Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
Amerikaans producent, distributeur en bioscoopexploitant. Samen met echtgenote Barbara Weintraub Stone invloedrijke speler in de Brits arthousewereld, nadat ze in 1973 de noodlijdende bioscoop Classic in Notting Hill hadden opgekocht en omgedoopt in The Gate. Het werd de toonaangevende alternatieve bioscoop in Londen met twee filialen en een bijbehorend distributiebedrijf, Cinegate, dat startte met drie films van de nog onbekende Rainer Werner Fassbinder. Ze waren begonnen in 1961 met het opzetten van een filmpoot van het theaterfestival in het Italiaanse Spoleto. Zijn eerste film als producent was Hallelujah the Hills (Adolfas Mekas, 1963), gevolgd door onder meer The Brig (Jonas Mekas, 1964), enkele cultfilms van softpotnospecialist Joseph W. Sarno, Ice (Robert Kramer, 1970), Film Portrait (Jerome Hill, 1973), Milestones (tevens acteur; Kramer, 1975) en Scenes from the Class Struggle in Portugal (Kramer, 1977). In Cuba regisseerden Barbara en David Stone de lange documentaire Compañeras y compañeros (samen met Adolfas Mekas, 1970) en begeleidden daar Amerikaanse vrijwilligers die zich bij Castro aansloten. De FBI zat hen op de hielen, zodat ze naar Engeland emigreerden. Na de verkoop van de Gate-bioscopen in 1986 werd Stone restauranthouder en consulent bij het helpen afkicken van drugs- en alcoholverslaafden, in San Francisco en Londen.
87, Woodland Hills CA, 28 april, doodsoorzaak onbekend
Amerikaans acteur. Hoofdrolspeler van Francis Ford Coppola's obscure debuutfilm Dementia 13 (1963) speelde sinds The Breaking Point (Michael Curtiz, 1950) bijrollen in een groot aantal films. Onder meer in Breakthrough (Lewis Seiler, 1950), Operation Pacific (George Waggner, 1951), The People against O'Hara (John Sturges, 1951), Battle Circus/Helden zonder roem (Richard Brooks, 1953), Big Leaguer (Robert Aldrich, 1953), Escape from Fort Bravo (Sturges, 1953), The High and the Mighty (William A. Wellman, 1954), Battle Cry (Raoul Walsh, 1955), Man without a Star (King Vidor, 1955), Cell 2455 Death Row (top-billed; Fred F. Sears, 1955), Running Wild (top-billed; Abner Biberman, 1955), Backlash (Sturges, 1956), zingend met Elvis in Love Me Tender (Robert D. Webb, 1956), Man in the Vault (top-billed; Andrew V. McLaglen, 1956), The Naked and the Dead (Walsh, 1958), The Sheriff of Fractured Jaw (Walsh, 1958), The Young Racers (Roger Corman, 1963), The Secret Invasion (Corman, 1964), Hush...Hush, Sweet Charlotte (Aldrich, 1964), Pretty Maids All in a Row (Roger Vadim, 1971) en Black Gunn (Robert Hartford-Davis, 1972). Daarna alleen op televisie.
82, Beverly Hills, 27 april, lichaam thuis aangetroffen na vermoedelijk overlijden vele maanden eerder
Amerikaans filmactrice, pseudoniem van Iola Yvette Vedder. Ster van enkele horror-exploitatiefilms, zoals Attack of the 50 Foot Woman (Nathan Juran, 1958) en Attack of the Giant Leeches (Bernard L. Kowalski, 1959). Trad voor het eerst officieus in een film op als giechelend meisje aan de telefoon in Sunset Boulevard (Billy Wilder, 1950). Ook in Reform School Girl (Edward Bernds, 1957), Short Cut to Hell (James Cagney, 1957), I Mobster (Roger Corman, 1958), What's the Matter with Helen? (Curtis Harrington, 1971) en Evil Spirits (Gary Graver, 1990). Haar rol als verleidster van Paul Newman in Hud (Martin Ritt, 1963) is in de eindmontage tot een enkele scène teruggebracht, volgens de overlevering op aandringen van Newmans jaloerse echtgenote Joanne Woodward.
82, Laren (NH)(?), 26 april, euthanasie na hersentumor
Nederlands cameraman, voluit Eduard J.K. van der Enden. Onbetwist pionier van de naoorlogse Nederlandse speelfilm, die ook vele documentaires, televisieproducties en commercials, zoals de Grolsch-serie Vakmanschap is meesterschap van Paul Huf, op zijn naam heeft staan. Volgde een opleiding aan het Centro Sperimentale in Rome en werkte vanaf 1955 (En de zee was niet meer) samen met Bert Haanstra. Hij draaide diens met een Oscar bekroonde korte documentaire Glas (1958) en ook Haanstra's zeer succesvolle speelfilmdebuut Fanfare (1958). In hetzelfde jaar fotografeerde Van der Enden Fons Rademakers' eerste, direct voor een Oscar genomineerde speelfilm Dorp aan de rivier (1958). Twee voor een Oscar genomineerde films in een jaar draaien is hier een nooit geëvenaarde prestatie, en dat in een land zonder noemenswaardige filmcultuur. Van der Enden ging verder met een even overrompelende korte documentaire, die een Gouden Beer won in Berlijn: De werkelijkheid van Karel Appel (Jan Vrijman, 1962). De filmografie sindsdien blijft imposant en toonde aan dat Van der Enden geleidelijk ook bij volgende generaties aansluiting wist te vinden: Makkers staakt uw wild geraas (Rademakers, 1960), Het mes (Rademakers, 1961), de korte documentaire De lage landen (George Sluizer, 1961), de korte film Het huis (Louis van Gasteren, 1961), Rififi in Amsterdam (Giovanni Korporaal, 1962), De vergeten medeminnaar (Korporaal, 1963), 10.32 (Arthur Dreifuss, 1966), de documentaire Rotterdam Europoort (Joris Ivens, 1966), Monsieur Hawarden (Harry Kümel, 1969), Mira (Rademakers, 1971), Trafic (Jacques Tati, 1971),
Les lèvres rouges/Daughters of Darkness (Kümel, 1971), Louisa, een woord van liefde (Paul Collet en Pierre Drouot, 1972), Because of the Cats (Rademakers, 1973), Op de Hollandse toer (Harry Booth, 1973), Trompe l'oeil (Claude d'Anna, 1975), Flanagan (Adriaan Ditvoorst, 1975), Lifespan (Sandy Whitelaw, 1975), Scrim (Jacob Bijl, 1976), De komst van Joachim Stiller (Kümel, 1976), L'ordre et la sécurité du monde (D'Anna, 1978), Kort Amerikaans (Guido Pieters, 1979), Exit 7 (Emile Degelin, 1980), Butterfly (Matt Cimber, 1982), De zwarte ruiter (Wim Verstappen, 1983), In de schaduw van de overwinning (Ate de Jong, 1986), Eline Vere (Künel, 1991), De vlinder tilt de kat op (Willeke van Ammelrooy, 1994) en de documentaire In een Japanse stroomversnelling (Van Gasteren, 2002). Op de veelal zelf draaiende Frans Zwartjes en Johan van der Keuken (en Paul Verhoeven) na heeft Van der Enden dus voor het complete klassieke Nederlandse pantheon de camera gevoerd: Haanstra en Rademakers, Ivens en Sluizer, Van Gasteren en Vrijman, en zelfs Ditvoorst.
66, Toulon, 24 april, doodsoorzaak onbekend na levenloos te zijn aangetroffen in eigen zwembad
In Indo-China geboren Frans actrice, regisseur en scenarioschrijver. Om haar intelligentie en gedistingeerde schoonheid bewonderde ster, die twee Césars won als beste bijrolactrice. De eerste was bestemd voor twee films, Cousin, cousine (Jean-Charles Tacchella, 1975) en Souvenirs d'en France (André Téchiné, 1975), de tweede voor het deels in Amsterdam opgenomen Barocco (Téchiné, 1976). Maakte een verbluffend debuut in in het tweede deel van de Antoine Doinel-cyclus, als tegenspeelster van Jean-Pierre Léaud in L'amour à vingt ans (episode Antoine et Colette. François Truffaut, 1962). Daarna onder meer in La mort d'un tueur (Robert Hossein, 1963), Baisers volés (Truffaut, 1968), Paulina s'en va (Téchiné, 1969), Céline et Julie vont en bateau (tevens co-scenarist; Jacques Rivette, 1974), Le fantôme de la liberté (Luis Buñuel, 1974), Sérail (Eduardo de Gregorio, 1975), Les apprentis sorciers (Edgardo Cozarinsky, 1975), Le corps de mon ennemi (Henri Verneuil, 1976), The Other Side of Midnight (Charles Jarrott, 1976), L'amour en fuite (Truffaut, 1978), Les soeurs Brontë (Téchiné, 1978), French Postcards (Willard Huyck, 1978), La banquière (Francis Girod, 1980), de titelrol in Chanel Solitaire (George Kaczender, 1981), The Hot Touch (Roger Vadim, 1981), L'as des as (Gérard Oury, 1982), Le prix du danger (Yves Boisset, 1982), Parking (Jacques Demy, 1985), L'oeuvre au noir (André Delvaux, 1987), Marion (Manuel Poirier, 1996), Le temps retrouvé (Raoul Ruiz, 1998) en Un ami parfait (Girod, 2005). Regisseerde en schreef twee speelfilms, Le bal du gouverneur (1989) en Comme un avion (2001).Getrouwd geweest met producent Georges Kiejman.
40, Misrata, 20 april, gesneuveld in Libische burgeroorlog
In Engeland geboren Engels-Amerikaans oorlogsfotograaf en documentairemaker. Winnaar van World Press Photo 2007 voor een klassiek geworden afbeelding van een vermoeide Amerikaanse soldaat in Afghanistan. Kreeg dit jaar samen met Sebastian Junger een Oscarnominatie voor de door hen beiden geregisseerde documentaire Restrepo (2010), die van nabij een Amerikaans gevechtspeloton in de Afghaanse Korengalvallei volgt.
Canadees acteur, officieel Jacques Michel André Sarrazin. Speelde zijn bekendste rol als de danspartner van Jane Fonda in They Shoot Horses, Don't They? (Sydney Pollack, 1969), nadat hij net door Jon Voight was gepasseerd voor de titelrol in de hit Midnight Cowboy (John Schlesinger, 1969). Sarrazins licht excentrieke uiterlijk met een paar doordringende ogen bezorgde hem een aantal andere opvallende rollen in Hollywood en in Canadese films, maar een echte ster werd hij nooit. Debuut tegenover Bobby Darin in de western Gunfight in Abilene (William Hale, 1967). Viel voor het eerst op als partner van George C. Scott in de oplichterskomedie The Flim-Flam Man (Irvin Kershner, 1967). Ook in A Man Called Gannon (James Goldstone, 1968), Journey to Shiloh (Hale, 1968), The Sweet Ride (top-billed; Harvey Hart, 1968), Eye of the Cat (top-billed; David Lowell Rich, 1969), Sometimes a Great Notion/Never Give an Inch (Paul Newman, 1970), The Pursuit of Happiness (top-billed; Robert Mulligan, 1971), The Groundstar Conspiracy (Lamont Johnson, 1972),
voor de derde keer als partner van Jacqueline Bisset in The Life and Times of Judge Roy Bean (John Huston, 1972), tegenover Barbra Streisand in For Pete's Sake (Peter Yates, 1974), de titelrol in The Reincarnation of Peter Proud (J. Lee Thompson, 1975), tegenover Ursula Andress in Le avventure e gli amori di Scaramouche (top-billed; Enzo G. Castellari, 1976), The Gumball Rally (top-billed; Chuck Bail, 1976), Caravans (James Fargo, 1978), Double Negative (George Bloomfield, 1980), Joshua Then and Now (Ted Kotcheff, 1985), het Belgische Mascara (Patrick Conrad, 1987), Keeping Track (top-billed; Robin Spry, 1987), The Peacekeeper (Frédéric Forestier, 1997) en FeardotCom (William Malone, 2002).
65, Londen, 11 april, zelfdoding door vergiftiging
Engels actrice. Tweevoudig Bondgirl, als Buttercup in Casino Royale (Val Guest, Ken Hughes, John Huston, Joseph McGrath en Robert Parrish, 1966) en als Ruby Bartlett On Her Majesty's Secret Service (Peter R. Hunt, 1969). Ook veel televisie- en theaterrollen, plus films als A Countess from Hongkong (Charles Chaplin, 1967), Here We Go round the Mulberry Bush (Clive Donner, 1968), Great Catherine (Gordon Flemyng, 1968), The Adventurers (Lewis Gilbert, 1969), Doctor in Trouble (Ralph Thomas, 1970) en Adventures of a Taxi Driver (Stanley A. Long, 1976). Getrouwd met komisch acteur Leslie Phillips.
Amerikaans regisseur. Maakte gedurende zes decennia films van constant hoge kwaliteit, zodat je hem zou kunnen rekenen tot de grootste filmmakers uit de tweede helft van de vorige eeuw. Kenmerkend is zijn realistische stijl en verknochtheid aan de straten van New York als locatie. Zoals hij het zelf formuleerde in een gefilmd interview met Jamie Stewart in 2007 (te vinden op de Facebookpagina van Roger Ebert), was het Lumets ideaal om de kijker te doen geloven dat hij er echt bij is. Tegelijkertijd was hij zeer trouw aan de letter van het scenario, omdat wat een acteur ter plekke improviseert het scenario zelden verbeteren kan. Hij verklaarde die opvatting mede uit het feit dat hij uit het theater voortkwam.
Geboren op 25 juni 1924 in Philadelphia, als zoon van twee Poolse emigranten die in het Jiddische theater acteerden, stond hij als kind al op de planken. Hij speelde vele kinderrollen op Broadway en als 15-jarige in een enkele film, One Third of a Nation (Dudley Murphy, 1939). Alleen in de remake van The Manchurian Candidate (Jonathan Demme, 2004) zou hij nog even als acteur in beeld komen. Na tijdens de Tweede Wereldoorlog radars te hebben gerepareerd in India en Birma, richtte Lumet in 1946 een off-Broadwaygezelschap op. Vanaf 1950 werd hij televisieregisseur en een van de grote namen van wat wel bekend staat als The Golden Age of Live Television Drama, naast onder meer John Frankenheimer en Delbert Mann. Zijn eerste bioscoopfilm maakte hij op voorspraak van hoofdrolspeler Henry Fonda. 12 Angry Men/De twaalf gezworenen (1957), gedraaid door de virtuoze cameraman Boris Kaufman, werd meteen een doorslaand succes. De verfilming van het toneelstuk van Reginald Rose over een jurylid dat in zijn eentje het vonnis weet om te draaien, is nog steeds het schoolvoorbeeld van een excellente rechtbankfilm.
Lumet kreeg er een Gouden Beer voor en de eerste van vier Oscarnominaties als regisseur, gevolgd door de klassieke gijzelingsfilm Dog Day Afternoon (1975), de snijdende televisiesatire Network (1976) en het advocatendramaThe Verdict (met Paul Newman; 1982). Ook werd hij genomineerd als scenarioschrijver (samen met Jay Presson Allen) voor Prince of the City (1981), een epos over corruptie bij de politie, dat misschien wel de meest realistische film was uit zijn hele loopbaan. Hij ontving uiteindelijk zijn enige Oscar voor een heel oeuvre in 2005.
Lumets films hebben vaak rechtzaken en misdaadverhalen als onderwerp. Als liberaal bestreed hij onrecht, zonder te moraliseren, en maakte ook negatieve personages sympathiek. Hij bezorgde vele acteurs hun beste rollen en/of eerste grote faam, zoals Rod Steiger als overlever van de holocaust in The Pawnbroker/De pandjesbaas (1964) en Al Pacino in Serpico (1973) en Dog Day Afternoon. Vier keer won een acteur een Oscar onder regie van Lumet: Ingrid Bergman in Murder on the Orient Express (1974) en Faye Dunaway, Peter Finch en Beatrice Straight voor Network. Nog dertien andere acteurs werden genomineerd voor een Oscar.
Tot zijn bekendste overige films behoren That Kind of Woman (met Sophia Loren; 1959), The Fugitive Kind (met Marlon Brando en Anna Magnani; 1960), Vu du pont/A View from the Bridge (naar Henry Miller; 1962), het anti-nucleaire Fail-Safe (1964), de psychologische oorlogsfilm The Hill (met Sean Connery; 1965), The Group (naar Mary McCarthy; 1966), John LeCarré's The Deadly Affair (met Simone Signoret en James Mason; 1966), Tsjechovs The Seagull (met Signoret, Mason en Vanessa Redgrave; 1968), The Appointment (met Omar Sharif en Anouk Aimée; 1969), de documentaire King, A Filmed Record...Montgomery to Memphis (samen met Joseph L. Mankiewicz, 1970), The Anderson Tapes (met Connery; 1971), The Offence (met Connery; 1972), de verfilming van Peter Shaffers successtuk Equus (met Richard Burton; 1977), de musical The Wiz (met Diana Ross en Michael Jackson; 1978),
de verfilming van Ira Levins stuk Deathtrap (1982), E.L. Doctorows Daniel (over de Rosenbergs; 1983), Garbo Talks (met Anne Bancroft; 1984), de politieke analyse Power (met Richard Gere, Julie Christie en Gene Hackman; 1986), The Morning After (met Jane Fonda en Jeff Bridges; 1986), Running on Empty (met River Phoenix; 1988), Family Business (met Connery en Dustin Hoffman; 1989), Q&A (met Nick Nolte; 1990), A Stranger among Us (een chassidische thriller; 1992), Guilty as Sin (met Don Johnson; 1993), Night Falls on Manhattan (met Andy Garcia; 1996), de remake van John Cassavetes' Gloria (met Sharon Stone; 1999), Find Me Guilty (met Vin Diesel; 2006) en de onderschatte zwanenzang Before the Devil Knows You're Dead (met Philip Seymour Hoffman, Ethan Hawke en Albert Finney; 2007).
In 1996 publiceerde Lumet het boek Making Movies, dat buitengewoon lucide inzichten verschaft in het regie-ambacht. Lumet was vier keer getrouwd, onder meer met actrice Rita Gam, societyster Gloria Vanderbilt en Lena Hornes dochter Gail Buckley.
Canadees bijrolacteur. In films als McCabe and Mrs. Miller (Robert Altman, 1971), Popeye (Altman, 1980), The Grey Fox (Phillip Borsos, 1982), Just the Way You Are (Edouard Molinaro, 1984), Mrs. Soffel (Gillian Armstrong, 1984), One Magic Christmas (Borsos, 1985), Dead of Winter (Arthur Penn, 1987), Housekeeping (Bill Forsyth, 1987), Candy Mountain (Robert Frank en Rudy Wurlitzer, 1988), Bye Bye Blues (Anne Wheeler, 1989), Bingo (Matthew Robbins, 1991), Dolores Claiborne (Taylor Hackford, 1995), Affliction (Paul Schrader, 1997), Cube (Vincenzo Natali, 1997), Wrong Turn (Rob Schmidt, 2003), Cold Creek Manor (Mike Figgis, 2003), Stuck (Stuart Gordon, 2007),The Incredible Hulk (Louis Leterrier, 2008) en Survival of the Dead (George A. Romero, 2009).
52, Jenin, 4 april, op straat geliquideerd door gemaskerde man
Arabisch-Israëlisch acteur, theaterdocent, documentairemaker en activist. Zoon van christelijke Palestijn Saliba Khamis en Joodse Arna Mer, beiden actief in de Israëlische communistische partij. Maakte samen met Danniel Danniel een door Pieter van Huystee geproduceerde documentaire (Arna's Children, 2004), waarin hij gedurende meer dan tien jaar de ontwikkeling volgt van Palestijnse kinderen, die theaterlessen volgden aan de Vrijheidsschool van zijn moeder in Jenin op de westelijke Jordaanoever. Veel van die kinderen kwamen later om als intifada-strijder of zelfmoordterrorist. Nam na de dood van zijn moeder in 1994 haar werk over, tot ergernis van fanatiek religieuze Palestijnen. Hij was al vaak met de dood bedreigd, omdat hij jongens en meisjes door elkaar les gaf en als varkens liet knorren in een theaterbewerking van Orwells Animal Farm.
