28 februari 2010

Martin Benson


GOLDFINGER
91, Buckinghamshire, 28 februari, natuurlijke dood

Engels bijrolacteur. Had een bescheiden aandeel, vaak als donkerharige en sinistere verschijning, in over de honderd films, waaronder The Blind Goddess (Harold French, 1948), de Engelstalige versie van de Nederlandse verzetsfilm Niet tevergeefs, getiteld But Not In Vain (Edmond T. Gréville, 1948), Under Capricorn (Alfred Hitchcock, 1949), Ivanhoe (Richard Thorpe, 1952), Monsieur Ripois (René Clément, 1954), Doctor at Sea (Ralph Thomas, 1955), 23 Paces to Baker Street (Henry Hathaway, 1956), The King and I (Walter Lang, 1956), Istanbul (Joseph Pevney, 1957), Doctor at Large (Thomas, 1957), Killers of Kilimanjaro (Thorpe, 1959), Once More, With Feeling! (Stanley Donen, 1960), Exodus (Otto Preminger, 1960), The 3 Worlds of Gulliver (Jack Sher, 1960), The Pure Hell of St. Trinian's (Frank Saunder, 1960), Gorgo (Eugène Lourié, 1961), Satan Never Sleeps (Leo McCarey, 1962), Captain Clegg (Peter Graham Scott, 1962), Cleopatra (Joseph L. Mankiewicz, 1963), A Shot in the Dark (de tweede Pink Panther-film; Blake Edwards, 1964), Behold a Pale Horse (Fred Zinnemann, 1964), als Solo in de Bond-film Goldfinger (Guy Hamilton, 1964), Pope Joan (Michael Anderson, 1972), de Libische spektakelfilm The Message (Moustapha Akkad, 1976), The Omen (Richard Donner, 1976), Meetings with Remarkable Men (hoofdrol; Peter Brook, 1979), The Human Factor (Preminger, 1979), The Sea Wolves (Andrew V. McLaglen, 1980), Sphinx (Franklin J. Schaffner, 1981), Young Toscanini/Il giovane Toscanini (Franco Zeffirelli, 1988) en Angela's Ashes (Alan Parker, 1999).

27 februari 2010

Wendy Toye


92, Hillingdon (graafschap Middlesex), 27 februari, doodsoorzaak onbekend

Engels danseres, choreograaf, actrice en regisseur, eigenlijk Beryl May Jessie Toye. Een van de weinige vrouwelijke Britse filmregisseurs in de jaren '50 (de bekendste andere was producente Muriel Box), begon haar carrière als wonderkind. Op 4-jarige leeftijd danste ze in de Royal Albert Hall, vijf jaar later choreografeerde ze haar eerste ballet. Ze maakte op haar veertiende een filmdebuut als danseres in Dance Pretty Lady (Anthony Asquith, 1932). Daarna volgden rollen in de muzikale films Invitation to the Waltz (in de hoofdrol tegenover Lilian Harvey; Paul Merzbach, 1935) en I'll Be Your Sweetheart (tevens choreografie; Val Guest, 1945). Toyes regiedebuut The Stranger Left No Card (1952) won in Cannes de prijs voor beste korte fictiefilm. Haar eerste lange productie als regisseur was The Teckman Mystery (1954). Daarna kreeg ze een Oscarnominatie voor de korte kerstfilm On the Twelfth Day... (1955), die jarenlang eind december door de BBC werd herhaald. Voorts regisseerde Toye de komedies Raising a Riot (1955) en All for Mary (1955), een segment van het drieluik Three Cases of Murder (1955), True As a Turtle (1957), We Joined the Navy (1962) en het korte The King's Breakfast (tevens scenario; 1963), een bewerking in dans en mime van een gedicht van A. A. Milne.

23 februari 2010

Derek Vanlint


ALIEN
78, Toronto, 23 februari, doodsoorzaak onbekend

In Engeland geboren Canadees cameraman. Beperkt, maar daardoor des te opmerkelijker oeuvre. Tot zijn weinige speelfilms als director of photography behoort namelijk de klassieke science-fictionfilm Alien (Ridley Scott, 1979), evenals de iets minder bekende fantasyproductie Dragonslayer (Matthew Robbins, 1981). Regisseerde en draaide een horrorfilm met Dennis Hopper en Frederic Forrest, The Spreading Ground (2000). Te zien in de documentaire Northern Lights (Antonio Galloro, 2009), over camerawerk in Canada. Uiteraard niet te verwarren met de Nederlandse acteur Derek de Lint.


21 februari 2010

Bob Kommer


89, Den Haag, 21 februari, doodsoorzaak onbekend

Nederlands opdrachtfilmer, geluidstechnicus, producent en audiovisueel ondernemer. Maakte al op de middelbare school zelf filmpjes en regisseerde en schreef in de oorlog enkele NSB-propagandafilms, zoals De Jeugdstorm zingt (1944) en De Rembrandtdag (1944). Werd in 1946 portretfotograaf. Oprichter in 1952 van Studio Bob Kommer, een bedrijf dat zich specialiseerde in de vervaardiging van opdrachtfilms. Maakte in eigen beheer een vrije documentaire over de schilder Co Westerik (1962). Een van de cameralieden en geluidsmensen van de lange documentaire Op de bodem van de hemel (Jan Vrijman, 1965). De studio verwierf een goede reputatie op het gebied van geluidsafwerking, ook voor bijvoorbeeld het Omniversum en andere IMAX-theaters, of de Nederlandse bijdragen aan wereldtentoonstellingen in Osaka en Montreal. Kommer gaf ook mediatrainingen aan politici. Verliet zijn bedrijf in 1990. Het geluidsonderdeel maakte in 1996 een doorstart als Bob Kommer Soundstudio's, onder leiding van zijn voormalige medewerker Ronald Nadorp. Kommer was ook adviseur of bestuurder van instellingen als de Nederlandse Bioscoopbond en de mede door hem opgerichte Vereniging van Audiovisuele Producenten (VAP).

19 februari 2010

Lionel Jeffries


83, Poole (graafschap Dorset), 19 februari, natuurlijke dood

Engels acteur en regisseur. Speelde vaak martiale of ouwelijke rollen, bijvoorbeeld als de grootvader van de zes maanden oudere Dick Van Dyke in Chitty Chitty Bang Bang (Ken Hughes, 1968). Officieus debuut als figurant in Stage Fright (Alfred Hitchcock, 1950), officieel in Will Any Gentleman? (Michael Anderson, 1953). Voorts onder meer in The Black Rider (Wolf Rilla, 1954), The Colditz Story (Guy Hamilton, 1955), The Quatermass Xperiment (Val Guest, 1955), Bhowani Junction (George Cukor, 1956), The Baby and the Battleship (Jay Lewis, 1956), Lust for Life (Vincente Minnelli, 1956), tegenover Norman Wisdom in Up in the World (John Paddy Carstairs, 1956), Doctor at Large (Ralph Thomas, 1957), The Vicious Circle (Gerald Thomas, 1957), Barnacle Bill (Charles Frend, 1957), Blue Murder at St. Trinian's (Frank Launder, 1957), Dunkirk (Leslie Norman, 1958), The Revenge of Frankenstein (Terence Fisher, 1958), Up the Creek (Guest, 1958), The Nun's Story (Fred Zinnemann, 1959), Two Way Stretch (Robert Day, 1960), The Trials of Oscar Wilde (Hughes, 1960), Tarzan the Magnificent (Day, 1960), Fanny (Joshua Logan, 1961), The Notorious Landlady (Richard Quine, 1962), The Scarlet Blade (top-billed; John Gilling, 1963), The Wrong Arm of the Law (Cliff Owen, 1963), Call Me Bwana (Gordon Douglas, 1963), The Long Ships (Jack Cardiff, 1964), Murder Ahoy (George Pollock, 1964), First Men in the Moon (Nathan Juran, 1964), The Truth about Spring (Richard Thorpe, 1965), in een vierdubbele rol in The Secret of My Success (Andrew L. Stone, 1965), The Spy with a Cold Nose (Daniel Petrie, 1966), Drop Dead Darling (Hughes, 1966), Rocket to the Moon (Don Sharp, 1967), Camelot (Logan, 1967), 12 + 1 (Nicolas Gessner, 1969), Twinky (Richard Donner, 1970), Eyewitness (John Hough, 1970), Whoever Slew Auntie Roo? (Curtis Harrington, 1971), Royal Flash (Richard Lester, 1975), The Prisoner of Zenda (Quine, 1979), A Chorus of Disapproval (Michael Winner, 1988). Regisseerde en schreef de goed ontvangen jeugdfilm The Railway Children (1970), gevolgd door The Amazing Mr. Blunden (1972), Baxter! (1973) en de animatiefilms Wombling Free (1977) en The Water Babies (1978).


17 februari 2010

Kathryn Grayson


88, Los Angeles, 17 februari, natuurlijke dood in haar slaap

Amerikaanse sopraan en filmactrice, pseudoniem van Zelma Kathryn Elisabeth Hedrick. Een van de weinige klassiek geschoolde zangers in de musicals van de MGM-studio, vaak tegenover Howard Keel. Ster van klassieke musicals als Anchors Aweigh (tegenover Frank Sinatra en Gene Kelly; George Sidney, 1945), Ziegfeld Follies (segment van Vincente Minnelli, 1945), Till the Clouds Roll By (Richard Whorf, 1946), Show Boat (Sidney, 1951) en Kiss Me Kate (Sidney, 1953). Debuteerde in een niet-muzikale rol in Andy Hardy's Private Secretary (George B. Seitz, 1941). Ook in The Vanishing Virginian (Frank Borzage, 1942), in de titelrol van de Abbott & Costello-film Rio Rita (S. Sylvan Simon, 1942), Seven Sweethearts (Borzage, 1942), Thousands Cheer (Sidney, 1943), Two Sisters from Boston (Henry Koster, 1946), It Happened in Brooklyn (Whorf, 1947), The Kissing Bandit (Laslo Benedek, 1948), That Midnight Kiss (Norman Taurog, 1949), The Toast of New Orleans (tegenover Mario Lanza; Taurog, 1950), Grounds for Marriage (Robert Z. Leonard, 1951), Lovely to Look At (Mervyn LeRoy, 1952), The Desert Song (H. Bruce Humberstone, 1953), So This Is Love (Gordon Douglas, 1953) en The Vagabond King (Michael Curtiz, 1956). Tevens prominent aanwezig in de MGM-compilatie That's Entertainment! (Jack Haley Jr., 1974) en beide vervolgen.


16 februari 2010

Bob Davidse


89, Antwerpen, 16 februari, na een korte ziekte

Belgisch zanger, televisiepresentator en acteur. Speelde in meerdere televisieseries, veelal als het personage Nonkel Bob, het gezicht van de Vlaamse kindertelevisie. Ook enkele filmrollen: Vrijgezel met 40 kinderen (Jef Bruyninckx, 1958) en Brylcream Boulevard (Robbe De Hert, 1995).


06 februari 2010

Johnny Dankworth


82, Londen, 6 februari, natuurlijke dood

Engels jazzsaxofonist, -klarinettist, orkestleider en componist. Schreef het orihinele thema van de televisieserie The Avengers/De wrekers (1961-64) en componeerde soundtracks voor vele films, te beginnen met de invloedrijke Free Cinema-documentaire We Are the Lambeth Boys (Karel Reisz, 1958). Daarna onder meer The Criminal (Joseph Losey, 1960), Saturday Night and Sunday Morning (Reisz, 1960), The Servant (Losey, 1963), Darling (John Schlesinger, 1965), Return from the Ashes (J. Lee Thompson, 1965), Sands of the Kalahari (Cy Endfield, 1965), Morgan: A Suitable Case for Treatment (Reisz, 1966), Modesty Blaise (Losey, 1966), The Idol (Daniel Petrie, 1966), Accident (Losey, 1967), The Last Safari (Henry Hathaway, 1967), Fathom (Leslie H. Martinson, 1967), Salt and Pepper (Richard Donner, 1968), The Magus (Guy Green, 1968), Perfect Friday (Peter Hall, 1970), 10 Rillington Place (Richard Fleischer, 1971) en Gangster No. 1 (Paul McGuigan, 2000). In 2006 in de adelstand verheven tot Sir John Dankworth. Getrouwd met zangeres Cleo Laine.


05 februari 2010

Ian Carmichael


PRIVATE'S PROGRESS
89, Esk Valley (North Yorkshire), 5 februari, natuurlijke dood

Engels acteur. Vaak gecast als Conservatief of ander lid van de heersende klasse in ongemakkelijke omstandigheden. Opvallende hoofdrollen in komedies als Private's Progress (John Boulting, 1956) en het vervolg I'm All Right Jack (J. Boulting, 1959). Opgeleid aan de Royal Academy of Dramatic Arts, theaterdebuut in 1939. Eerste filmrol, als ober, in Bond Street (Gordon Parry, 1948). Voorts onder meer in Betrayed (Gottfried Reinhardt, 1954), The Colditz Story (Guy Hamilton, 1955), Simon and Laura (Muriel Box, 1955), Storm over the Nile (Zoltan Korda en Terence Young, 1955), Lucky Jim (J. Boulting, 1957), Brothers in Law (Roy Boulting, 1957), Happy Is the Bride (top-billed; R. Boulting, 1958), The Big Money (top-billed; John Paddy Carstairs, 1958), Left Right and Centre (top-billed; Sidney Gilliat, 1959), Light Up the Sky! (top-billed; Lewis Gilbert, 1960), School for Scoundrels (top-billed; Robert Hamer, 1960), Double Bunk (top-billed; C.M. Pennington-Richards, 1961), The Amorous Prawn (Anthony Kimmins, 1962), tegenover Peter Sellers in Heavens Above! (J. en R. Boulting, 1963), Hide and Seek (top-billed; Cy Endfield, 1964), Smashing Time (Desmond Davis, 1967), The Magnificent Seven Deadly Sins (Graham Stark, 1971), From Beyond the Grave (Kevin Connor, 1973), The Lady Vanishes (Anthony Page, 1979) en Diamond Skulls (Nick Broomfield, 1989).


03 februari 2010

Georges Wilson


88, Parijs, 3 februari, natuurlijke dood

Frans acteur en theaterregisseur. Internationaal bekend door zijn filmrollen en als vader van acteur Lambert Wilson. In eigen land meer gevierd als theateracteur en -regisseur, en sinds 1963 als artistiek leider van het TNP, waar hij oprichter Jean Vilar opvolgde. Maakte zijn filmdebuut in een kleine rol in Maître après Dieu (Louis Daquin, 1951), een verfilming van Jan de Hartogs roman Schipper naast God. Eerste grotere rol in Les hussards (Alex Joffé, 1955), gevolgd door onder meer La jument verte (Claude Autant-Lara, 1959), Le dialogue des Carmélites (Philippe Agostini en Raymond Leopold Bruckberger, 1960), Terrain vague (Marcel Carné, 1960), Le caïd (Bernard Borderie, 1960), Le farceur (Philippe de Broca, 1961), Gouden Palmwinnaar Une aussi longue absence (Henri Colpi, 1961), Il federale (Luciano Salce, 1961), als kapitein Haddock in Tintin et le mystère de la Toison d'Or/Kuifje en het geheim van het Gulden Vlies (Jean-Jacques Vierne, 1961), Les sept péchés capitaux/De zeven hoofdzonden (episode van De Broca, 1962), Le diable et les dix commandements (Julien Duvivier, 1962), The Longest Day (1962), La noia (Damiano Damiani, 1963), Chair de poule (Duvivier, 1963), Dragées au poivre (Jacques Baratier, 1963), Faites sauter la banque! (tegenover Louis de Funès; Jo Girault, 1964), Lucky Jo (Michel Deville, 1964), Un monde nouveau (Vittorio de Sica, 1966), Lo straniero/L'étranger (naar Albert Camus; Luchino Visconti, 1967), C'era una volta... (Francesco Rosi, 1967), Beatrice Cenci (Lucio Fulci, 1969), Blanche (Walerian Borowczyk, 1971), Max et les ferrailleurs (Claude Sautet, 1971), The Three Musketeers (Richard Lester, 1973), Les Chinois à Paris (Jean Yanne, 1974), Le mouton enragé (Deville, 1974), La gifle (Claude Pinoteau, 1974), Tendre poulet (De Broca, 1978), Lady Oscar (Jacques Demy, 1978), Au bout du bout du banc (Peter Kassovitz, 1979), Asphalte (Denis Amar, 1981), Nudo di donna (Nino Manfredi, 1981), L'honneur d'un capitaine (Pierrre Schoendoerffer, 1982), Itinéraire bis (Christian Drillaud, 1983), Tangos, el exilio de Gardel (Fernando E. Solanas, 1985), La passion de Bernadette (Jean Delannoy, 1989), Le château de ma mère (Yves Robert, 1990), Marquise (Véra Belmont, 1997), Les destinées sentimentales (Olivier Assayas, 2000), Je ne suis pas là pour être aimé (Stéphane Brizé, 2005) en L'ennemi public n° 1 (Jean-François Richet, 2008). Leende zijn stem als verteller aan films als Le cheval d'orgueil (Claude Chabrol, 1980), Les fruits de la passion (Shuji Terayama, 1981) en Marie de Nazareth (Delannoy, 1995). Regisseerde zijn zoon Lambert in La vouivre (naar Marcel Aymé; 1994).


01 februari 2010

David Brown


93, New York, 1 februari, nierfalen

Amerikaans producent. Vier keer genomineerd voor een Oscar, als producent van Jaws (Steven Spielberg, 1975), The Verdict (Sidney Lumet, 1982), A Few Good Men (Rob Reiner, 1992) en Chocolat (Lasse Hallström, 2000). Kreeg tijdens het Oscargala van 1991 de Irving G. Thalberg Memorial Award. Richtte in 1973 met Richard D. Zanuck een productiemaatschappij op, die cruciaal zou worden in het lanceren van regisseur Spielberg, door het mogelijk maken van zijn debuut The Sugarland Express (1974) en de eerste moderne blockbuster, Jaws. Aanvankelijk journalist, horoscoopschrijver en scriptadviseur. Schreef zijn succes toe aan het feit dat hij als een van de weinigen in Hollywood boeken las. Werkte vanaf het midden van de jaren vijftig voor 20th Century-Fox, waar hij uiteindelijk vicepresident werd. Eerste eigen productie: Sssssss (Bernard L. Kowalski, 1973). Tot de bekendste overige films van Zanuck-Brown behoren The Sting (George Roy Hill, 1973), The Black Windmill (Don Siegel, 1974), The Eiger Sanction (Clint Eastwood, 1975), Jaws 2 (Jeannot Szwarc, 1978), The Island (Michael Ritchie, 1980), Neigbors (John G. Avildsen, 1981), Cocoon (Ron Howard, 1985), Target (Arthur Penn, 1985) en Driving Miss Daisy (Bruce Beresford, 1989). Richtte in 1988 zonder Zanuck de maatschappij The Manhattan Project op. Tot zijn latere films behoren The Player (Robert Altman, 1992), The Cemetery Club (Bill Duke, 1993), Canadian Bacon (Michael Moore, 1995), The Saint (Phillip Noyce, 1997), Kiss the Girls (Gary Fleder, 1997), Deep Impact (Mimi Leder, 1998), Angela's Ashes (Alan Parker, 1999) en Along Came a Spider (Lee Tamahori, 2001). Getrouwd met hoofdredacteur van Cosmopolitan (1965-96) Helen Gurley Brown.