Amerikaans steracteur en regisseur. Kreeg eerste grote bekendheid toen president John F. Kennedy hem persoonlijk uitkoos om de jonge luitenant Kennedy te spelen in de film PT 109 (Leslie H. Martinson, 1963). Vijf jaar later won hij de Oscar als beste acteur voor de rol van een geestelijk gehandicapte in Charly (Ralph Nelson, 1968). Robertson nam de prijs niet zelf in ontvangst en zag zijn filmloopbaan enige averij oplopen door eigenzinnig gedrag. Zo werd het hem door het Hollywoodestablishment niet in dank afgenomen dat hij als klokkenluider optrad in de fraudezaak rond Columbia's studiochef David Begelman (1977).
De beste rollen van Robertson betroffen autoriteitsfiguren met een licht verontrustende ondertoon. Twee keer speelde hij een personage dat Martin Sheen ook vertolkte, JFK en Ben Parker. Robertson was voortreffelijk in elegante thrillers als Obsession (Brian De Palma, 1976) en Three Days of the Condor (Sydney Pollack, 1975).
Hij speelde zijn eerste officieuze rolletjes als tiener in Universal-films als We've Never Been Licked (John Rawlins, 1943) en Corvette K-225 (Richard Rosson, 1943). Daarna studeerde hij journalistiek en werkte als zeeman, privé-detective en parkeerassistent, totdat hij via Broadway en televisie zijn echte filmdebuut maakte in Picnic (Joshua Logan, 1955). Tot zijn overige films behoren Autumn Leaves (tegenover Joan Crawford; Robert Aldrich, 1966), The Girl Most Likely (Mitchell Leisen, 1958), The Naked and the Dead (Raoul Walsh, 1958), Gidget (tegenover Sandra Dee; Paul Wendkos, 1959), Battle of the Coral Sea (top-billed; Wendkos, 1959), All in a Night's Work (met Dean Martin en Shirley MacLaine; Joseph Anthony, 1961), The Big Show (James B. Clark, 1961), Underworld U.S.A. (top-billed; Samuel Fuller, 1961), My Six Loves (Gower Champion, 1962), The Interns (David Swift, 1962), Sunday in New York (tegenover Jane Fonda; Peter Tewksbury, 1963), The Best Man (tegenover Henry Fonda; Franklin J. Schaffner, 1964),
633 Squadron (top-billed; Walter Grauman, 1964), Masquerade (top-billed; Basil Dearden, 1965), Up from the Beach (top-billed; Robert Parrish, 1965), The Honey Pot (Joseph L. Mankiewicz, 1967), The Devil's Brigade (Andrew V. McLaglen, 1968), Too Late the Hero (Aldrich, 1970), The Great Northfield Minnesota Raid (top-billed; Philip Kaufman, 1972), Man on a Swing (top-billed; Frank Perry, 1974), Out of Season (Alan Bridges, 1975), Shoot (top-billed; Harvey Hart, 1976), Midway/Battle of Midway (Jack Smight, 1976), de horrorfilm Dominique (top-billed; Michael Anderson, 1980),
als Playboy-eigenaar Hugh Hefner in Star 80 (Bob Fosse, 1983), Class (Lewis John Carlino, 1983), Brainstorm (Douglas Trumbull, 1983), tegenover Burt Reynolds in Malone (Harley Cokeliss, 1987), Renaissance Man (Penny Marshall, 1994), als de president in Escape from L.A. (John Carpenter, 1996), Riding the Bullet (Mick Garris, 2004) en als de oom van de titelheld in alle drie de Spider-man films (Sam Raimi, 2002/2004/2007). Op televisie was Robertson onder veel meer te zien in de originele Batman-serie (1966-68), als een arts in de soap Falcon Crest (1983-84) en als Henry Ford in de tv-biopic Ford: The Man and the Machine (Allan Eastman, 1987). Hij won een Emmy voor de aflevering The Game (Pollack, 1965) in de serie Bob Hope Presents the Chrysler Theatre. Robertson regisseerde zichzelf in twee goed ontvangen bioscoopfilms, de western J.W. Coop (tevens productie en scenario; 1972) en The Pilot (1980) over een alcoholistische gezagvoerder. Getrouwd geweest met de actrices Cynthia Stone (Jack Lemmons ex) en Dina Merrill.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten