Italiaans filmactrice.
Populaire ster van volkse komedies en kostuumfilms in de periode vlak voor de
doorbraak van Gina Lollobrigida en Sophia Loren, voor wie ze de weg bereidde.
Vooral in Frankrijk bekend onder de bijnaam Ninì Pampan, tevens de titel van
het door haar gezongen liedje in de komedie L’incantevole
nemica (Claudio Gora, 1953).
Studeerde aan het conservatorium, toen ze in 1946 tot Miss Italië werd verkozen. Officieel filmdebuut in Il segreto di Don Giovanni (Camillo Mastrocinque, 1946). Onder meer in films als Il barone Carlo Mazza (als Mexicaanse kloon van Carmen Miranda; Guido Brignone, 1948), I pompieri di Viggiù (tegenover Totò; Mario Mattoli, 1949), Marechiaro (Giorgio Ferroni, 1949), Biancaneve e i sette ladri (Giacomo Gentilomo, 1949), 47 morto che parla (tegenover Totò; Carlo Ludovico Bragaglia, 1950), Lo sparviero del Nilo (top-billed; Gentilomo, 1950), L’inafferrabile 12 (Mattoli, 1950), È arrivato il cavaliere! (Steno en Mario Monicelli, 1950), Bellezze in bicicletta (top-billed; Carlo Campogalliani, 1951), La paura fa 90 (top-billed tegenover Ugo Tognazzi; Vittorio Metz en Giorgio Simonelli, 1951), als Poppea in O.K. Nerone (Mario Soldati, 1951), Una bruna indiavolata! (top-billed tegenover Tognazzi; Bragaglia, 1951), Le avventure di Mandrin (Soldati, 1952), de Napolitaanse misdaadfilm Processo alla città (Luigi Zampa, 1952), La tratta delle bianche/The White Slave Trade (Luigi Comencini, 1952), als soubrette in La presidentessa (top-billed; Pietro Germi, 1952), Bufere/Fille dangereuse (tegenover Jean Gabin; Brignone, 1953), Un marito per Anna Zaccheo (top-billed; Giuseppe De Santis, 1953),
als stenograaf in Canzoni, canzoni, canzoni (tegenover Alberto Sordi; Domenico Paolella, 1953), Un giorno in pretura (Steno, 1954), Amori di mezzo secolo (episode Mario Chiari, 1954), de Tsjechowverfilming Il matrimonio (tegenover Sordi en Vittorio De Sica; Antonio Petrucci, 1954), La schiava del peccato (top-billed tegenover Marcello Mastroianni; Raffaello Matarazzo, 1954), Orient Express (top-billed; Bragaglia, 1954), La principessa delle Canarie (top-billed tegenover Mastroianni; Paolo Moffa, 1954), La Tour de Nesle (tegenover Pierre Brasseur; Abel Gance, 1955), La bella di Roma (tegenover Sordi; Comencini, 1955), La loi des rues (Ralph Habib, 1956), het voor een Oscar genomineerde La strada lunga un anno (top-billed; De Santis, 1958), het Mexicaanse Sed de amor (tegenover Pedro Armendáriz; Alfonso Corona Blake, 1959), Il terrore dei mari/Guns of the Black Witch (Paolella, 1961), Il gaucho (tegenover Vittorio Gassman; Dino Risi, 1964) en ten slotte de pikante komedie Mazzabubù…quante corna stanno quaggiù? (Mariano Laurenti, 1971). Gebrekkige beheersing van de Engelse taal dwong Pampanini tot het afslaan van vele uitnodigingen uit Hollywood. Trok zich na haar filmcarrière terug in Monaco.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten