Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
Amerikaans actrice. Vooral tv, waar ze het meest bekend werd als Rhoda Morgenstern, een personage in The Mary Tyler Moore Show (1970-74) en de spin-off Rhoda (1974-78): voor beide shows kreeg Harper een Primetime Emmy. Ook vanaf 1956 incidenteel in films, waar ze de eerste rol van betekenis speelde in Freebie and the Bean (Richard Rush, 1974), als de vrouw van Alan Arkin. Daarna onder meer in Chapter Two (Robert Moore, 1979), The Last Married Couple in America (Gilbert Cates, 1980), Blame It on Rio (Stanley Donen, 1984) en in vele rollen, onder meer die van Israëlisch premier Golda Meir, in Golda’s Balcony (Jeremy Kagan, 2007). Vaak gecast als Joods personage, ondanks haar Italiaans-Iers-Frans-Canadese wortels.
Hongaars chef-cameraman en scenarioschrijver. Debuut als zelfstandig cameraman: Paprikajancsi (Tamás Rényi, 1959). Daarna onder meer Nappali sötétség/Darkness in Daytime (Zoltán Fábri, 1963), het korte Elégia (Zoltán Huszárik, 1965; hoofdprijs in Oberhausen),Isten és ember elött/Before God and Man (Károly Makk, 1968), Szerelem(Makk, 1971; juryprijs Cannes), het voor een Oscar genomineerde Macskajátek/Cat’s Play (tevens scenario; Makk, 1974), Egy erkölcsös éjszaka/A Very Moral Night (Makk, 1977; competitie Cannes) en Az utolsó kézirat/The Last Manuscript (Makk, 1987). Schreef samen met de regisseurSzindbád (Huszárik, 1971).
Amerikaans zangeres en actrice, geboren als Nancy Brown. Vanaf de jaren 50 in Frankrijk, waar ze vooral jazz zong en ook in enkele films zou spelen: Ballade pour un voyou (Claude-Jean Bonnardot, 1963),Blague dans le coin (tegenover Fernandel; Maurice Labro, 1963), Le bluffeur (Sergio Gobbi, 1964), Cherchez l’idole (Michel Boisrond, 1964), Le gentleman de Cocody (ook titelsong; Christian-Jaque, 1965), Jeu de massacre (Alain Jessua, 1967), als Franse popster in de Roemeense productie Impuscaturi pe portativ/Shots on the Stave (Cezar Grigoriu, 1968), Les enfants de Caïn (René Jolivet, 1970), Le cri du cormoran, le soir au-dessus des jonques (Michel Audiard, 1970), Boulevard du Rhum (Robert Enrico, 1971).
Frans acteur. Zoon van actrice Hélène Gerber en een toneelmeester van de Comédie Française, was zelf ook meer dan dertig jaar verbonden aan het meest illustere theatergezelschap van Parijs. Maakte na enkele televisierollen een laat filmdebuut in La femme en bleu (Michel Deville, 1973). Zou in tegen de honderd films spelen, meestal als second lead, vaak als commissaris van politie. Drie nominaties voor de César voor beste mannelijke bijrol: Des enfants gâtés (Bertrand Tavernier, 1977), Courage fuyons (Yves Robert, 1979) en Un dimanche à lo campagne (Tavernier, 1984). Onder meer in Nada(Claude Chabrol,1974), Grandeur nature (Luis Berlanga, 1974), La gifle (Claude Pinoteau, 1974), La course à l’échalote (Claude Zidi, 1975), M. Klein (Joseph Losey, 1976), Le jouet (Francis Veber, 1976), Mado (Claude Sautet, 1976), Pourquoi pas? (Coline Serreau, 1977), Mort d’un pourri (Georges Lautner, 1977), Coup de tête (Jean-Jacques Annaud, 1978), La diagonale du fou (Richard Dembo, 1983), Poussière d’ange(Édouard Niermans, 1987), Ripoux contre ripoux (Zidi, 1989), L’ombre du doute (Aline issermann, 1992), Au petit Marguery (Laurent Bénégui, 1994), Une chance sur deux (Patrice Leconte, 1997), Le placard (Veber, 2000), Tais-toi (Veber, 2002), Qui perd gagne! (Bénégui, 2003), La doublure (Veber, 2006), L’emmerdeur(Veber, 2008), L’empreinte de l’ange (Safy Nebbou, 2008), Un balcon sur la mer (Nicole Garcia, 2010).
Italiaans acteur. Vooral bekend door zijn samenwerking met Pupi Avati, onder wiens regie hij bekroonde rollen speelde in Una gita scolastica(1983) en Regalo di Natale (1986). Debuteerde met kleine rol in Cuore(Duilio Coletti en Vittorio de Sica, 1948). Ook in bij voorbeeld Domani è troppo tardi (Léonide Maguy, 1950), Guardie e ladri (Steno en Mario Monicelli, 1951), La famiglia Passaguai (Aldo Fabrizi, 1951), È arrivato l’accordatore (Coletti, 1952), L’uomo, la bestia e la virtù (Steno, 1953), La grande speranza/Zolang wij leven (Coletti, 1954), Un americano a Roma (Steno, 1954), Sait-on jamais? (Roger Vadim, 1957), Ladro lui, ladra lei (Luigi Zampa, 1958), Fortunella (Eduardo de Filippo, 1958), Totó e Cleopatra (Fernando Cerchio, 1963), Il monaco di Monza (Sergio Corbucci, 1963), Totó contro i 4 (Steno, 1963), Frau Wirtin hat auch einen Grafen (Franz Antel, 1968), L’arcangelo (Giorgio Capitani, 1969), Che?/What? (Roman Polanski, 1972), Teresa la Ladra (Carlo Di Palma, 1973), L’insegnante (Nando Cicero, 1975), Noi tre (Avati, 1984), Festa di laurea (Avati, 1985), Dichiarazioni di amore (Avati, 1994), Un amore americano (Piero Schivazappa, 1994), als koning Victor Emanuel II in Io e il re (Lucio Gaudino, 1995),I cavalieri che fecero l’impresa (Avati, 2001), La rivincita di Natale (Avati, 2004), Tickets (episode Ermanno Olmi, 2008) en Nessun messaggio in segreteria (Paolo Genovese en Luca Miniero, 2005). Regisseerde zichzelf in Ti amo Maria (1997).
Italiaans acteur en theaterregisseur, soms in genrefilms onder de naam Laurence Welles. Broer van casting director en assistent-regisseur Francesco Cinieri. Verwierf eerste bekendheid door zijn werk in het theater voor avant-garderegisseur Carmelo Bene, ook in de film Amleto/Hamlet (Bene, 1978). In films als L’arbre de Guernica (Fernando Arrabal, 1975), Bloodline/Sidney Sheldon’s Bloodline (Terence Young, 1979), La tragedia di un uomo ridicolo (Bernardo Bertolucci, 1981), Lo squartatore di New York/The New York Ripper (Lucio Fulci, 1982), Manhattan Baby/Het boze slaat toe (Fulci, 1982), I guerrieri dell’anno 2072 (Fulci, 1984), Pizzicata (top-billed; Edoardo Winspeare, 1996), Otello (Bene, 2002) en als de schrijver Alberto Moravia in Pasolini, la verità nascosta (Federico Bruno, 2013).
In Engeland geboren Iers actrice. Vooral in het theater, oprichter van het feministische en politieke theatergezelschap Monstrous Regiment (1975). Enkele kleine filmrollen:The Wolves of Willoughby Chase (Stuart Orme, 1989), Les misérables (Bille August, 1998), All the Queen’s Men (Stefan Ruzowitzky, 2001), The Heart of Me (Thaddeus O’Sullivan, 2002), Oliver Twist (Roman Polanski, 2005), Mr. Nice (Bernard Rose, 2010) en Genius (Michael Grandage, 2016).
Spaans actrice, voluit Maria de la Encarnación Paso Ramos, Dochter van dramaturg en scenarioschrijver Antonio Paso Diaz. Maakte haar filmdebuut in 1948. Internationaal bekendste titels: La prima Angélica (Carlos Saura, 1974), Retrato de familia (Antonio Giménez Rico, 1976), Oscarwinnaar Volver a empazar/Begin the Beguine (José Luis Garci, 1982),La colmena (Mario Camus, 1982), Demonios en el jardin (Manuel Gutiérrez Aragón, 1982), het voor een Oscar genomineerde Sesión continua/Double Feature (Garci, 1984), El bosque animado (José Luis Cuerda, 1987).
Amerikaans acteur, regisseur en scenarioschrijver. Zoon van acteur Henry Fonda, jongere broer van actrice Jane Fonda. Werd een held van de tegencultuur door het megasucces van de lowbudgetfilm Easy Rider (Dennis Hopper, 1969), die Fonda, hoofdrolspeler naast Hopper en de voor een bijrol-Oscar genomineerde Jack Nicholson, ook een Oscarnominatie bezorgde voor het beste originele scenario (samen met Hopper en Terry Southern). Tegen het eind van zijn acteercarrière werd Fonda voor een tweede keer genomineerd, dit keer voor de hoofdrol van een getroebleerde imker in Ulee’s Gold (Victor Nunez, 1997).
Na een acteerdebuut tegenover Sandra Dee in Tammy and the Doctor (Harry Keller, 1963) en weinig opvallende bijdragen aan The Victors(Carl Foreman, 1963), Lilith (Robert Rossen, 1964) en The Young Lovers (Samuel Goldwyn Jr., 1964), sloeg Fonda een nieuwe weg in met hoofdrollen in rebelse B-films: als motorduivel in The Wild Angels (Roger Corman, 1966) en LSD-gebruiker in The Trip (Corman, 1967). Via een Europese rol in het door zijn toenmalige zwager geregisseerde Histoires extraordinaires (segment van Roger Vadim, 1968), belkandde hij in het avontuur van. Easy Rider, over twee hippies op motorfietsen in het reactionaire Zuiden, dat met een budget van $400.000 en een opbrengst van 60 miljoen dollar Hollywood op zijn kop zou zetten. Hopper en Fonda kregen beiden carte blanche voor hun volgende project, in beide gevallen een flop: zowel The Last Movie (met Fonda als jonge sheriff; Hopper, 1971) als de bijna psychedelische western The Hired Hand (Fonda, 1971) haalde de Nederlandse bioscooo niet eens. The Hired Hand van en met Fonda werd echter in 2001 door Sundance gerehabiliteerd met een restauratie, die recht deed aan het sublieme camerawerk van Vilmos Zsigmond. Daarna zou Fonda nog twee films regisseren: Idaho Transfer (1973) en de western Wanda Nevada (1979), waarin hij zelf de hoofdrol speelt van de pleegvader van Brooke Shields. Hii vervolgde wel zijn acteercarrière, met wisselend succes: onder meer Two People (Robert Wise, 1973), Dirty Mary, Crazy Larry (John Hough, 1974), Open Season (Peter Collinson, 1974), Race with the Devil (Jack Starrett, 1975), 92 in the Shade (Thomas McGuane, 1975), Killer Force (Val Guest, 1976), Fighting Mad (Jonathan Demme, 1976), Futureworld (Richard T. Heffron, 1976), Outlaw Blues (Heffron, 1977), High-Ballin’ (Peter Carter, 1978), The Hostage Tower (Claudio Guzmán, 1980), The Cannonball Run (Hal Needham, 1981),Split Image (Ted Kotcheff, 1982), Peppermint-Frieden (Marianne Rosenbaum, 1983), The Rose Garden (Fons Rademakers, 1989), een.gastrol als motorrijder tegenover dochter Bridget Fonda in Bodies, Rest & Motion (Michael Steinberg, 1993), Nadja (Michael Almereyda, 1994),Escape from L.A. (John Carpenter, 1996), The Limey (Steven Soderbergh, 1999), The Heart Is Deceitful above All Things (Asia Argento, 2004), Ghost Rider (Mark Steven Johnson, 2007), Wild Hogs (Walt Becker, 2007), 3:10 to Yuma (James Mangold, 2007), The Harvest (John McNaughton, 2013) en The Most Hated Woman in America (Tommy O’Haver, 2017).
Oorspronkelijk Canadees animatieregisseur, sinds 1955 in Engeland. Won een Oscar voor de korte animatiefilm A Christmas Carol (1971) en twee Oscars (voor visual effects en speciale prestaties als animatieregisseur) voor zijn werk aan Who Framed Roger Rabbit? (Robert Zemeckis, 1988). Een vierde nominatie betrof de korte animatiefilm Prologue (geproduceerd samen met zijn vrouw Imogen Sutton; 2015). Al voor zijn eerste korte animatiefilmThe Little Island (2015) kreeg Williams een BAFTA. Hij leerde het vak in nauwe samenwerking met animator Bob Godfrey. Hij regisseerde de lange animatiefilmRaggedy Ann & Andy: A Musical Adventure (1977) en werkte sinds 1964 aan zijn levenswerk, de lange tekenfilm The Thief and the Cobbler. Die werd buiten hem om, na het overschrijden van een deadline, in opdracht van de verzekeraar afgemaakt door een Koreaanse studio en uitgebracht als The Princess and the Cobbler (1993) en twee jaar later in een nog andere versie door Miramax alsArabian Knight. Wiliiams weigerde lang in het openbaar commentaar te geven op deze versies. Hij was verantwoordelijk voor getekende titelscènes van films als What’s New Pussycat? (Clive Donner, 1965), A Funny Thing Happened on the Way to the Forum (Richard Lester, 1966), Casino Royale (Val Guest, Ken Hughes, John Huston, Joseph McGrath en Robert Parrish, 1967), The Charge of the Light Brigade (Tony Richardson, 1968), Prudence and the Pill (Fielder Cook, 1968), Here We Go Round the Mulberry Bush (Donner, 1968), Can Heironymus Merkin Ever Forget Mercy Humppe and Find True Happiness? (Anthony Newley, 1969), The Return of the Pink Panther (Blake Edwards, 1975) en The Pink Panther Strikes Again (Edwards, 1976).
Russisch componist. Werkte veel voor de Mosfilm-studio. Onder meer Znoj/Heat (Larissa Sjepitko, 1963), Krylja/Wings (Sjepitko, 1966), de Oost-Duitse productie Meine Stunde Null (Joachim Hasler, 1970).
In Nederlands-Indië geboren Nederlands actrice, pseudoniem van Johanna Louise Buillab. Vooral theater, af en toe televisie. Een enkele kleine filmrol in Frank en Eva (Pim de la Parra, 1973). Getrouwd geweest met acteur Edwin Thomas.
Italiaans kostuumontwerper. Vijf Oscarnominaties, voor Il gattopardo/De tijgerkat (Luchino Visconti, 1963), Morte a Venezia/Dood in Venetië (Visconti, 1971), Ludwig (Visconti, 1973), La cage aux folles (Édouard Molinaro, 1978) en La traviata (Franco Zeffirelli, 1983), winnaar van een speciale oeuvre-Oscar in 2013. Specialist in kostuumdrama, hoewel Visconti bij hun eerste samenwerking (Bellissima,1951) benadrukte dat de kleding eruit moest zien alsof het zo van de straat was geplukt. Onder veel meer kostuums voor Senso (Visconti, 1954), Le notti bianche (Visconti, 1957), Policarpo (Mario Soldati, 1959), Rocco e i suoi fratelli (1960), Un amore a Roma (Dino Risi, 1960), Il bell’Antonio (Mauro Bolognini, 1961), A cavallo della tigre (Luigi Comencini, 1961), La viaccia (Bolognini, 1961), Senelità(Bolognini, 1962), I compagni (Mario Monicelli, 1963), Ieri oggi domani(Vittorio de Sica, 1963), La donna scimmia (Marco Ferreri, 1964), Lo straniero (Visconti, 1967), Histoires extraordinaires (episode Federico Fellini, 1968), La caduta degli dei/The Damned (Visconti, 1969), Medea(Pier Paolo Pasolini, 1969), Metello (Bolognini, 1970), Il portiere di notte/The Night Porter (Liliana Cavani, 1974), Per le antiche scale (Bolognini, 1975), L’innocente (Visconti, 1976), Al di là del bene e del male/Beyond Good and Evil (Cavani, 1978), La storia vera della signora dalle camelie (Bolognini, 1981), La pelle (Cavani, 1981), Oltre la porta (Cavani, 1982). Le chiavi di casa (Gianni Amelio, 2004). Docent aan de filmschool Centro Sperimentale in Rome.
Engels actrice. Vooral bekend door haar rol van de moeder inDistant Voices, Still Lives (Terence Davies, 1996). Veel televisie en theater, slechts enkele film, zoals Subterfuge (Peter Graham Scott, 1968), The Omen (Richard Donner, 1976), The Monk (Francisco Lara Polop, 1990), Butterfly Kiss (Michael Winterbottom, 1995), Jude (Winterbottom, 1996), Frágiles/Fragile (Jaume Balagueró, 2005).
Frans regisseur, acteur en scenarioschrijver, geboren als Jean-Paul Adam Mokiejewski. Debuteerde als acteur in Vive la liberté (Jeff Musso, 1946) en speelde kleine rollen in films als Les casse-pieds (Jean Dréville, 1948), Occupe-toi d’Amélie..! (Claude Autant-Lara, 1949), Orphée(Jean Cocteau, 1950), Dieu a besoin des hommes (Jean Delannoy, 1950),I vinti (Michelangelo Antonioni, 1953) en Maternité clandestine (Jean Gourguet, 1953), Viel op door een grotere rol in Le comte de Monte-Cristo (Robert Vernay, 1954). Daarna onder meer in Graziella (Giorgio Bianchi, 1955), Gli sbandati (Francesco Maselli, 1955), Le rouge est mis (Gilles Grangier, 1957) en La tête contre les murs (tevens scenario; Georges Franju, 1957). Later zou hij behalve in sommige eigen fllms te zien zijn in Le sourire vertical (Robert Lapoujade, 1973) en Prénom Carmen (Jean-Luc Godard, 1983). Liep stage als regie-assistent bij The Barefoot Contessa (Joseph L. Mankiewicz, 1954), Senso (Luchino Visconti, 1954) en La Estrada(Federico Fellini, 1954). In 1959 maakte Mocky zijn regiedebuut met de zwarte komedie Les dragueurs, met Jacques Charrier en Charles Aznavour. Tientallen films als regisseur, producent, scenarioschrijver en vaak ook hoofdrolspeler zouden volgen, van wisselende en overwegend afnemende kwaliteit. In Frankrijk was Mocky een begrip, daarbuiten werden zijn films nauwelijks uitgebracht. In Nederland viel die eer alleen ten deel aan L’étalon/Als je mekaar niet meer vertrouwen kan (met Bourvil; 1970). Voorts onder meer Les vierges (met Aznavour; 1963), Un drôle de paroissien (met Bourvil; 1963), La bourse et la vie (met Fernandel; 1966), Les compagnons de la marguerite (1967), Un inceul n’a pas de poches (1974), Y-a-t-il un Francais dans la salle? (1982) en Le miraculé (1987). Laatste film: Votez pour moi (2017).
Amerikaans documentair filmmaker, voluit Donn Alan Pennebaker, roepnaam Penny. Een van de grondleggers van de moderne documentaire, door zijn samenwerking met Robert Drew, Richard Leacock en Albert Maysles in Drew Associaties: voor het eerst lieten zij in Primary (Drew, 1960) over de verkiezingscampagne van president John F. Kennedy zien hoe je met draagbare 16mm-camera’s zonder statief, maar ook zonder commentaar of interviews louter observerend de werkelijkheid kunt betrappen. Voorafgaand aan de geboorte van wat bekend zou worden als direct cinema had de in Chicago tot ingenieur opgeleide Pennebaker al enkele korte documentaires geregisseerd en gemonteerd onder invloed van improvisatie en intuïtieve keuzes in zijn geliefde jazzmuziek: Daybreak Express (1953) en Baby (1954). Zijn eerste eigen lange documentaire was Jane (over Jane Fonda; 1962), maar hij werd vooral beroemd door twee baanbrekende rockdocumentaires: Don’t Look Back (1967) over de eerste niet-akoestische tournee van Bob Dylan en de eerste grote festivaldocumentaire Monterey Pop (1968). Zijn enige Oscarnominatie kreeg Pennebaker, samen met zijn derde vrouw en sinds 1977 permanent co-regisseur Chris Hegedus, voor The War Room (1993) over de eerste presidentscampagne van Bill Clinton. In 2013 kreeg hij wel een ere-Oscar voor zijn hele oeuvre. Dat omvat een vijftigtal titels, die hij uiteraard grotendeels zelf ook draaide, monteerde en produceerde: onder meer het korte Little Richard: Keep on Rockin’ (1969), Original Cast Album: Company (1970), 1 P.M. (samen met Leacock en Jean-Luc Godard, 1971),Ziggy Stardust and the Spiders from Mars (1973), Energy War (1977),Town Bloody Hall (met Norman Mailer en Germaine Greer; 1979), Elliott Carter at Buffalo (1980), DeLorean (1981), Depeche Mode: 101 (1989),Moon over Broadway (1997), Down from the Mountain (2000), Only the Strong Survive (2002) en als co-regisseur van Hegedus Kings of Pastry (2009) en Unlocking the Cage (2016). Vaste gast met Hegedus van IDFA.