29 september 2010

Tony Curtis


85, Las Vegas, 29 september, hartstilstand

Amerikaans steracteur, pseudoniem van Bernard Herschel Schwartz. Veelzijdig aanwezig in films uit zeven decennia, zal vooral onthouden worden om zijn rollen in komedies en avonturenfilms. De tegenspeler in travestie van Marilyn Monroe in Some Like It Hot (Billy Wilder, 1959) is klassieker geworden dan Curtis´enige voor een Oscar genomineerde rol, een jaar eerder als aan Sidney Poitier vastgeketende, ontsnapte gevangene in het humanitaire The Defiant Ones (Stanley Kramer, 1958). Ook de privé-besognes van playboy Curtis trokken vaak veel
aandacht. Over zijn eerste van zes huwelijken, met Janet Leigh (Psycho)
zei Curtis achteraf dat het vooral een door publiciteitsoverwegingen bepaalde
keuze was geweest, ten gunste van de carrière van beide jonge sterren. Het
hoeft weinig verbazing dat hun dochter Jamie Lee Curtis (Halloween) niet veel contact had met haar vader. Niet lang geleden onthulde Curtis dat hij Monroe tijdens de opnamen zwanger had gemaakt, maar ze kreeg een miskraam.



`Boinie´ Schwartz, zoon van een arme Hongaars-Joodse kleermaker en een schizofrene moeder met losse handjes uit The Bronx, groeide op als jeugdbendelid en bewoner van kindertehuizen. De marine was een uitkomst en bekostigde na de oorlog zijn acteerlessen. Zijn eerste filmrol speelde hij in een korte home movie van en tegenover Jerry Lewis: How to Smuggle a Hernia across the Border, 1949). Een officieel debuut, als jeugddelinquent, volgde hetzelfde jaar in City across
the River
(Maxwell Shane, 1949) onder de naam Anthony Curtis. Hij sprak slechts een zin als piccolo in The Lady Gambles (Michael Gordon, 1949),
maar trok al meer aandacht als gigolo tegenover Burt Lancaster in Criss Cross (Robert Siodmak, 1949). De rollen werden snel groter, in Johnny Stool Pigeon(William Castle, 1949), de film over de sprekende muilezel Francis (Arthur Lubin, 1951) en tegenover James Stewart in Winchester ´73(Anthony Mann, 1950). De eerste vrolijke avonturenfilm, The Prince Who Was a Thief(Rudolph Maté, 1951) betekende ook de eerste echte hoofdrol. Een greep uit wat volgde: Flesh and Fury(Joseph Pevney, 1952), No Room for the Groom (Douglas Sirk, 1952), titelrollen in Son of Ali Baba (Kurt Neumann, 1952)en Houdini(tegenover Leigh; George Marshall, 1953), Beachhead(Stuart Heisler, 1954), The Black Shield of Falworth(Maté,1954),Six Bridges to Cross (Pevney, 1955), So This Is Paris (Richard Quine, 1955), The
Purple Mask
(H. Bruce Humberstone, 1955), The Square Jungle (Jerry Hopper, 1955), het grote succes Trapeze (tegenover Lancaster en Gina Lollobrigida; Carol Reed, 1956), Mister Cory(Blake Edwards,1957), weer tegenover Lancaster in het veelgeprezen Sweet Smell of Success(Alexander Mackendrick, 1957), The Midnight Story (Pevney, 1957), tegenover Kirk Douglas in The Vikings (Richard Fleischer, 1958) en Spartacus(Stanley Kubrick, 1960), tegenover Frank Sinatra en Natalie Wood in Kings Go Forth(Delmer Daves, 1958), The Perfect Furlough(Edwards, 1958) en tegenover zijn idool Cary Grant in de marinekomedie Operation Petticoat (Edwards, 1959).



Na de successen in het seizoen ´58´-´59 neigde Curtis steeds meer naar het lichtere werk. Tot zijn films uit het volgende decennium behoren Who Was That Lady? (met Leigh en Dean Martin; George Sidney, 1960), The Rat Race (Robert Mulligan, 1960), in vijf rollen in The Great Impostor(Mulligan, 1961), als indiaanse soldaat op Iwo Jima in The Outsider (Delbert Mann, 1961), als zoon van Kozakkenleider Yul Brynner in Taras Bulba (J. Lee Thompson, 1962), 40 Pounds of Trouble (Norman Jewison, 1962), als assistent van legerpsychiater Gregory Peck in Captain Newman, M.D. (David Miller, 1963), tegenover tweede
echtgenote Christine Kaufmann in Wild and Wonderful(Michael Anderson, 1964),
Goodbye Charlie (Vincente Minnelli, 1964), Sex and the Single Girl (met Wood; Quine, 1964), The Great Race (Edwards, 1965), Boeing Boeing (met Lewis; John Rich, 1965), Not with My Wife, You Don´t! (Norman Panama, 1966), Don´t Make Waves (met Claudia Cardinale; Mackendrick, 1967), in de titelrol van The Boston Strangler (Fleischer, 1968) en Those Daring Young Men in Their Jaunty Jalopies/Monte Carlo or Bust! (Ken Annakin, 1969).



De volgende decennia speelde Curtis vooral in curiosa en duur betaalde gastrollen: You Can´t Win ´em All (met Charles Bronson; Peter Collinson, 1970), Suppose They Gave a War and Nobody Came? (Hy Averback, 1970), in de titelrol van de Joodse gangster Lepke (Menahem Golan, 1975), The Last Tycoon (Elia Kazan, 1976), in de titelrol van het Oostenrijkse Casanova & Co. (Franz Antel, 1976),tegenover Mae West in Sextette (Ken Hughes, 1978), The Manitou (William Girdler, 1978), The Bad News Bears Go to Japan (John Berry, 1978), tegenover Walter Matthau en Julie Andrews in Little Miss Marker (Walter Bernstein, 1980), de Agatha Christieverfilming The Mirror Crack´d (Guy Hamilton, 1980), Insignificance (Nicolas Roeg, 1985), Welcome to Germany (Thomas Brasch, 1988), Naked in New York (Daniel Algrant, 1993), Louis & Frank (Alexandre Rockwell, 1998) en Play It to the Bone (Ron Shelton, 1999). Curtis´ bekendste televisierol was tegenover Roger Moore in de serie The Persuaders/De versierders (1971-72).


Joe Mantell


94, Tarzana CA, 29 september, longontsteking

Amerikaans acteur. Oscarnominatie voor zijn bijrol in Marty (Delbert Mann, 1955), officieel een debuut, na verschillende figurantenrollen. Daarna onder meer in Storm Center (Daniel Taradash, 1956), Beau James (Melville Shavelson, 1957), tegenover Jerry Lewis in The Sad Sack (George Marshall, 1957), Onionhead (Norman Taurog, 1958), The Crowded Sky (Joseph Pevney, 1960), The Birds (Alfred Hitchcock, 1963), Mister Buddwing (Mann, 1966), Chinatown (Roman Polanski, 1974) en het vervolg The Two Jakes (Jack Nicholson, 1990). Ook heel veel televisierollen.

28 september 2010

Arthur Penn


88, New York, 28 september, hartaanval

Amerikaans film-, theater- en televisieregisseur. Zijn op dat moment ongekend gewelddadige en rebelse depressiedrama Bonnie and Clyde (1967) zou van enorme invloed blijken op het 'nieuwe Hollywood'. De vertelling over het legendarische bankroverspaar Bonnie Parker (Faye Dunaway) en Clyde Barrow (Warren Beatty) benadrukte de uitsluiting van sociale paria's en de vanzelfsprekendheid van een keuze voor een (auto)destructieve vorm van criminaliteit. Maar ook de bloedbaden en het gebruik van technieken als slow-motion en parallelmontage zouden nog lang naklinken in het werk van generatiegenoten als Sam Peckinpah, John Frankenheimer en in zekere zin Dennis Hopper. Penn kreeg voor zijn bekendste film een Oscarnominatie als beste regisseur, net als voor The Miracle Worker (1962) en het hippierelaas Alice's Restaurant (1969).



De in Philadelphia geboren zoon van een horlogemaker van Joods-Russische afkomst werd aanvankelijk opgeleid om de zaak van zijn vader over te nemen, maar was ook als acteur actief in het theater. In de jaren vijftig werd hij een zeer gerespecteerd regisseur van televisiedrama's, ook de bakermat van Hollywoodregisseurs als Delbert Mann, Sidney Lumet en Frankenheimer. Penn debuteerde op het grote doek met een western over Billy the Kid, The Left Handed Gun (1958). De film met Paul Newman was vooral in Europa een culthit, maar trok in Amerika weinig aandacht, zodat Penn terugkeerde naar het toneel, dit keer als regisseur. De Oscars voor actrices Anne Bancroft en Patty Duke (als de doofblinde Helen Keller) in The Miracle Worker deden het tij enigszins keren, maar Penn werd ontslagen (en vervangen door Frankenheimer) als regisseur van The Train (1964) en zijn experimenteel vormgegeven Mickey One (1965) werd slecht begrepen, in tegenstelling tot het zuidelijke drama (naar Horton Foote) The Chase (met Marlon Brando, Jane Fonda en Robert Redford; 1966).

Na de twee 'tegencultuur'-films Bonnie and Clyde en Alice's Restaurant (tevens scenario) bevestigde Penn zijn reputatie als vertolker van de tijdgeest par excellence met Little Big Man (1970), een epos met Dustin Hoffman, dat trachtte een indiaanse visie op de geschiedenis van binnen uit weer te geven. Met uitzondering van het hoogspringerssegment in de documentaire Visions of Eight (1973) over de Olympische Spelen van München, maakte Penn vijf jaar geen film, waarna de film noir Night Moves (1975) enigszins teleurstelde. De western The Missouri Breaks (1976) imponeerde vooral door de poging de monstres sacrés Jack Nicholson en Brando te temmen. Daarna werd de carrière van Penn nog minder consistent. Four Friends (1981) volgde een groep schoolvrienden in de jaren zestig, Target (1985) kwam in de buurt van een doorsnee-actiefilm. Zijn laatste twee films, Dead of Winter (1987) en Penn & Teller Get Killed (1989), haalden hier de bioscoop niet eens. Europa bleef echter trouw Penn bewonderen als Amerikaans filmauteur, zoals bleek uit zijn deelname aan de Franse omnibusdocumentaire over het eeuwfeest van de cinema Lumière et cie. (1995) en een Gouden Beer voor zijn hele oeuvre (Berlijn 2007).


""

27 september 2010

Sally Menke


56, Los Angeles, 27 september, omgekomen tijdens wandeltocht in Beachwood Canyon

Amerikaans editor. Monteerde alle films van Quentin Tarantino vanaf het begin (Reservoir Dogs, 1992) en kreeg Oscarnominaties voor de montage van diens Pulp Fiction (1994) en Inglourious Basterds (2009). Tarantino beschouwde Menke als zijn naaste medewerker, die in de geest bij elke opname aanwezig was. Er bestaan van verschillende films van Tarantino zogeheten gag reels, waarin acteurs en crewleden na een mislukte take "Hi Sally!" roepen.
Tot haar overige films behoren Teenage Mutant Ninja Turtles (Steve Barron, 1990), Heaven & Earth (Oliver Stone, 1993), Mulholland Falls (Lee Tamahori, 1996), Nightwatch (Ole Bornedal, 1997), All the Pretty Horses (tevens executive producer; Billy Bob Thornton, 2000), Daddy and Them (Thornton, 2001) en Peacock (Michael Lander, 2010).


Pierre Guffroy


84, Bourgondië, 27 september, natuurlijke dood

Frans decorontwerper. Won een Oscar voor Tess (Roman Polanski, 1978) en Césars voor Que la fête commence (Bertrand Tavernier, 1976), Pirates (Polanski, 1985) en Valmont (Milos Forman, 1988). Begon als assistent bij Pickpocket (Robert Bresson, 1959), zelfstandig debuut als art director voor Le testament d'Orphée (Jean Cocteau, 1959). Bekendste overige films: Alphaville, une étrange aventure de Lemmy Caution (Jean-Luc Godard, 1965), Paris brûle-t-il?/Is Paris Burning? (Oscarnominatie; René Clément, 1965), Mouchette (Bresson, 1966), La mariée était en noir (François Truffaut, 1967), La voie lactée (Luis Buñuel, 1968), Bof...anatomie d'un livreur (Claude Faraldo, 1970), Max et les ferrailleurs (Claude Sautet, 1970), César et Rosalie (Sautet, 1972), Le charme discret de la bourgeoisie (Buñuel, 1972), Le fantôme de la liberté (Buñuel, 1974), La gifle (Claude Pinoteau, 1974), Le locataire/The Tenant (Polanski, 1976), Cet obscur objet du désir (Buñuel, 1977), Je vous aime (Claude Berri, 1980), La nuit de Varennes/Un nuovo mondo (Ettore Scola, 1981), L'argent (Bresson, 1982), Max, mon amour (Nagisa Oshima, 1986), Frantic (Polanski, 1987), The Unbearable Lightness of Being (Philip Kaufman, 1988) en Death and the Maiden (Polanski, 1994). Hoofdpersoon van de documentaire L'envers du décor: Portrait de Pierre Guffroy (Robert Salis, 1992).


26 september 2010

Gloria Stuart


100, Brentwood CA, 26 september, longkanker

Amerikaans actrice, eigenlijk Gloria Frances Stewart. Een van de originele leden in 1934 van het Screen Actors Guild werd op haar 87ste als oudste persoon ooit genomineerd voor een Oscar, in de categorie beste vrouwelijke bijrol. Zij speelde in Titanic (James Cameron, 1997) de oude Rose, die in het grootste deel van de film de jonge gestalte van Kate Winslet aannam. Debuteerde na summiere theaterervaring als 21-jarige in Street of Women (Archie Mayo, 1932). Onder contract bij Universal en Fox speelde Stuart vooral in onopmerkelijke B-films, met uitzonderingen als Back Street (John M. Stahl, 1932), The Old Dark House (James Whale, 1932), Air Mail (John Ford, 1932), Sweepings (John Cromwell, 1933), The Kiss before the Mirror (Whale, 1933), Secret of the Blue Room (Kurt Neumann, 1933), The Invisible Man (Whale, 1933), Roman Scandals (Frank Tuttle, 1933), Here Comes the Navy (Lloyd Bacon, 1934), Gift of Gab (Karl Freund, 1934), Maybe It's Love (top-billed; William C. McGann, 1935), Gold Diggers of 1935 (Busby Berkeley, 1935), Laddie (George Stevens, 1935), Professional Soldier (Tay Garnett, 1935), The Prisoner of Shark Island (Ford, 1936), The Crime of Dr. Forbes (top-billed; George Marshall, 1936), de Shirley Temple-vehikels Poor Little Rich Girl (Irving Cummings, 1936) en Rebecca of Sunnybrook Farm (Allan Dwan, 1938), 36 Hours to Kill (Eugene Forde, 1936), Island in the Sky (top-billed; Herbert I. Leeds, 1938), The Three Musketeers (Dwan, 1939), It Could Happen to You (Alfred L. Werker, 1939), The Whistler (William Castle, 1944) en Enemy of Women (Alfred Zeisler, 1944). Na een radiostilte van bijna dertig jaar maakte Stuart haar come-back met een gastrolletje in de televisiefilm The Legend of Lizzie Borden (Paul Wendkos, 1975). Na nog een aantal televisierollen verscheen ze als bejaarde dame kort in de speelfilms My Favorite Year (Richard Benjamin, 1982), Mass Appeal (Glenn Jordan, 1984) en Wildcats (Michael Ritchie, 1986), Na de late Oscarnominatie nog te zien in The Love Letter (Peter Chan, 1999), The Million Dollar Hotel (Wim Wenders, 2000) en Land of Plenty (Wenders, 2004).


24 september 2010

Oswalt Kolle


81, Amsterdam, 24 september, doodsoorzaak onbekend

Oorspronkelijk Duits journalist, scenarioschrijver, regisseur en producent. Was tussen 1968 en 1972 zeer succesvol (over de hele wereld zouden zijn films door 140 miljoen mensen bekeken zijn) als auteur van seksuele voorlichtingsdocumentaires, die gezien kunnen worden als voortzetting van de traditie van de Aufklärungsfilme uit de jaren twintig. Ondanks de educatieve opzet was zijn werk vooral in de bioscoop als erotisch amusement populair. Bekendste titels: Das Wunder der Liebe (Franz Josef Gottlieb, 1968), Das Wunder der Liebe II: Sexuelle Partnerschaft (Alexis Neve, 1968), Deine Frau, das unbekannte Wesen (Neve, 1969), Zum Beispiel Ehebruch (Kolle, 1969) en Was ist eigentlich Pornografie? (Kolle, 1971). Hoofdpersoon van de gedramatiseerde televisiebiografie Kolle - Ein Leben für Liebe und Sex (Susanne Zanke, 2002). Vestigde zich in 1969 in Amsterdam en nam de Nederlandse nationaliteit aan.


22 september 2010

Eddie Fisher


82, Berkeley, 22 september, complicaties bij heupoperatie

Amerikaans zanger, televisiester en filmacteur. Succesvol crooner kreeg vooral bekendheid door zijn huwelijken met filmactrices Debbie Reynolds en Elizabeth Taylor en tienerzangeres Connie Stevens. Beweerde zelf ook affaires te hebben gehad met Bette Davis, Marlene Dietrich, Judy Garland, Mia Farrow, Pier Angeli en Ann-Margret, en drugs en vrouwen te hebben gedeeld met zijn vriend John F. Kennedy. Had een korte filmcarrière, door hoofdrollen tegenover Reynolds in Bundle of Joy (Norman Taurog, 1956) en Taylor in Butterfield 8 (Daniel Mann, 1960). Ook gastrolletje als bedelaar in Taylors vehikel Suddenly, Last Summer (Joseph L. Mankiewicz, 1959). Een bijrol in All about Eve (Mankiewicz, 1950) haalde de definitieve montage niet. Dochter Carrie Fisher uit het huwelijk met Reynolds werd bekend als prinses Leia in de Star Wars-cyclus.


Jackie Burroughs


71, Toronto, 22 september, maagkanker

In Engeland geboren Canadees actrice. Emigreerde in 1952 met haar ouders. Debuut in The Ernie Game (Don Owen, 1967). Tot haar internationaal bekendere films behoren The Kidnapping of the President (George Mendeluk, 1980), The Grey Fox (Philip Borsos, 1983), The Dead Zone (David Cronenberg, 1983), Careful (Guy Maddin, 1992), Last Night (Don McKellar, 1998), Lost and Delirious (Léa Pool, 2001) en Fever Pitch (Bobby en Peter Farrelly, 2005). Regisseerde (met vier anderen) zichzelf in A Winter Tan (1987). Getrouwd geweest met rockmuzikant Zal Yanovsky van The Lovin' Spoonful.


21 september 2010

Geoffrey Burgon


69, Londen, 21 september, na een korte ziekte

Engels componist. Schreef naast autonome muziek veel soundtracks voor televisie en won BAFTA's voor de series Longitude (Charles Sturridge, 2000) en The Forsyte Saga (2002). Ook series als Dr. Who (1975-76), Tinker, Tailor, Soldier, Spy (John Irvin, 1979) en Brideshead Revisited (Sturridge en Michael Lindsay-Hogg, 1981). Schreef ook muziek voor de films Monty Python's Life of Brian (Terry Jones, 1979), The Dogs of War (Irvin, 1980) en Turtle Diary (Irvin, 1985).


Grace Bradley


97, Dana Point CA, 21 september, natuurlijke dood

Amerikaans actrice, zangeres en danseres. Contractster bij Paramount trad vooral op in musicals, zoals Too Much Harmony (A. Edward Sutherland, 1933), Old Man Rhythm (Edward Ludwig, 1935), Anything Goes (Lewis Milestone, 1936), Sitting on the Moon (Ralph Staub, 1936) en The Big Broadcast of 1938 (Mitchell Leisen, 1938). Voorts Six of a Kind (Leo McCarey, 1934), Come On Marines (Henry Hathaway, 1934), The Cat's Paw (met Harold Lloyd; Sam Taylor, 1934), The Gilded Lily (Wesley Ruggles, 1935), O.H.M.S./You're in the Army Now (Raoul Walsh, 1937), Larceny on the Air (Irving Pichel, 1937) en top-billed in de B-film The Invisible Killer (Sam Newfield, 1939). Weduwe van westernacteur William Boyd, die bekend werd als Hopalong Cassidy.

19 september 2010

Irving Ravetch


89, Los Angeles, 19 september, longontsteking

Amerikaans scenarioschrijver, meestal samen met zijn vrouw Harriet Frank Jr. Het duo kreeg twee Oscarnominaties, voor Hud (Martin Ritt, 1963) en Norma Rae (Ritt, 1979). Nadat Ravetch solo westerns had geschreven als The Outriders (Roy Rowland, 1950) en The Lone Hand (George Sherman, 1953) werkte het paar voor het eerst samen aan Ten Wanted Men (H. Bruce Humberstone, 1955). Voorts onder meer The Long, Hot Summer (naar William Faulkner; Ritt, 1958), The Sound and the Fury (naar Faulkner; Ritt, 1959), The Dark at the Top of the Stairs (Delbert Mann, 1960), Hombre (naar Elmore Leonard; Ritt, 1967), The Reivers (naar Faulkner; Mark Rydell, 1967), The Cowboys (Rydell, 1972), onder het pseudoniem James P. Bonner The Carey Treatment (naar Michael Crichton; Blake Edwards, 1972), Conrack (Ritt, 1974), Murphy's Romance (Ritt, 1985) en Stanley & Iris (Ritt, 1989).


15 september 2010

Dick Visser

80, Amsterdam, 15 september, doodsoorzaak onbekend

Nederlands gelegenheidsfilmer. Regisseerde in 1970 een door bevriend bioscoopexploitant Cor Koppies geproduceerde speelfilm onder de veelzeggende titel Allemaal naar bed. Het bleek een met amateurs gemaakte invulling van de summer of love, waarin mensen om onduidelijke redenen hun kleren uittrokken, naar porno keken of psychotherapeutisch gekleurde vragen van de regisseur beantwoordden. Visser noemde het resultaat "een striptease van de sex-film", maar de recensies waren vernietigend en er kwam bijna niemand kijken.Daarna niet meer actief in de filmwereld.

14 september 2010

Caterina Boratto


95, Rome, 14 september, natuurlijke dood

Italiaans actrice. Kort na haar debuut in Vivere (Guido Brignone, 1937) en enkele andere locale successen uitgenodigd naar Hollywood om een contract bij MGM te tekenen. Het ging niet door en Boratto keerde terug naar eigen land, waar ze de hoofdrol speelde in Campo de' Fiori (Mario Bonnard, 1943). Het volkse drama was een voorloper van het neorealisme en tot de scenarioschrijvers behoorde Federico Fellini. Die haalde veel later Boratto's carrière uit het slop, door haar te casten als 'de mysterieuze vrouw' in 8 1/2 (1963) en als de moeder van Giulietta Masina in Giulietta degli spiriti/Giulietta van de geesten (1965). Daarna talloze damesachtige, vaak mysterieuze rollen in films als Io, io, io... e gli altri (Alessandro Blasetti, 1966), ll tigre (Dino Risi, 1967), Diabolik (Mario Bava, 1968), de surprisehit La monaca di Monza/The Lady of Monza/De non van Monza (Eriprando Visconti, 1969), als de Rode Koningin in Castle Keep (Sydney Pollack, 1969), Lady Caroline Lamb (Robert Bolt, 1972), Storia di una monaca di clausura/De non en haar duivel (Domenico Paolella, 1973), Salò o le 120 giornate di Sodoma (Pier Paolo Pasolini, 1975), Primo amore (Risi, 1978), La nuit de Varennes/Un nuovo mondo (Ettore Scola, 1982), Claretta (Pasquale Squitieri, 1984) en The Far Pavillions (Peter Duffell, 1984).


12 september 2010

Claude Chabrol


80, Parijs, 12 september, doodsoorzaak onbekend

Frans regisseur, scenarioschrijver, producent en filmcriticus. De productiefste en commercieel meest succesvolle filmer, die voortkwam uit de nouvelle vague, begon net als Jean-Luc Godard, François Truffaut, Eric Rohmer en Jacques Rivette als criticus bij het blad Les Cahiers du Cinéma. Ook schreef hij samen met Rohmer in 1957 een belangrijke studie van het werk van Alfred Hitchcock. De invloed van de master of suspense op de films van Chabrol woog minstens zo zwaar als zijn behoefte om af te rekenen met de kleine bourgeoisie, waaruit hij zelf afkomstig was. Chabrol studeerde aanvankelijk farmacie, om de apotheek van zijn vader voort te zetten. Vooral in de jaren zestig en zeventig waren zijn films, veelal met tweede echtgenote Stéphane Audran in de hoofdrol, een permanente satire op kleingeestige quasi-elegantie, zoals in de Cahiers ook voortdurend strijd werd gevoerd tegen de zogenaamde Franse kwaliteitscinema van die tijd. Met name de eindeloze maaltijden en de vileine, slechts in schijn beschaafde tafelconversaties in Chabrols films werden spreekwoordelijk.



Chabrol was de eerste van de Cahiers-groep die erin slaagde een lange speelfilm in de bioscopen te krijgen, het alom geprezen Le beau Serge (Prix Jean Vigo; 1958), die hij ook schreef en produceerde. Daarom vroeg Godard hem als 'technisch adviseur' bij zijn eigen debuut À bout de souffle (1960). Ook Chabrols tweede film, Les cousins (wederom met Gérard Blain en Jean-Claude Brialy; 1959) werd goed ontvangen en won een Gouden Beer in Berlijn. Er zouden een kleine zeventig speelfilms volgen, de meeste geschreven door de regisseur, vaak samen met Paul Gégauff. In het oeuvre vallen verschillende bloeiperiodes te onderkennen. De vroege jaren zestig hoorden daar niet toe. Na films als À double tour (1959), Les bonnes femmes (1960), Les godelureaux (1961) en segmenten in de episodenfilms Les sept péchés capitaux (1962), Les plus belles escroqueries du monde (1964) en Paris vu par... (1965) maakte Chabrol tot veler verbazing enkele genrefilms, zoals Landru (1963), Le tigre aime la chair fraîche (1964), Marie-Chantal contre le docteur Kha (1965), Le tigre se parfume à la dynamite (1965) en Le scandale/The Champagne Murders (1967). Met Les biches (1968), een studie van een liefdesrelatie tussen twee vrouwen, keerde Chabrol terug in de art houses.

Met La femme infidèles (1969) begon een klassieke cyclus over bourgeoisie, overspel en misdaad, met titels als het zeer hitchcockiaanse Que la bête meure (1969), Le boucher (1970), La rupture (1970), Juste avant la nuit (1971), La décade prodigieuse/Ten Days' Wonder (1972), Les noces rouges (1973), het politieke Nada (1974), Une partie de plaisir (1975), Les innocents aux mains sales (1975) en Folies bourgeoises/The Twist (1976). Na de tussenfilms Alice ou la dernière fugue (met Sylvia Kristel; 1977) en Les liens de sang/Blood Relatives (1978) vormde Violette Nozière (1978) het begin van een nieuwe reeks films, met een meer klassieke, gerijpte dramatische structuur. en veelal misdaadonderwerpen. Het portret van een gifmengster betekende ook de start van een lange samenwerking met actrice Isabelle Huppert, die er in Cannes de prijs voor de beste actrice voor kreeg. Chabrol won overigens zelf nooit een Gouden Palm, een Oscar of een César.



In de films met Huppert wordt vaak gereflecteerd op al dan niet impliciet feministische thema's: Une affaire de femmes (1988), Madame Bovary (naar Flaubert; 1991), La cérémonie (1995), Rien ne va plus (1997), L'ivresse du pouvoir (2006). De latere films van Chabrol werden vanaf de kostuumfilm Le cheval d'orgueul (1980) niet meer vanzelsprekend in de Nederlandse bioscoop uitgebracht. Tot dat latere werk behoren in eigen land populaire misdaadtitels als Poulet au vinaigre (1985) en het vervolg Inspecteur Lavardin (1986), de kamermuziek van Les fantômes du chapelier (1982), een verfilming van Simone de Beauvoirs Le sang des autres/The Blood of Others (1984), Masques (1987), Le cri du hibou (1987), Jours tranquilles à Clichy (naar Henry Miller; 1990), Dr. M (vrij naar de film van Fritz Lang over dr. Mabuse; 1990), Betty (1992), L'oeil de Vichy (1993), L'enfer (1994), Au coeur du mensonge (1999), Merci pour le chocolat (2000), La fleur du mal (2003), La demoiselle d'honneur (2004), La fille coupée en deux (2007) en Bellamy (2009).



