Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
Nieuw-Zeelands regisseur en actrice. Maakte vooral documentaires over Maori-onderwerpen, zoals Bastion Point: Day 507 (1980), Patu! (over het oproer bij de tournee van Zuid-Afrikaans rugbyteam, 1983) en de kunstenaarsbiografie Hotere (2001). Was ook de eerste vrouwelijke regisseur van een lange speelfilm in Nieuw-Zeeland, Mauri (1988). Speelde rollen in twee films geregisseerd door haar man Geoff Murphy, Utu (1983) en Spooked (2004). Ook actief als producent en scenarist.
Amerikaans cameraman en regisseur. Werd zes keer genomineerd voor een Oscar, als director of cinematography van Looking for Mr. Goodbar (Richard Brooks, 1977), Heaven Can Wait (Warren Beatty en Buck Henry, 1978), 1941 (Steven Spielberg, 1979), WarGames (John Badham, 1983) en Murphy's Romance (Martin Ritt, 1985), alsmede voor de visual effects van 1941 (samen met A.D. Flowers en Gregory Jein). Studeerde in 1950 af op camera aan de filmschool van de University of Southern California (USC), maar debuteerde pas veel later als DoP met de thriller Games (Curtis Harrington, 1967). Daarna verantwoordelijk voor het beeld van onder meer The Fox (Mark Rydell, 1967), Rosemary's Baby (Roman Polanski, 1968), Bullitt (Peter Yates, 1968), Paint Your Wagon (Joshua Logan, 1969), The Day of the Dolphin (Mike Nichols, 1973), Rancho Deluxe (Frank Perry, 1975), Aloha Bobby and Rose (Floyd Mutrux, 1975), Gator (Burt Reynolds, 1976), Exorcist II: The Heretic (John Boorman, 1977), Old Boyfriends (Joan Tewkesbury, 1979), Divine Madness (Michael Ritchie, 1980), Sharky's Machine (Reynolds, 1981), The Best Little Whorehouse in Texas (Colin Higgins, 1982), Irreconcilable Differences (Charles Shyer, 1984), Protocol (Herbert Ross, 1984), Baby Boom (Shyer, 1987), Chances Are (Emile Ardolino, 1989), An Innocent Man (Yates, 1989), The Freshman (Andrew Bergman, 1990), Memoirs of an Invisible Man (John Carpenter, 1992), Honeymoon in Vegas (Bergman, 1992), Tombstone (George P. Cosmatos, 1993), Father of the Bride Part II (Shyer, 1995), The Island of Dr. Moreau (John Frankenheimer, 1996), Rules of Engagement (William Friedkin, 2000), Town & Country (Peter Chelsom, 2001) en Waking Up in Reno (Jordan Brady, 2002). Regisseerde de western Monte Walsh (1970), gevolgd door A Reflection of Fear (1973) en The Legend of the Lone Ranger (1981), alsmede enkele televisieproducties. Vervulde drie termijnen als voorzitter van de American Society of Cinematographers (ASC)en komt aan het woord in de documentaire over camerawerk Visions of Light (Arnold Glassman, Todd McCarthy en Stuart Samuels, 1992).
Engels revueartiest en actrice, pseudoniem van Josie Terena. Trad op als 'sterke vrouw', die telefoonboeken door midden kon scheuren en mannen optilde. Gastrollen in een aantal films: Johnny You're Wanted (Vernon Sewell, 1956), Burke & Hare (Sewell, 1972), The Pink Panther Strikes Again (Blake Edwards, 1976) en als kokkin in The Elephant Man (David Lynch, 1980).
Nieuw-Zeelands actrice, geboren als Helen June Patricia Blamires. Speelde de moeder van Mel Gibson in Tim (Michael Pate, 1979) en Violet Carnegie in de tv-serie The Flying Doctors (1986-91). Ook in andere Australische films, zoals Caddie (Donald Crombie, 1976), The Earthling (Peter Collinson, 1980), A Street to Die (Bill Bennett, 1985), Emma's War (Clytie Jessop, 1986), What the Moon Saw (Pino Amenta, 1990) en, in eigen land, My Grandpa Is a Vampire (David Blyth, 1991). Ook veel theater en televisie. In 1993 benoemd tot Dame of the British Empire.
Amerikaans acteur, regisseur, scenarioschrijver, beeldend kunstenaar en fotograaf. Veroorzaakte een revolutie in Hollywood als regisseur, schrijver, producent en hoofdrolspeler van de onafhankelijk gemaakte low-budgetfilm Easy Rider (1969). De road movie door het zuiden van de Verenigde Staten over twee hippies op motorfietsen (Hopper en Peter Fonda), vermoord door vijandige rednecks, werd niet alleen een fetisj van de tegencultuur, maar als ultragoedkope superhit ook een nieuw productiemodel voor de door dure flops geplaagde filmindustrie. Hopper kreeg een Oscarnominatie voor het scenario (samen met Fonda en Terry Southern). Zijn tweede nominatie kreeg Hopper voor de beste mannelijke bijrol in het basketbaldrama Hoosiers/Best Shot (David Anspaugh, 1987).
Hopper werd als method actor opgeleid aan het legendarische instituut van dramadocent Lee Strasberg. Na enkele televisierollen debuteerde hij als 18-jarige tegenover zijn goede vriend James Dean in Rebel without a Cause (Nicholas Ray, 1955). Hij werd een veelgevraagd bijrolspeler, met een reputatie als enfant terrible, allengs versterkt door verhalen over intensief druggebruik. Hij was onder meer te zien in Giant (wederom tegenover Dean; George Stevens, 1956), Gunfight at the O.K. Corral (John Sturges, 1957), als Napoleon Bonaparte in The Story of Mankind (Irwin Allen, 1957), From Hell to Texas (Henry Hathaway, 1958), The Young Land (Ted Tetzlaff, 1959), Key Witness (Phil Karlson, 1960), Night Tide (top-billed; Curtis Harrington, 1961), The Thirteen Most Beautiful Boys (Andy Warhol, 1964), Tarzan and Jane Regained...Sort of (Warhol, 1964), The Sons of Katie Elder (Hathaway, 1965), Queen of Blood (Harrington, 1966), het psychedelische The Trip (Roger Corman, 1967), Cool Hand Luke (Stuart Rosenberg, 1967), de bikersfilm The Glory Stompers (top-billed; Anthony M. Lanza, 1968), Hang'em High (Ted Post, 1968) en True Grit (Hathaway, 1969). Het succes van Easy Rider stelde Hopper in staat zo ongeveer te doen wat hij wilde. Het leidde tot de regie van een even grootscheepse als onbegrijpelijke, nauwelijks vertoonde film over een Hollywoodcrew in Peru, The Last Movie (1971).
Sindsdien bleef Hopper een charismatische figuur, zowel als filmmaker als in talrijke excentrieke rollen, die zowel zijn affiniteit met het Amerikaanse heartland (hij werd geboren in Dodge City, Kansas) als die met mavericks van de tegencultuur verraadden. De belangrijkste acteerprestaties waren die in films als het onvoltooide en onvertoonde The Other Side of the Wind (Orson Welles, 1972), de alternatieve western Kid Blue (James Frawley, 1973), de titelrol van de Australische goudzoeker Mad Dog Morgan (Philippe Mora, 1976), als Vietnamveteraan in Tracks (Henry Jaglom, 1977), als Tom Ripley in Der amerikanische Freund (Wim Wenders, 1977), Les apprentis sorciers (Edgardo Cozarinsky, 1977), L'ordre et la sécurité du monde (Claude d' Anna, 1978), als geflipte fotograaf in Apocalypse Now (Francis Ford Coppola, 1979), Reborn (Bigas Luna, 1981), King of the Mountain (Noel Nosseck, 1981), Neil Young: Human Highway (Dean Stockwell en Neil Young, 1982), Rumble Fish (Coppola, 1983), The Osterman Weekend (Sam Peckinpah, 1983), O.C. and Stiggs (Robert Altman, 1985), My Science Project (Jonathan R. Betuel, 1985), The Texas Chainsaw Massacre 2 (Tobe Hooper, 1986), als de psychopaat in Blue Velvet (David Lynch, 1986),
Black Widow (Bob Rafelson, 1987), Straight to Hell (Alex Cox, 1987), The Pick-Up Artist (James Toback, 1987), Blood Red (Peter Masterson, 1989), Flashback (Franco Amurri, 1990), Paris Trout (Stephen Gyllenhaal, 1991), The Indian Runner (Sean Penn, 1991), Boiling Point (James B. Harris, 1993), Super Mario Bros. (Annabel Jankel en Rocky Morton, 1993), Red Rock West (John Dahl, 1993), True Romance (Tony Scott, 1993), Speed (Jan De Bont, 1994), Waterworld (Razzie-nominatie; Kevin Reynolds, 1995), Space Truckers (Stuart Gordon, 1996), Basquiat (Julian Schnabel, 1996), The Blackout (Abel Ferrara, 1997), Edtv (Ron Howard, 1999), Jesus' Son (Alison Maclean, 1999), Ticker (Albert Pyun, 2001), als Frank Sinatra in The Night We Called It a Day (Paul Goldman, 2003), Land of the Dead (George A. Romero, 2005), Elegy (Isabel Coixet, 2008), Swing Vote (Joshua Michael Stern, 2008), Palermo Shooting (Wenders, 2008), An American Carol (David Zucker, 2008) en het nog onvertoonde The Last Film Festival (Linda Yellen, 2010).
Het werk van Hopper als regisseur was nauwelijks minder gevarieerd van kwaliteit en ambitie als dat van Hopper als acteur. Het Rotterdamse filmfestival vertoond het indrukwekkende Out of the Blue (1980)
en ook de harde politiefilm Colors (1988) was de moeite waard. Catchfire (1990) eindigde met de naam van de denkbeeldige regisseur Alan Smithee op de credits. Daarna regisseerde Hopper nog The Hot Spot (1990), Chasers (1994) en de korte film Homeless (2000). Hopper was de hoofdpersoon van de documentaires The American Dreamer (L.M. Kit Carson en Lawrence Schiller, 1971), over het maken van The Last Movie, en het Nederlandse Dennis Hopper: The Decisive Moments (Thom Hoffman, 2002), over zijn werk als fotograaf. Hij was te zien in talrijke andere documentaires, waaronder Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex, Drugs and Rock 'n' Roll Generation Saved Hollywood (Kenneth Bowser, 2003), Sketches of Frank Gehry (Sydney Pollack, 2005) en Not Quite Hollywood: The Wild, Untold Story of Ozploitation! (Mark Hartley, 2008). Als beeldend kunstenaar kreeg Hopper in 2001 een solotentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Enkele jaren geleden bekende Hopper dat hij al sinds de dagen van president Reagan een heimelijke Republikein was geworden, al stemde hij wel in 2008 met groot enthousiasme voor de Democraat Obama. Was onder meer getrouwd met de actrices Brooke Hayward, Daria Halprin en Victoria Duffy, alsmede, acht dagen in 1970, met zangeres Michelle Phillips van The Mama's and the Papa's.
Amerikaans bijrol- en stemacteur, eigenlijk Eddie Bartholetti. Was onder meer te zien in Bananas (Woody Allen, 1971), Shaft (Gordon Parks, 1971) en de gelijknamige tv-serie (1973-74), Thunder and Lightning (Corey Allen, 1977), The Amityville Horror (Stuart Rosenberg, 1979), Boardwalk (Stephen Verona, 1979) en Fame (Alan Parker, 1980). Leende zijn stem aan verschillende dieren in Babe: Pig in the City (George Miller, 1998). Ook zeer veel televisie, bijvoorbeeld de serie Simon & Simon (1981-88).
Amerikaans actrice, pseudoniem van Julia Rose Shevlin. Speelde in een handvol stille films, zoals Harem Follies (Edward Ludwig, 1924), Fashions for Women (Dorothy Arzner, 1927), Somewhere in Sonora (Albert S. Rogell, 1927), Great Mail Robbery (George B. Seitz, 1927) en Take Me Home (Marshall Neilan, 1928). Was daarna getrouwd (1930-47) met regisseur George Stevens. Vertelt over haar man in de door haar zoon geregisseerde documentaire George Stevens: A Filmmaker's Journey (George Stevens Jr., 1984).
Engels scenarioschrijver, producent en regisseur. Schreef en produceerde Factory Girl (George Hickenlooper, 2006), een fictieve biografie van Andy Warhols steractrice Edie Sedgwick. Regisseerde, schreef en produceerde eerder in Engeland het weinig vertoonde drugsdrama Two Days, Nine Lives (2001). Sinds enkele maanden weduwnaar van de op 32-jarige leeftijd overleden actrice Brittany Murphy.
Nederlands televisiemaker. Werkte een kwart eeuw als regisseur en producent voor de IKON. Maakte veel programma's en documentaires met een spirituele of religieuze achtergrond. Onder meer Passions of the Soul over Carl Gustav Jung en de serie Via Mystica.
Belgisch zanger, liedjesschrijver en pretparkondernemer. Decennialang een van de populairste Vlaamse artiesten, die ook hits voor anderen schreef, zoals Gert Timmermans Ik heb eerbied voor jouw grijze haren (1964). Vertegenwoordigde België in 1957 op het Eurovisiesongfestival met het deels gefloten Straatdeuntje. Begon in 1961 met het ´domein´ Bobbejaanland, dat uit zou groeien tot een succesvol pretpark. Speelde en zong in een aantal films: Ah! ´t Is zo fijn in België te leven/Ah! Qu´il fait bon chez nous (Jacques Loar en E.G. De Meyst, 1951), het Duitse O sole mio (Paul Martin, 1960) en Davon träumen alle Mädchen (Thomas Engel, 1961) en De ordonnans (Charles Frank, 1962).
Engels acteur en mimespeler, die ook optrad onder de naam The Incredible Orlando. Opvallend in een aantal films van Derek Jarman, zoals Jubilee (1978), The Tempest (als Caliban; 1979), Caravaggio (als de paus; 1986) en The Garden (1990). Ook in The Bride (Franc Roddam, 1985) en El niño de la luna (Agusti Villaronga, 1989). Was lang verbonden aan het theatergezelschap van Lindsay Kemp. Was de laatste jaren van zijn leven blind.
Afro-Amerikaans zangeres en actrice. Een van de eerste niet-blanke musicalsterren van MGM, hetgeen naar algemeen wordt aangenomen niet alleen te danken was aan haar unieke, fluwelen stemgeluid, maar ook aan de zeer lichtbruine kleur van haar huid. Desondanks was haar naam vooral verbonden aan enkele uitzonderlijke musicals met een ´all-black´-cast, zoals Cabin in the Sky (Vincent Minnelli, 1943) en Stormy Weather (Andrew L. Stone 1943), waarvan de titelsong ook Hornes herkenningsmelodie werd. Een van haar laatste rollen was curieus genoeg wederom in een all-black musical, namelijk The Wiz (1978), geregisseerd door haar schoonzoon Sidney Lumet. Horne debuteerde op haar 16de als zangeres in The Cotton Club in Harlem. Eerste filmrol enkele jaren later in The Duke Is Tops (William L. Nolte, 1938). Ook in Broadway Rhythm(Roy del Ruth, 1943), Till the Clouds Roll By(Richard Whorf, 1946) en de western Death of a Gunfighter (Don Siegel en Robert Totten, 1968).
In Egypte geboren Nederlands politicus en bestuurder, eigenlijk Henri Frans Dijkstal. Aanvankelijk financieel adviseur en raadslid en wethouder in Wassenaar. Lid van de Tweede Kamer voor de VVD (1982-94 en als fractievoorzitter 1998-2002). Minister van Binnenlandse Zaken en vice-premier in het eerste paarse kabinet-Kok (1994-98). Behoorde tot een groep Kamerleden, met onder meer Jeltje van Nieuwenhoven (PvdA) en Gerrit Ybema (D66), die gevoelig waren voor de lobby van de Nederlandse filmwereld om een ruimer en steviger ondersteuning uit de Rijksbegroting te verwerven. Werd na zijn actieve politieke loopbaan bestuursvoorzitter van het Nederlands Fonds voor de Film (2003-07).In juli 2007 trad het hele bestuur onder leiding van Dijkstal af, na een conflict met een deel van de filmproducenten en met minister Ronald Plasterk (PvdA), over de organisatie en werkwijze van het Fonds, dat toen geleid werd door directeur Toine Berbers.
Engels model en actrice. Bracht met Nederlandse moeder deel van haar jeugd in Nederland door. Werd vermaard met een kleine bijrol als door Karlheinz Böhm tijdens het poseren vermoord pikant model in Peeping Tom (Michael Powell, 1960). Had daarvoor ook in 8mm-filmpjes gestript en was in de jaren vijftig veel als pin-up onder de toonbank verkocht. Speelde nog enkele piepkleine rolletjes, bijvoorbeeld in The Day the Earth Caught Fire (Val Guest, 1961) en maakte onder meer stillfoto's. Getrouwd met fotograaf Douglas Webb.
87, Pacific Palisades CA, 7 mei, doodsoorzaak onbekend
Amerikaans actrice, pseudoniem van Adelaide Delgado. Vooral bekend geworden als tegenspeelster van John Wayne in de oorlogsfilm Sands of Iwo Jima (Allan Dwan, 1949). Begon op haar 15de als zangeres en danseres bij de band van Xavier Cugat. Vanaf 1942 ster van B-films van onder meer Columbia en Republic. Debuut in Blondie Goes to College(Frank R. Strayer, 1942). Trad soms op als blondine, maar vaker in hispanic rollen. Onder meer in Shut My Big Mouth (Charles Barton, 1942), Alias Boston Blackie (Lew Landers, 1942), tegenover Tex Ritter in Vengeance of the West (Lambert Hillyer, 1942), tegenover Fred Astaire en Rita Hayworth in You Were Never Lovelier (William A. Seiter, 1942), tegenover Roy Rogers in Bells of Rosarita (Frank McDonald, 1945) en Night Time in Nevada (William Witney, 1948), top-billed in The Tiger Woman (Philip Ford, 1945), The Catman of Paris (Lesley Selander, 1946), The Inner Circle (top-billed; P. Ford, 1946), The Last Crooked Mile (P. Ford, 1946), I´ve Always Loved You (Frank Borzage, 1946), tegenover Gene Autry in Twilight on the Rio Grande (McDonald, 1947) en Robin Hood of Texas (Selander, 1947),in Blackmail (Selander, 1947), The Gallant Legion (Joseph Kane, 1948),Angel in Exile (Dwan en P. Ford, 1948), tegenover Wayne in Wake of the Red Witch (Edward Ludwig, 1948), Rock Island Trail (Kane, 1950), California Passage (Kane, 1950), The Sea Hornet (Kane, 1951), Count the Hours (Don Siegel, 1953), Back from Eternity (John Farrow, 1956), The Black Whip (Charles Marquis Warren, 1956), Curse of the Faceless Man (Edward L. Cahn, 1958) en The Big Circus (Joseph M. Newman, 1959).
Frans cameraman. Won een Gouden Osella in Venetië en kreeg een César-nominatie voor het camerawerk van Les amants réguliers (Philippe Garrel, 2005). Sleutelfiguur voor de regisseurs van de nouvelle vague, al debuteerde hij pas in 1965, met de korte documentaire Elsa la Rose van Agnès Varda. Draaide onder meer Les créatures (Varda, 1966), Ça n´arrive qu´aux autres (Nadine Trintignant, 1971), Pourquoi Israel (Claude Lanzmann, 1972), Défense de savoir (Trintignant, 1973), Les violons du bal (Michel Drach, 1974), Numéro deux (Jean-Luc Godard, 1975), Noroît (Jacques Rivette, 1976), Daguerréotypes (Varda, 1976), Duelle (Rivette, 1976), Ici et ailleurs (Godard e.a., 1976), La mémoire courte (Eduardo de Gregorio, 1979), Sauve qui peut (la vie) (Godard, 1980),
Neige (Juliet Berto en Jean-Henri Roger, 1981), La femme d´à côté (FrançoisTruffaut, 1981), Le pont du Nord (Rivette, 1981), Merry-go-round (Rivette, 1981), Trop tôt, trop tard (Jean-Marie Straub en Danièle Huillet, 1982), Cap Canaille (Berto en Roger, 1983), Klassenverhältnisse (Straub en Huillet, 1984), L´amour par terre (Rivette, 1984), Shoah (Lanzmann, 1985), La tentation d´Isabelle (Jacques Doillon, 1985), I Love You (Marco Ferreri, 1986), Havre (Berto, 1986), La puritaine (Doillon, 1986), de televisieserie The Mahabharata (Peter Brook, 1989), Nouvelle vague (Godard, 1990), Le petit criminel (Doillon, 1990), Divertimento (Rivette, 1991), La belle noiseuse (Rivette, 1991), La chasse aux papillons (Otar Iosseliani, 1992), Jeanne la Pucelle (Rivette, 1994),
Le nouveau monde (Alain Corneau, 1995), Brigands, chapitre VII (Iosseliani, 1996), Von heute auf morgen (Straub en Huillet, 1997), Secret défense (Rivette, 1998), Dis-moi que je rêve (Claude Mouriéras, 1998), Adieu, plancher des vaches! (Iosseliani, 1999), Sicilia! (Straub en Huillet, 1999), La débandade (Claude Berri, 1999), Tout va bien, on s´en va (Mouriéras, 2000), Va savoir (Rivette, 2001), Lundi matin (Iosseliani, 2002), Petites coupures (Pascal Bonitzer, 2003), Histoire de Marie et Julien (Rivette, 2003),Une visite au Louvre (Straub en Huillet, 2004), Genesis (Claude Nuridsany en Marie Pérennou, 2004), Jardins en automne (Iosseliani, 2006), Ne touchez pas la hache (Rivette, 2007), La frontière de l´aube (Garrel, 2008) en 36 vues du Pic Saint Loup (Rivette, 2009).
Engels bijrolacteur. Kreeg op hoge leeftijd zijn grootste bekendheid dankzij de rol van de buschauffeur Ernie in Harry Potter and the Prisoner of Azkaban (Alfonso Cuarón, 2004). Beoefende vele beroepen, zoals dat van de persoonlijke chauffeur van schrijver John Osborne. Filmdebuut in The Curse of the Mummy's Tomb (Michael Carreras, 1964). Onder meer in The Committee (Peter Sykes, 1968), Take a Girl like You (Jonathan Miller, 1970), Up the Chastity Belt (Bob Kellett, 1971), 10 Rillington Place (Richard Fleischer, 1971), als hotelportier in Frenzy (Alfred Hitchcock, 1972), de Cliff Richard-film Take Me High (David Askey, 1973), Tess (Roman Polanski, 1979), The Company of Wolves (Neil Jordan, 1984), Mountains of the Moon (Bob Rafelson, 1990), Robin Hood: Prince of Thieves (Kevin Reynolds, 1991), Finding Neverland (Marc Forster, 2004) en Deuce Bigalow: European Gigolo (Mike Bigelow, 2005).
Engels (strip)auteur. Schreef tussen 1963 en 2001 de strip Modesty Blaise, over een vrouwelijke geheim agent. Ook mede-auteur van het scenario van de gelijknamige film, een culthit met Monica Vitti in de titelrol (Joseph Losey, 1966). Overigens werd weinig van O'Donnells werk gebruikt voor de filmversie, evenmin als voor de pilot van een nooit gerealiseerde televisieserie uit 1982. Wel was O'Donnell consultant voor de op zijn vroege werk gepubliceerde derde verfilming, My Name Is Modesty: A Modesty Blaise Adventure (Scott Spiegel, 2004). Die kwam alleen op dvd uit, begeleid door een uitgebreid interview van de schrijver met bewonderaar Quentin Tarantino. Ook schreef hij het scenario van The Vengeance of She (Cliff Owen, 1968). Publiceerde een krantenstripversie van Ian Flemings James Bondroman Dr. No en onder het pseudoniem Madeleine Brent een tiental kasteelromans.
Oorspronkelijk Engels actrice, die de Amerikaanse nationaliteit aannam. Dochter van het acteursechtpaar Michael Redgrave en Rachel Kempson, jongere zus van de acteurs Vanessa en de nog geen maand eerder overleden Corin Redgrave. Twee Oscarnominaties, voor de hoofdrol van een Bridget Jones avant la lettre in Georgy Girl (Silvio Narizzano, 1966) en de bijrol van de laconieke huishoudster in Gods and Monsters (Bill Condon, 1998). Voor elk van beide prestaties won ze wel een Golden Globe. Debuteerde met een klein rolletje in Tom Jones (geregisseerd door haar zwager Tony Richardson, 1963). Zeer actief in het theater en op televisie. Uitgebreide filmografie vermeldt onder meer rollen in Girl with Green Eyes (Desmond Davis, 1967), The Deadly Affair (Sidney Lumet, 1966), de mod-musical Smashing Time (ook als zangeres van acht liedjes; Davis, 1967), The Virgin Soldiers (John Dexter, 1969), Last of the Mobile Hot Shots (Lumet, 1970), Every Little Crook and Nanny (Cy Howard, 1972), Everything You Always Wanted to Know about Sex But Were Afraid to Ask (Woody Allen, 1972), als Xaviera Hollander in The Happy Hooker (Nicholas Sgarro, 1975), The Big Bus (James Frawley, 1976), tegenover Roger Moore in Sunday Lovers (episode van Bryan Forbes, 1980), Getting It Right (Randal Kleiser, 1989), Shine (Scott Hicks, 1996), Strike! (Sarah Kernochan, 1998), The Annihilation of Fish (Charles Burnett, 1999), tegenover Madonna in The Next Best Thing (John Schlesinger, 2000), How to Kill Your Neighbor's Dog (Michael Kalesniko, 2000), Spider (David Cronenberg, 2002), Unconditional Love (P.J. Hogan, 2002), Peter Pan (Hogan, 2003), Kinsey (Condon, 2004), tegenover zus Vanessa en nicht Natasha Richardson in The White Countess (James Ivory, 2005), The Jane Austen Book Club (Robin Swicord, 2007) en Confessions of a Shopaholic (Hogan, 2009).