1991), Ik ga naar Tahiti (Gerrard Verhage, 1992), Belle van Zuylen – Madame de Charrière (Digna Sinke, 1993), Van God los (Pieter Kuijpers, 2003), Het mysterie van de sardine (Erik van Zuylen, 2005), Timboektoe (Dave Schram, 2007) en Richting west (Nicole van Kilsdonk, 2010). Daarnaast de korte films De opgefokte olifant (Hubert Schröder, 1972) en Bobby (Ineke Houtman, 1992) en tv-series als Het jaar van de opvolging (Weisz, 1998), De Daltons, de jongensjaren (Rita Horst, 2007) en Verborgen gebreken (2009-10). Partner van musicoloog, componist en auteur Elmer Schönberger.

03 december 2011

Sam Waynberg

Sam Waynberg

86, Gstaad, 3 december

 

In Polen geboren Duits distributeur en producent. Overlevende van concentratiekamp richtte de Duitse distributiemaatschappij Scotia op, die in de jaren 90 verwikkeld was in processen tegen Miramax. Produceerde de oorlogsdocumentaire Er ging an meiner Seite (Peter Pewas, 1958) en speelfilms als Cul-de-sac (Roman Polanski, 1966), Gates to Paradise (Andrzej Wajda, 1968), Psychologie des Orgasmus (Hermann Schnell, 1970), Anatomie des Liebesaktes (Schnell, 1971), Tendres cousines (David Hamilton, 1980), Going Steady/Yotzim kavua (Boaz Davidson, 1979) en een groot aantal vervolgen in de Lemon Popsicle/Hot Bubblegum-serie erotische komedies voor jongeren, bedacht door Menahem Golan en Yoram Globus, maar ook Querelle (Rainer Werner Fassbinder, 1982) en Un dimanche de flic (Michel Vianey, 1983). Co-scenarist van Hot Bubblegum/Shifshuf naim (Davidson, 1981) en Lemon Popsicle 6/ Harimu ogen (Dan Wolman, 1985). Waynbergs productie van de documentaire Stamping Ground (Hans Jürgen Pohland, 1971) over het popfestival van Kralingen leidde tot een levenslange vriendschap met de Nederlandse distributeur Robbert Wijsmuller.

Dev Anand

88, Londen, 3 december, natuurlijke dood

 

Indiaas acteur, regisseur en producent. Broer van filmmakers Chetan en Rajiv Anand werd in de jaren vijftig en zestig een van de populairste Bollywoodidolen. Debuteerde in Hum ek hain/We Are One (PL Santoshi, 1946), doorbraak als ster in Ziddi/Stubborn (Shahid Lateef, 1948). Grootste successen: Guide (Vijay Anand, 1965), Jewel Thief (V. Anand, 1967), Johny mera nam/My Name is Johny (V. Anand, 1970) en Tere mere sapne/Our Dreams (V. Anand, 1971). Eerste film als regisseur was Prem pujari/The Worshipper of Love (1970), gevolgd door hits als Haré Raama haré Krishna (1971) en Des pardes/At Home and Abroad (1978), alle met serieuze thema’s als illegale immigratie en drugsverslaving. Producent vanaf 1950, te beginnen met Afsar (C. Anand). Won vier Filmfare Awards: beste acteur in Kalapani (Raj Ghosla, 1958), beste acteur en film voor Guide (1965) en een ‘lifetime achievement award’ in 1993.