Chabrol produceerde de korte films Le coup du berger (Rivette, 1956) en Véronique et son cancre (Rohmer, 1958), alsmede de lange films Le signe du lion (Rohmer, 1959) en Les jeux de l'amour (tevens gastrol; Philippe de Broca, 1960). Trad op als coproducent van Le farceur (De Broca, 1961) en Paris nous appartient (Rivette, 1961). Net als Hitchcock verscheen Chabrol regelmatig kort in zijn eigen films, maar ook in bijvoorbeeld St. Tropez Blues (Marcel Moussy, 1961), Les ennemis (Edouard Molinaro, 1962), Les durs à cuire (Claude Pinoteau, 1964), Brigitte et Brigitte (Luc Moullet, 1966), La petite vertu (Serge Korber, 1968), het onvoltooide The Other Side of the Wind (Orson Welles, 1972), Un meurtre est un meurtre (Etienne Périer, 1972), L'animal (Claude Zidi, 1977), Les voleurs de la nuit (Samuel Fuller, 1984), Polar (Jacques Bral, 1984), Je haïs les acteurs (Gérard Krawczyk, 1986), L'été en pente douce (Krawczyk, 1987), Alouette, je te plumerai (top-billed; Pierre Zucca, 1988) en Gainsbourg (Joann Sfar, 2010). Won oeuvreprijzen van het filmfestival van Berlijn (2009) en de European Film Academy (2003). Vader van acteur Thomas Chabrol en componist Matthieu Chabrol.


11 september 2010

Kevin McCarthy


96, Hyannis Port MA, 11 september, doodsoorzaak onbekend

Amerikaans acteur. Broer van schrijfster Mary McCarthy (The Group) werd vooral bekend door zijn hoofdrol van een arts in de orginele cultklassieker Invasion of the Body Snatchers (Don Siegel, 1956). Aanvankelijk succesvol Broadwayacteur, bijvoorbeeld als Biff Loman in de door Elia Kazan geregisseerde oerversie van Arthur Millers Death of a Salesman. McCarthy debuteerde in Hollywood in de filmversie (Laslo Benedek, 1951) en kreeg daarvoor meteen een Oscarnominatie (beste mannelijke bijrol) en een Golden Globe (grootste belofte). Lange carrière op televisie en in film vermeldt titels als Drive a Crooked Road (Richard Quine, 1954), Stranger on Horseback (Jacques Tourneur, 1955), An Annapolis Story (Siegel, 1955), Nightmare (Maxwell Shane, 1956), Diamond Safari (top-billed; Gerald Mayer, 1958), The Misfits (John Huston, 1961), 40 Pounds of Trouble (Norman Jewison, 1962), A Gathering of Eagles (Delbert Mann, 1963), The Prize (Mark Robson, 1963), The Best Man (Franklin J. Schaffner, 1964), Mirage (Edward Dmytryk, 1965), A Big Hand for the Little Lady (Fielder Cook, 1966), Hotel (Quine, 1967), The Hell with Heroes (Joseph Sargent, 1968), I quattro dell'Ave Maria/Ace High (Giuseppe Colizzi, 1968), Kansas City Bomber (Jerrold Freedman, 1972), Buffalo Bill and the Indians, or Sitting Bull's History Lesson (Robert Altman, 1976), Piranha (Joe Dante, 1978), een gastrol in de remake Invasion of the Body Snatchers (Philip Kaufman, 1978), The Howling (Dante, 1981), Twilght Zone: The Movie (segment Dante, 1983), Innerspace (Dante, 1987), UHF (Jay Levey, 1989), The Distinguished Gentleman (Jonathan Lynn, 1992), Just Cause (Arne Glimcher, 1995), The Second Civil War (Dante, 1997), Looney Tunes Back in Action (Dante, 2003) en Slipstream (Anthony Hopkins, 2007).


Harold Gould


86, Woodland Hills CA, 11 september, prostaatkanker

Amerikaans acteur, pseudoniem van Harold Goldstein. Doctor in de theaterwetenschap speelde tot op hoge leeftijd talloze kleine en soms wat grotere rollen op televisie en in films. Vooral bekend door zijn aandelen in de series Rhoda (1974-78) en The Golden Girls (1985-92) en de rol van gokker Kid Twist in de film The Sting (George Roy Hill, 1973). Officieel filmdebuut in The Yellow Canary (Buzz Kulik, 1963). Voorts onder meer Inside Daisy Clover (Robert Mulligan, 1965), Harper (Jack Smight, 1966), Project X (William Castle, 1968), The Arrangement (Elia Kazan, 1969), The Lawyer (Sidney J. Furie, 1970), Where Does It Hurt? (Rod Amateau, 1972), The Front Page (Billy Wilder, 1974), The Strongest Man in the World (Vincent McEveety, 1975), Love and Death (Woody Allen, 1975), Silent Movie (Mel Brooks, 1976), The Big Bus (James Frawley, 1976), The One and Only (Carl Reiner, 1978), Seems Like Old Times (Jay Sandrich, 1980), The Dream Chasers (top-billed; Arthur R. Dubs en David E. Jackson, 1982), Romero (John Duigan, 1989), Patch Adams (John Shadyac, 1998), Brown's Requiem (Jason Freeland, 1998), Stuart Little (Rob Minkoff, 1999) en Freaky Friday (Mark Waters, 2003).

07 september 2010

Glenn Shadix


58, Birmingham AL, 7 september, vermoedelijk na val op hoofd

Amerikaans bijrolacteur, pseudoniem van William Glenn Scott. Viel op door zijn rol van een excentrieke binnenhuisarchitect in Beetlejuice (Tim Burton, 1988). Debuteerde met een klein rolletje in The Postman Always Rings Twice (Bob Rafelson, 1981). Ook in films als Sunset (als Roscoe 'Fatty' Arbuckle; Blake Edwards, 1988), Heathers (Michael Lehmann, 1989), Meet the Applegates (Lehmann, 1990), Bingo (Matthew Robbins, 1991), Sleepwalkers (Mick Garris, 1992), Demolition Man (Marco Brambilla, 1993), Love Affair (Glenn Gordon Caron, 1994), Dunston Checks In (Ken Kwapis, 1996), Multiplicity (Harold Ramis, 1996) en Planet of the Apes (Burton, 2001). Ook was Shadix te horen op de soundtrack van de animatiefilm Tim Burton's The Nightmare before Christmas (Henry Selick, 1993) en speelde hij in de serie Carnivale (2003-05).

Clive Donner


84, Londen, 7 september, ziekte van Alzheimer

Engels regisseur en editor. Scoorde een hit met de door Woody Allen geschreven komedie What's New Pussycat? (1965) en won de speciale juryprijs in Berlijn voor de verfilming van Harold Pinters toneelstuk The Caretaker (1963). Actief in filmmontage vanaf 1944 en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor films als Madeleine (David Lean, 1950), Scrooge (Brian Desmond Hurst, 1951), The Card (Ronald Neame, 1952), Genevieve (Henry Cornelius, 1953), The Million Pound Note (Neame, 1954) en I Am a Camera (Cornelius, 1955). Debuteerde als regisseur met de kleine misdaadfilm The Secret Place (1957). Voorts onder meer Heart of a Child (1958), Some People (1962), Nothing But the Best (1964), Luv (1967), Here We Go Round the Mulberry Bush (tevens productie; 1968), Alfred the Great (1969), Vampira (1974), The Nude Bomb (een geheimeagentenparodie met Don Adams en Sylvia Kristel; 1980), Charlie Chan and the Curse of the Dragon Queen (1981) en de verfilming van de legende van Abelard en Héloïse Stealing Heaven (met Derek de Lint; 1988). Werkte ook veel voor televisie.


05 september 2010

David Dortort


83, Los Angeles, 5 september, doodsoorzaak onbekend

Amerikaans televisieproducent en scenarioschrijver, pseudoniem van David Solomon Katz. Creator, producent en schrijver van de legendarische televisieseries Bonanza (1959-68) en The High Chaparral (1967-71). Schreef ook scenario's voor speelfilms als The Lusty Men (Nicholas Ray, 1952), A Cry in the Night (Frank Tuttle, 1956), Reprisal! (George Sherman, 1956), The Big Land (Gordon Douglas, 1957) en A Gift for Heidi (George Templeton, 1958).


01 september 2010

Frans Koppers


77, Amsterdam, 1 september, doodsoorzaak onbekend

Nederlands acteur. Vanaf 1954 in theater en later talrijke bijrollen op televisie, bijvoorbeeld als Brederode in Willem van Oranje (Walter van der Kamp, 1984) en in de populaire series Goede tijden, slechte tijden (1992) en Vrouwenvleugel (1993). Sporadische filmrollen in Sprong naar de liefde (Bas van der Lecq, 1982) en als chauffeur in De Noorderlingen (Alex van Warmerdam, 1992).

Cammie King


76, Fort Bragg CA, 1 september, longkanker

Amerikaans kinderactrice, eigenlijk Eleanore Cammack King. Speelde Bonnie Blue Butler, de dochter van Clark Gable en Vivien Leigh, in Gone with the Wind (Victor Fleming, 1939). Zou daarna alleen nog de stem inspreken van het jonge hertje Faline in de Disney-tekenfilm Bambi (David Hand, 1942). Werkte als volwassene veertig jaar voor de Kamer van Koophandel in Mendocino. Petekind en later stiefdochter van Herbert Kalmus, een van de oprichters van Technicolor.