Als acteur speelde Mer-Khamis een rol in de thriller The Little Drummer Girl (George Roy Hill, 1994). Ook te zien in films als 51 Bar (Amos Guttman, 1985), Not Quite Paradise (Lewis Gilbert, 1985), Esther (Amos Gitai, 1986), Noce en Galilée/Urs al-Jalil (Michel Khleifi, 1988), Berlin - Jerusalem (Gitai, 1989), Deadly Heroes (Menahem Golan, 1993), Night Terrors (Tobe Hooper, 1995), Under the Domim Tree/Etz hadomim tafus (Eli Cohen, 1995), Yom Yom (Gitai, 1998), The Last Patrol (Sheldon Lettich, 2000), Kippur (Gitai, 2000), Kedma (Gitai, 2002), Tahara/God's Sandbox (Doron Eran, 2004), Salt of This Sea/Milh hadha al-bahr (Annemarie Jacir, 2008) en Miral (Julian Schnabel, 2010).
Amerikaans geluidsman. Won Oscars voor The Empire Strikes Back (Irvin Kershner, 1980) en Raiders of the Lost Ark (Steven Spielberg) 1981). Ook genomineerd voor Dune (David Lynch, 1984) en Back to the Future (Robert Zemeckis, 1985). Tevens sound re-recording mixer van films als Avanti! (Billy Wilder, 1972), Assault on Precinct 13 (John Carpenter, 1976), de tv-serie Roots (1977), Fingers (James Toback, 1978), The Last Waltz (Martin Scorsese, 1978), Grease (Randal Kleiser, 1978), Hair (Milos Forman, 1979), 10 (Blake Edwards, 1979), Star Trek: The Motion Picture (Robert Wise, 1979), Ordinary People (Robert Redford, 1980), The Postman Always Rings Twice (Bob Rafelson, 1981), This Is Elvis (Malcolm Leo en Andrew Solt, 1981), Escape from New York (Carpenter, 1981), Poltergeist (Tobe Hooper, 1982), The Dead Zone (David Cronenberg, 1983), The Hotel New Hampshire (Tony Richardson, 1984), Gremlins (Joe Dante, 1984), Starman (Carpenter, 1984), Legal Eagles (Ivan Reitman, 1986), DragonHeart (Rob Cohen, 1996) en de remastering in 1998 van Touch of Evil (Orson Welles, 1958). Tot 2001 vice-president geluidsoperaties van de Universal-studio.
87, Sint-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant), 2 april, hersenbloeding
Belgisch acteur en cabaretier. Vooral televisie, enkele films: Zware jongens (Robbe De Hert, 1984), als pastoor in Boerenpsalm (Roland Verhavert, 1989), Blinker en het Bagbag-juweel (Filip Van Neyghem, 2000). Leende zijn stem aan Dokus in de animatiefilm Jan zonder vrees (Jef Cassiers, 1985).
Amerikaans geluidsman, zowel bij films als in de muziekwereld. Pionier in het gebruik van zendermicrofoons en digitale soundtracks, werkte vooral in de straten van New York. Sound mixer van films als The Pawnbroker (Sidney Lumet, 1964), The Group (Lumet, 1966), The Night They Raided Minsky's (William Friedkin, 1968), Husbands (John Cassavetes, 1970), The Owl and the Pussycat (Herbert Ross, 1970), The Out of Towners (Arthur Hiller, 1970), The Panic in Needle Park (Jerry Schatzberg, 1971), The Anderson Tapes (Lumet, 1971), The Effect of Gamma Rays on Man-in-the-Moon Marigolds (Paul Newman, 1972), Crazy Joe (Carlo Lizzani, 1974), The Gambler (Karel Reisz, 1974), Lenny (Bob Fosse, 1974), Three Days of the Condor (Sydney Pollack, 1975), Next Stop, Greenwich Village (Paul Mazursky, 1976), The Missouri Breaks (Arthur Penn, 1976), An Unmarried Woman (Mazursky, 1978), ...and Justice for All (Norman Jewison, 1979), Gloria (Cassavetes, 1980), Tempest (Mazursky, 1982), Moscow on the Hudson (Mazursky, 1984), Prizzi's Honor (John Huston, 1985), Outrageous Fortune (Hiller, 1987), Moonstruck (Jewison, 1987), See No Evil, Hear No Evil (Hiller, 1989), The Prince of Tides (Barbra Streisand, 1991), The Quick and the Dead (Sam Raimi, 1995), Die Hard: With a Vengeance (John McTiernan, 1995), Mars Attacks! (Tim Burton, 1996) en The Weight of Water (Kathryn Bigelow, 2000).