Oorspronkelijk
Hongaars cameraman, die als János Badal in 1957 naar Frankrijk vluchtte. Werd
daar vooral bekend als chef-cameraman, samen met Andréas Winding, van het op
70mm gedraaide Playtime (Jacques
Tati, 1967) en eerder de in Frankrijk opgenomen Amerikaanse komedie What’s New, Pussycat? (geschreven door
Woody Allen; Clive Donner, 1965). Eindexamen aan de nationale Hongaarse
filmschool in 1951. Draaide een korte film van Miklós Jancsó (Kezünkbe vettük a béke ügyét, 1950) en
debuteerde als chef-camera met Ecseri
lakodalmas (László Kalmár, 1952), gevolgd door onder meer Rákóczi hadnagya (Frigyes Bán, 1954), Hintónjáró szerelem/Love Travels by Coach (László
Ranódy, 1955), Gábor diák (Kalmár,
1956) en Bakaruhában/A Sunday Romance (Imre
Fehér, 1957). Maakte zijn Franse debuut met Les
mauvais coups (met Simone Signoret; François Leterrier, 1961). Ook
verantwoordelijk voor het beeld van films als Le rendez-vous de minuit (Roger Leenhardt, 1961), Education sentimentale (naar Flaubert;
Alexandre Astruc, 1962), Ballade pour un
voyou (Claude-Jean Bonnardot, 1963), L’accident
(Edmond T. Gréville, 1963), Un roi
sans divertissement (Leterrier, 1963), Behold
a Pale Horse/En de hel volgde hem na (Fred Zinnemann, 1964),
Tintin et les oranges bleues/Kuifje en de blauwe sinaasappels (Philippe Condroyer, 1964), Här börjar äventyret/Adventure Starts Here (Jörn Donner, 1965), Les coeurs verts (Édouard Luntz, 1966), de korte Tati-film Cours du soir (Nicolas Rybowski, 1967), L’une et l’autre (René Allio, 1967), Les idoles (Marc’o, 1968), La fiancée du pirate (Nelly Kaplan, 1969), Le dernier saut/Legionnair tot de dood (Luntz, 1970), Promise at Dawn/La promesse à l’aube (Jules Dassin, 1970), Les assassins de l’ordre (met Jacques Brel; Marcel Carné, 1971), Un peu de soleil dans l’eau froide (Jacques Deray, 1971), Projection privée (Leterrier, 1973), de tv-film Parade (Tati, 1974), Verdict (met Sophia Loren en Jean Gabin; André Cayatte, 1974), Sérieux comme le plaisir (Robert Benayoun, 1975), Il faut vivre dangereusement (Claude Makovski, 1975), Goodbye Emmanuelle (met Sylvia Kristel; Leterrier, 1977), L’amour en question (Cayatte, 1978), Arch of Triumph (Daniel Mann, 1980), Le bahut va craquer (Michel Nerval, 1981), het debuut Les enfants volants (Guillaume Nicloux, 1991), Mocky Story (Jean-Pierre Mocky, 1991), Ville à vendre (Mocky, 1992) en het Hongaarse Kölcsönkapott idö/Living on Borrowed Time (naar Gyula Hernádi; István Poór, 1993).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten