Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
Amerikaans producent en regisseur, geboren als Theodore
Mikacevich. Zeer onafhankelijk filmmaker in het low-budget exploitation genre.
Onder meer The Astro-Zombies (1968), The Corpse Grinders (1971), The Doll Squad (1973) en Ten Violent Women (1982).
73, Amsterdam, 10
oktober, zelfdoding na lange ziekte
Nederlands cabaretier en acteur. Won de
persoonlijkheidsprijs van Cameretten 1967. Prins Roelof in Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? (1972-76).
Kabaret Ivo de Wijs (1978-80). Meerdere personages en verteller in tv-comedy De Familie Knots (1980-84). Presentator op tv van Knoop in je zakdoek (1991-2001). Enkele filmrollen: Knokken voor twee (Karst van der Meulen,
1982), Caught (James F. Collier,
1987), Wilde harten (Jindra Markus,
1989), De vlinder tilt de kat op (Willeke
van Ammelrooy, 1994) en Sinterklaas en
het geheim van het grote boek (Martijn van Nellestijn, 2008). Tot diens
overlijden in 2013 partner van danser en choreograaf John Kuipers.
74, Phoenix AZ, 3 juni, septische shock na ademhalingsproblemen bij
ziekte van Parkinson
Amerikaans profbokser en
showman, geboren als Cassius Clay. Legendarisch wereldkampioen zwaargewicht (1964-80,
met onderbrekingen nadat de titel hem ontnomen was wegens dienstweigering voor
de Vietnamoorlog en een nederlaag tegen uitdager Joe Frazier in 1971). Rolmodel
voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap en voor de maatschappelijke onrust in de
jaren 60 en 70. Veranderde zijn “slavennaam” Cassius Clay in 1964, na een
bekering tot de islam. Voor die tijd had hij onder zijn oorspronkelijke naam
als soulzanger een album opgenomen met producent Sam Cooke, I Am the Greatest. Die zelfgekozen
bijnaam was ook de titel van de biografische speelfilm The Greatest (Tom Gries, 1977), waarin Ali zichzelf speelde. Ook
was hij als acteur te zien in de tv-film Freedom
Road (Ján Kadár, 1979), in de rol van de ex-slaaf Gideon Jackson, die later
senator wordt. In Europa kwam een bewerkte versie van de film in de bioscoop.
Ali
trad in meer speelfilms op, als zichzelf: Requiem
for a Heavyweight (Ralph Nelson, 1962), The
Super Fight (in een fictieve match met Rocky Marciano; Murray Woroner,
1970), Body and Soul (George Bowers,
1981) en Doin’ Time (George Mendeluk,
1985). Voor de titelrol in de biografische speelfilm Ali (Michael Mann, 2001) kreeg Will Smith een Oscarnominatie. Over
de mythische titelmatch Rumble in the
Jungle in Kinshasa, 1974, waar Ali zijn titel heroverde op George Foreman,
maakte Leon Gast de documentaire When We
Were Kings (1996), die ook een Oscar won. Er waren veel meer documentaires
over Clay/Ali, te beginnen met het korte Cassius
le Grand (William Klein, 1964) en het lange Muhammad Ali, The Greatest (Klein, 1969).
Voorts onder meer in de
non-fictiefilms Something’s Happening (Edgar
Beatty, 1967), A.k.a. Cassius Clay (Jim
Jacobs, 1970), Black Rodeo (Jeff
Kanew, 1972), Money Talks (met
verborgen camera; Allen Funt, 1972), The
Fighters (Rick Baxter en Allen Greaves, 1974), het korte Muhammad and Larry (Albert en David
Maysles, 1980), Champions Forever (Dimitri
Logothetis, 1989), Muhammad Ali: The
Whole Story (Joseph en Sandra Consentino, 1996), Fidel (Estela Bravo, 2001), Norman
Mailer: The American (Joseph Mantegna, 2010), I Am Ali (Clare Lewins, 2014) en The Three Hikers (Natalie Avital, 2015).
Nederlands zangeres en
juriste. Was in 1957 de tweede winnares van het Eurovisie songfestival, met het
door Guus Jansen en Willy van Hemert geschreven Net als toen. Deed opnieuw mee in 1958 (Heel de wereld) en scoorde in de jaren 60 hits met Nederlandstalige
covers van onder meer Edith Piaf, Charles Aznavour en Frank Sinatra. Begon op
42-jarige leeftijd aan een rechtenstudie, werd advocaat in Breda en later
rechter in ’s-Hertogenbosch. Trad op in de eerste Nederlandse speelfilm in
kleur, Jenny (Van Hemert, 1958). Gescheiden
van drummer Cees See en revueproducent René Sleeswijk.
Engels
acteur en regisseur. Kwam na een opleiding in Oxford en ruime ervaring als
theater- en televisieregisseur in 1965 naar België en Nederland, waar hij onder
meer stukken regisseerde voor het Brusselse Théâtre de Poche en Théâtre
National de Belqique en toneelgroep Globe in Eindhoven. Speelde ook in talloze
Nederlandse en internationale filmproducties, te beginnen met de korte film Festival of Love (Wim Verstappen, 1966).
Daarna in de thriller Obsessions/Bezeten
– Het gat in de muur (Pim de la Parra, 1969), Rubia’s Jungle (De la Parra, 1970), Lifespan (Alexander Whitelaw, 1975), Max Havelaar (Fons Rademakers, 1976), Barocco (André Téchiné, 1976), Het
debuut (Nouchka van Brakel, 1977), Une
page d’amour (Maurice Rabinowicz, 1978), als aborteur in De mantel der liefde (Adriaan Ditvoorst,
1978), Mysteries (Paul de Lussanet,
1978), Les sœurs Brontë (Téchiné,
1979), Twee vrouwen/Twice a Woman (George
Sluizer, 1979),
La mémoire courte (Eduardo
de Gregorio, 1979), Een vrouw tussen hond
en wolf (André Delvaux, 1979), Gossamer
(top-billed; Anton Kothuis, 1980), Een
vlucht regenwulpen (Ate de Jong, 1981), Het
meisje met het rode haar (Ben Verbong, 1981), De schorpioen (Verbong, 1984), De
Dream (Pieter Verhoeff, 1985), Pervola,
sporen in de sneeuw (Orlow Seunke, 1985), Blonde Dolly (Gerrit van Elst, 1987), Zoeken naar Eileen (Rudolf van den Berg, 1987), de gespeelde
documentaire Victim of the Brain (Piet
Hoenderdos, 1988), De kassière (Verbong,
1989), Vincent & Theo (Robert
Altman, 1990), Luba (Alejandro
Agresti, 1990), Everybody Wants to Help
Ernest (Agresti, 1991), Modern Crimes
(Agresti, 1992), De drie beste dingen
in het leven (Ger Poppelaars, 1992), Hoffman’s
honger (Leon de Winter, 1993), Between
the Devil and the Deep Blue Sea (Marion Hänsel, 1995), The Commissioner (Sluizer, 1998), Het 14e kippetje (Hany Abu-Assad, 1998), Madelief: Krassen in het tafelblad (Ineke
Houtman, 1998), Farewell Pavel (top-billed;
Rosemarie Blank, 1999), An Amsterdam Tale
(Dorna van Rouveroy, 1999), het tv-drama De zeven deugden: Wodan (Norbert ter Hall, 1999), de telefilm De ordening (Pieter Kuijpers, 2003), de
Italiaanse korte film Lukas (top-billed;
Alessandro Nico Savino, 2005), Oorlogsrust
(Doesjka van Hoogdalem, 2006), Dennis
P. (Kuijpers, 2007) en de korte films X-Ray
Eyes (trailer voor IDFA; Mike van Diem, 2005), The Old
Windmill Shop (top-billed; Pieter-Rim de Kroon, 2006), La tristesse riche (Erwin Olaf, 2010) en de eindexamenfilm The Space between Us (Marc S.
Nollkaemper, 2015). Vertaalde twee originele scenario’s van Wim T. Schippers in
het Engels, Cross Now (Andrew Wilson,
1977) en Ramp Ahead (Schippers,
1980). Levenspartner van casting director Hans Kemna.
Frans
actrice, van wie in Hollywood de naam werd gespeld als LeBeau. Laatst
overlevende acteur uit de Hollywoodklassieker Casablanca (Michael Curtiz, 1942), waarin ze Yvonne, de Franse
maîtresse van Humphrey Bogart, speelde en de Marseillaise zong - in close-up en met echte tranen. In
werkelijkheid was ze op 16-jarige leeftijd (1939) getrouwd met de 24 jaar
oudere Joodse acteur Marcel Dalio (de croupier in Casablanca) met wie ze op een vervalst Chileens paspoort via
Portugal, Mexico en Canada de VS had weten te bereiken.
Vooroorlogs filmdebuut
als edelfigurante in Jeunes filles en
détresse/De heilige wet (G.W. Pabst, 1939). Eerste Hollywoodrolletje in Hold Back the Dawn (Mitchell Leisen,
1941). Vervolgens tegenover Errol Flynn in de boksfilm Gentleman Jim (Raoul Walsh, 1942), in Paris after Dark (Léonide Moguy, 1943) en Music for Millions (Henry Koster, 1944). Het huwelijk met Dalio
strandde in 1942 en Lebeau keerde terug naar Europa, waar ze onder meer te zien
was in Les chouans (Henri Calef,
1947), Le secret de Monte-Cristo (Albert
Valentin, 1948), het Engelse Cage of Gold
(Basil Dearden, 1950), Et moi j’te
dis qu’elle t’a fait d’l’œil (hoofdrol; Maurice Gleize, 1950), als
prostituee in Dupont Barbès (top-billed;
Henri Lepage, 1951), Paris chante
toujours! (Pierre Montazel, 1951), Fortuné
de Marseille (Lepage en Pierre Méré, 1952), L’étrange amazone (top-billed; Jean Vallée, 1953), Mandat d’amener (Pierre-Louis, 1953), Légère et court vêtue (top-billed,tegenover Louis de Funès; Jean
Laviron, 1953), Cadet Rousselle (André
Hunebelle, 1954), Napoléon (Sacha
Guitry, 1955), het Spaanse La pícara
molinera (Léon Klimovsky, 1955), Le
pays d’où je viens (Marcel Carné, 1956), tegenover Brigitte Bardot in Une parisienne (Michel Boisrond, 1957),
in de allstar-cast van La vie à deux (Clément
Duhour, 1958), Vous n’avez rien à
déclarer? (Duhour, 1959) en Le chemin
des écoliers (Boisrond, 1959). In 8 ½
(Federico Fellini, 1963), mede geschreven door haar latere echtgenoot
Tullio Pinelli, speelde Lebeau ‘de Franse actrice Madeleine’. Daarna in de
paellawestern Desafío en Río Bravo/Duel
at Rio Bravo (Tulio Demicheli, 1964), als ‘la grande demoiselle’ in Angélique Marquise des Anges/Angelique,
keizerin der engelen (Bernard Borderie, 1964) en La vuelta (José Luis Madrid, 1965).
Amerikaans
regisseur en fotograaf, voluit Rollin Augustus Daniel III. Vanaf 1979 regisseur
van afleveringen van tv-series. Drie Emmy-nominaties voor de serie WKRP in Cincinnati (1978). Bioscoopdebuut met de succesvolle low-budget genrefilm Teenwolf (1985), met Michael J. Fox als
een basketballende weerwolf. Daarna maakte Daniel de bovennatuurlijke komedie Like Father, Like Son (met Dudley Moore;
1987), K-9 (over een politiehond;
1989), de komedie The Super (met Joe
Pesci; 1991) en de vervolgfilm Beethoven’s
2d (weer met honden; 1993). Daarna weer uitsluitend televisie, bij
voorbeeld Home Alone 4 (2002). Vietnamveteraan met een grote passie voor fotografie had geen hoge pet op van zijn eigen werk in Hollywood. Hij zei eens in een interview dat hij er zelf nooit een kaartje voor zou kopen.
Argentijns
alt- en tenorsaxofonist, klarinettist, bandleader en jazzcomponist, eigenlijk
Leandro José Barbieri. Speelde in de jaren 50 samen met de eveneens Argentijnse
pianist en latere filmcomponist Lalo Schifrin, daarna onder meer in Rome met
trompettist Don Cherry. Zijn muziek was onder meer te horen in Prima della rivoluzione (Bernardo
Bertolucci, 1964) en als componist van de soundtrack van de Argentijnse
producties Dar la cara (José A. Martínez
Suárez, 1962) en El perseguidor (naar
Julio Cortázar; Osias Wilenski, 1965). Werd een wereldster door zijn zwoele,
meeslepende soundtrack voor de controversiële, in veel landen verboden film Ultimo tango a Parigi/Last Tango in Paris (met
Marlon Brando en Maria Schneider; Bertolucci, 1972), onder meer hergebruikt in Je, tu, il, elle (Chantal Akerman, 1974)
en Eat Pray Love (Ryan Murphy, 2010).
Het succes leverde Barbieri ook een platencontract op bij A&M Records. Hij schreef
voor nog enkele films de soundtrack: de documentaire Appunti per un’ orestiade africana (Pier Paolo Pasolini,1970), het
Braziliaanse O rei dos milagres (Joel
Barcellos, 1971) en Na boca da noite (Walter
Lima Jr, 1971), het Argentijnse La guerra
del cerdo/Diary of a Pig War (Leopoldo Torre Nilsson, 1975), de
internationale actiefilm Firepower (met
Sophia Loren; Michael Winner, 1979), Strangers
Kiss (een speelfilm over de totstandkoming van Stanley Kubricks Killer’s Kiss; Matthew Chapman, 1983), Manhattan by Numbers (Amir Naderi, 1993)
en de Duitse productie Seven Servants (met
Anthony Quinn; Daryush Shokof, 1996), die op het festival van Locarno in
première ging. Speelde saxofoonsolo in L’harem
(Marco Ferreri, 1967) en Diario di un
vizio (Ferreri, 1994). Gastrol in La
patota (Daniel Tinayre, 1960), een van de hoofdpersonen in de muziekdocumentaire
over latin jazz Calle 54 (Fernando
Trueba, 2000).
Belgisch
actrice, soms als Martha Dewachter. Maakte deel uit van het gezelschap van de
Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) in Antwerpen en speelde veel
televisierollen, bij voorbeeld als Rozelien in Wij, Heren van Zichem (Maurits Balfoort, 1969) en als pastoorsmeid
in Merijntje Gijzens jeugd (Bram van
Erkel, 1973). Drie speelfilms: Het meisje
en de madonna (Edith Kiel, 1958), als boerin in Louisa, een woord van liefde (Paul Collet en Pierre Drouot, 1972)
en De Witte van Sichem/De Witte
(opnieuw als Rozelien; Robbe de Hert, 1980).
Engels
componist en dirigent. Schreef talrijke opera’s, symfonieën, koorwerken,
concerten, kamermuziek enz. Stond aanvankelijk sterk onder invloed van
Schönberg. Twee originele soundtracks voor films van Ken Russell: The Devils (1971) en The Boyfriend (samen met Peter
Greenwell; 1971); de laatste soundtrack bezorgde Maxwell Davies en Greenwell
een Oscarnominatie.
Zijn opera Miss
Donnithorne’s Maggot werd bewerkt tot een gelijknamige korte film (Peter
Richardson, 2012). Zijn ecologisch geïnspireerde pianowerk Farewell to Stromness (1980) maakte deel uit van de soundtracks van
Forever Young (David Drury, 1983) en I’m Still Here (Casey Affleck, 2010).
Trok zich terug op de Orkneys. In 1987 tot ridder geslagen.
In
Duitsland geboren Engels production designer, eigenlijk Klaus Hugo Adam. Geridderd in 2003. Werd
vooral bekend door zijn werk voor veel van de eerste James Bond-films, Won een
Oscar voor de art direction van de kostuumfilms Barry Lyndon (Stanley Kubrick, 1975) en The Madness of King George (Nicholas Hytner, 1994). Daarnaast
Oscarnominaties voor Around the World in
Eighty Days (Michael Anderson, 1956), The
Spy Who Loved Me (Lewis Gilbert, 1977) en Addams Family Values (Barry Sonnenfeld, 1993). Vluchtte met zijn
Joodse familie in 1934 naar Engeland, waar hij later de Britse nationaliteit
verwierf. Een van de drie oorspronkelijk Duitse RAF-piloten tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Begon na de oorlog als schetstekenaar in de filmindustrie. Eerste
zelfstandige credit als art director voor Soho
Incident (Vernon Sewell, 1956) en als production designer voor Night of the Demon (Jacques Tourneur,
1957).
Tekende onder veel meer voor de vormgeving van The Angry Hills (Robert Aldrich, 1959), The Rough and the Smooth (Robert Siodmak, 1959), The Trials of Oscar Wilde (Ken Hughes,
1960), Sodom and Gomorrah (Aldrich,
1962), Dr. No (Terence Young, 1962), In the Cool of the Day (Robert Stevens,
1963), Dr. Strangelove, or: How I Learned
to Stop Worrying and Love the Bomb (Kubrick, 1964), Woman of Straw (Basil Dearden, 1964), Goldfinger (Guy Hamilton, 1964), The Ipcress File (Sidney J. Furie, 1965) en het vervolg Funeral in Berlin (Hamilton, 1966), Thunderball (Young, 1965), You Only Live Twice (Gilbert, 1967), Chitty Chitty Bang Bang (Hughes, 1969), Goodbye, Mr. Chips (Herbert Ross, 1969),
The Owl and the Pussycat (als visual
supervisor; Ross, 1970), het deels in Amsterdam opgenomen Diamonds Are Forever (Hamilton, 1971), Sleuth (Joseph L. Mankiewicz, 1972), The Last of Sheila (Ross, 1973), de edelporno Salon Kitty (Tinto Brass, 1976), The Seven-Per-Cent Solution (Ross, 1976), Moonraker (Gilbert, 1979), Pennies
from Heaven (als visual consultant; Ross, 1981), King David (Bruce Beresford, 1985), Agnes of God (Norman Jewison, 1985), Crimes of the Heart (Beresford, 1986), The Deceivers (Nicholas Meyer,1988), Dead Bang (John Frankenheimer, 1989), The Freshman (Andrew Bergman, 1990), The Doctor (Randa Haines, 1991), Company Business (Meyer, 1991), Undercover
Blues (Ross, 1993), Boys on the Side (Ross,
1995), Bogus (Jewison, 1996), In & Out (Frank Oz, 1997), The Out-of-Towners (Sam Weisman, 1999)
en Taking Sides (István Szabó, 2001).
Lid van de jury van de festivals in Cannes (1980) en Berlijn (1999). Schonk
zijn enorme archief in 2012 aan de Deutsche Kinemathek in Berlijn.
71, Santa Monica, 10 maart, zelfdoding
door vuurwapen
Engels
toetsenist en componist. Medeoprichter van de legendarische rockgroepen The
Nice en Emerson, Lake & Palmer. Pionier in het gebruik van de
Moog-synthesizer. Schreef ook soundtracks voor film en televisie: Inferno (Dario Argento, 1980), Nighthawks (Bruce Malmuth, 1981), Murderock – Uccide a passo di danza (Lucio
Fulci, 1984), Best Revenge (John
Trent, 1984), La chiesa (Michele
Soavi, 1989) en Gojira: fainaru
uozu/Godzilla: Final Wars (als Kisu Emason; Ryuhei Kitamura, 2004). Postuum
zal uitkomen de documentaire Emerson:
Pictures of an Exhibitionist (Jason Woodford, 2016).
72, Dublin, 23 februari, longfalen
na korte ziekte
Iers
acteur, soms vermeld als John Murphy. In eigen land bekend theateracteur, die
internationale faam verwierf door zijn rol van de trompettist Joey ‘The Lips’
Fagan in de door Roddy Doyle geschreven muzikale komedie over een Ierse
soulband The Commitments (Alan
Parker, 1991). Voor de rol van de oudere muzikant die alle zangeressen het bed
in weet te praten had Parker aanvankelijk Van Morrison of Rory Gallagher op het
oog, maar het werd een acteur die geen noot kon spelen. Filmdebuut in On Paving Stone Mounded Thaddeus O’ Sullivan,
1978). Overwegend bijrollen in de IRA-thriller The Outsider (Tony Luraschi, 1979), Les années lumière/Lightyears Away (Alain Tanner, 1981), Pigs (Cathal Black, 1984), Da (Matt Clark, 1988), Fools of Fortune (Pat O’Connor, 1990),
het met een Gouden Kalf voor beste Europese film onderscheiden Into the West (Mike Newell, 1992), War of the Buttons (John Roberts, 1994),
An Awfully Big Adventure (Newell,
1995), I Went Down (Paddy Breathnach,
1997), Angela’s Ashes (Parker, 1999)
en als Estragon in de versie van Waiting
for Godot (Michael Lindsay-Hogg, 2001) voor het grote Beckett-project. Niet
te verwarren met de gelijknamige Engelse componist.
In het
huidige Oekraïne (Lwów/Lviv) geboren Pools regisseur en scenarioschrijver.
Maakte de meeste en belangrijkste films in Frankrijk. Origineel auteur van
visueel barokke cinema, met een expressionistische obsessie voor erotiek,
geweld, vernedering en hysterische heldinnen. Ging in Parijse ballingschap
nadat de Poolse autoriteiten zijn tweede lange speelfilm Diabel/The Devil (1972) in de ban hadden gedaan. De film had als
ster Żuławski’s eerste muze, actrice Małgorzata Braunek, net als in zijn debuut
Trzecia częśc nocy/Third Part of the
Night (1971), gebaseerd op een boek van zijn vader, journalist en diplomaat
Mirosław Żuławski.
Groeide op in Frankrijk, Tsjecho-Slowakije en Polen,
Studeerde vanaf 1957 twee jaar aan de filmschool IDHEC in Parijs. Bewonderaar
van Andrzej Wajda, die hij later bij enkele films als regieassistent terzijde
zou staan. Regisseerde enkele middellange films voor tv. Eerste Franse film was
het intense L’important c’est d’aimer (met
Romy Schneider; 1975), een film over filmopnamen naar Christopher Franks roman La nuit américaine (die weer niets te
maken had met de gelijknamige film over een film van François Truffaut uit
1972). De goede ontvangst van deze film bezorgde de regisseur een uitnodiging
om naar Polen terug te keren voor een project naar eigen keuze. Het werd de
sciencefictionproductie Na srebrnym
globie/On the Silver Globe, gebaseerd op een roman van zijn oudoom Jerzy
Żuławski. Opnieuw botste het resultaat met de censuur en al het materiaal werd
in een kluis gestopt. Pas in 1988 ging een reconstructie (met commentaar in
plaats van de ontbrekende delen) in première in Cannes (Un certain regard). Zulawski's ON THE SILVER GLOBE (trailer) from Cinefamily on Vimeo.
Vanaf 1980 werkte hij vooral in Frankrijk. Het extreme Possession (1981), waarin Isabelle Adjani onder meer erotisch
worstelt met een inktvisachtig monster uit haar eigen verbeelding, bezorgde de
actrice een César en de prijs voor beste actrice in Cannes. Daarna La femme publique (competitie Cannes
1984), een vrije bewerking van Dostojewski’s De idioot onder de titel L’amour
braque (met Sophie Marceau; 1985), Mes
nuits sont plus belles que vos jours (naar de bestseller van Raphaële
Billetdoux, met Marceau; 1989) en de operafilm Boris Godounov (1989). Veel minder aandacht kreeg Zuławski’s latere
werk: La note bleue (over de laatste
dagen van Chopin, met Marceau als Solange Sand; 1991), het Poolse Szamanka/De sjamane (1996), La fidélité (met Marceau; 2000) en de
recente Gombrowicz-verfilming Cosmos (regieprijs
Locarno; 2015). Behalve voor zijn eigen films schreef Zuławski het scenario van
Maladie d’amour (Jacques Deray,
1989). Regisseerde ook theater en schreef verschillende romans, waaronder twee
over zijn breuk met Marceau. Vader van twee zonen, met Braunek en met Marceau. The Unbelievable Genius of Andrzej Zulawski (trailer) from Cinefamily on Vimeo.
Surinaams
actrice. geboren als Tulawati Devie. Speelde de hoofdrol van Rubia in de ter gelegenheid van de Surinaamse
onafhankelijkheid geproduceerde speelfilm Wan
Pipel (Pim de la Parra, 1976). Haar hele verdere leven zou in het teken
komen te staan van die ene filmrol. De Hindostaanse bevolkingsgroep, die om te
beginnen al geen voorstander was van de Surinaamse onafhankelijkheid, nam het
haar kwalijk dat ze in deze symbolische film had gespeeld. Bovendien zou ze
hebben bijgedragen aan negatieve beeldvorming over de Hindostanen. Ze moest met
haar familie breken en vertrok na enige tijd naar Nederland. De la Parra zei op de website van De Ware Tijd
dat de film nooit zo goed had kunnen worden zonder Diana Gangaram Panday, die
zich later in het echt ook Rubia is gaan noemen. De la Parra: ,,Er is heel veel over
haar te vertellen, maar het lot heeft haar pijn en verdriet gebracht. Zij heeft
ook geen ondersteuning kunnen vinden bij anderen ook omdat zij een moeilijk
mens was."
In Iran
geboren Armeens regisseur en scenarioschrijver. Vooral bekend door zijn korte
film Tjvjik (1961), genoemd naar een
gerecht van lever en uien. Kwam in 1946 naar de Armeense sovjetrepubliek en
studeerde in 1962 af aan de Moskouse filmschool VGIK. Zijn handvol lange
speelfilms voor de studio Armenfilm loste de belofte van zijn debuut nooit in.
Maakte ook animatiefilms en documentaires. Broer van acteur Jervand Manarian.
Nederlands
acteur en regisseur, voluit Andreas Petrus Gerardus van den Heuvel. Bekend
theater- en televisieacteur, met ook een groot aantal filmrollen. Won als
toneelspeler de Arlecchino in 1965 (De
gedachte) en tweemaal de Louis d’Or: in 1973, voor de rol van George in een
reprise van Wie is er bang voor Virginia
Woolf? (tegenover zijn echtgenote Kitty Janssen) en in 1992 voor Heldenplatz. Had een hit in de top-40
met het duet (met Leen Jongewaard) Op een
mooie Pinksterdag uit de musical Heerlijk
duurt het langst (van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink; 1967). Debuteerde
in 1946 in de Passiespelen in zijn geboortedorp Tegelen, daarna als
dienstplichtig militair naar Nederlands-Indië, waar hij ernstig gewond raakte.
De periode zou zijn hele verdere leven beïnvloeden, vertelde hij in 2007 aan NRC Handelsblad. Eindexamen Toneelschool
Amsterdam (1954) en een aanstelling bij de Nederlandse Comedie (1953-59).
Filmdebuut in Dorp aan de rivier (Fons
Rademakers, 1958). Ook in Kermis in de
regen (Kees Brusse, 1962), De overval
(Paul Rotha, 1962), Als twee druppels
water (Rademakers, 1963), Amsterdam
Affair (Gerry O’Hara, 1968), Wat zien
ik? (Paul Verhoeven, 1971), Daniël (Erik
Terpstra, 1971), Mira (Rademakers,
1971), Louisa/Een woord van liefde (Paul
Collet en Pierre Drouot, 1972), de korte film Kapsalon (Frans Rasker, 1973), Lifespan
(Alexander Whitelaw, 1975), als Caravaggio in Rubens, schilder en diplomaat (Roland Verhavert, 1977), Dag dokter (tegenover Janssen; Ate de
Jong, 1978), Mijn vriend of: Het
verborgen leven van Jules Depraeter (Rademakers, 1979), Absurd (Zaev Nirnberg, 1979), de tv-film
Voorbij, voorbij (Verhoeven, 1979), De bende van hiernaast (Karst van der
Meulen, 1980), Ik ben Joep Meloen (Guus
Verstraete jr., 1981), het korte De
stenen vriendin (Jindra Markus, 1983), de stem van Bul Super in de
animatiefilm Als je begrijpt wat ik
bedoel (Harrie Geelen, Bjørn Frank Jensen en Bert Kroon, 1983), Kunst en Vliegwerk (Van der Meulen,
1989), de bekroonde korte voorlichtingsfilm over euthanasie Klaar met leven (Willem Ouwerkerk, 1989)
en De rode zwaan (Martin Lagestee,
1999). Heel veel televisie, in commercials (NMB, Jamin) en in series als Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen,
mjnheer? (als prins Guurt van Grasp; 1972-75), Waaldrecht (1973), Merijntje
Gijzens jeugd (als de vader, tegenover Janssen; Kees van Iersel, 1974), Oorlogswinter (Aart Staartjes, 1975), Ieder zijn deel (tegenover Janssen; Nico
Knapper, 1977-78), De weg (Willy van
Hemert, 1983), als aartshertog Alva in Willem
van Oranje (Walter van der Kamp, 1984), in de titelrol van Recht voor z’n Raab (1992-93), in de in
Tegelen gesitueerde, op ware gebeurtenissen gebaseerde miniserie De partizanen (Theu Boermans, 1995), In naam der koningin (Bram van Erkel,
1996), Baantjer (1996-98), Oud geld (Willem van de Sande Bakhuyzen,
1998-99) en als minister De Geer in Wilhelmina
(Olga Madsen, 2001), alsmede de tv-film Gebroken
rood (Eric Oosthoek, 2004). Exposeerde in 2007 sculpturen, keramiek en
aquarellen in het Haagse Pulchri. Sinds 2012 weduwnaar van Kitty Janssen.
Nederlands
cabaretier en acteur. Richtte in 1957 met zijn vrouw Marijke Hoving-Tauber de
cabaretgroep Tingel Tangel op, die opereerde vanuit het gelijknamige theater
aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam (het huidige Betty Asfalt Complex).
Speelde ook af en toe kleine rollen in speelfilms: als butler in AfFair Play (Roeland Kerbosch, 1995),
burgemeester in Advocaat van de hanen (Gerrit
van Elst, 1996) en directeur in Somberman’s
aktie (Casper Verbrugge, 2000), alsmede de korte jeugdfilm Emmy (Ruud Schuitemaker, 1989). Nog meer
te zien op televisie, bij voorbeeld in het tv-drama Het stille land (Jan Keja, 1993), de serie Achter het scherm (Joram Lürsen, 1995), als koning Willem I in Wij Alexander (Rimko Haanstra, 1998) en
in verschillende commercials.
Italiaans
filmacteur, broer van scenarioschrijver en regisseur Sergio Citti. Een van de
zogeheten ragazzi di vita, de
volksjongens uit Romeinse achterbuurten die regisseur en dichter Pier Paolo
Pasolini tot zijn vrienden rekende. Franco kreeg de hoofdrol in Pasolini’s
debuutfilm Accattone (1961) en zou
samen met Ninetto Davoli een vaste aanwezigheid gaan vormen in de meeste van
Pasolini’s films: Mamma Roma (1962),
het door Pasolini geschreven Una vita
violenta (top-billed; Paolo Heusch en Brunello Rondi, 1962), en na een paar
jaar afwezigheid uit de openbaarheid, als Oidipous in Edipo Re (top-billed; 1967), als kannibaal in Porcile/Zwijnestal (1969), Il
Decameron/Decamerone (top-billed; 1971), I racconti di Canterbury/The Canterbury Tales (1972) en als de
demon in Il fiore delle mille e una
notte/1001 nacht (1974).
Speelde ook in de meeste films van zijn broer
Sergio Citti: Ostia (1970), Storie scellerate/Bawdy Tales (1973), Casotto (1977), Il minestrone (1981). Daarnaast onder meer in de pastiche Il giorno piu’ corto/The Shortest Day (Sergio
Corbucci, 1963), Du mouron pour les
petits oiseaux (Marcel Carné, 1963), de spaghettiwesterns Requiescant (tegenover Pasolini; Carlo
Lizzani, 1967) en Amazzali tutti e torna
solo/Kill Them All and Come Back Alone (Enzo G. Castellari, 1968), Seduto alla sua destra/Black Jesus (Valerio
Zurlini, 1968), de Siciliaanse scènes van The
Godfather (Francis Ford Coppola, 1972), Uomini
si nasce, poliziotti si muore/Het recht in eigenhand (Ruggero Deodato,
1976), als de chauffeur in Todo Modo (Elio
Petri, 1976), een cameo in La luna (Bernardo
Bertolucci, 1979), The Black Stallion
Returns (Robert Dalva, 1983), Il
segreto (tegenover Nastassia Kinski; Francesco Maselli, 1990) en The Godfather: Part III (Coppola, 1990).
Samen met Sergio Citti regisseerde hij Cartoni
animati (tevens top-billed; 1997). Beiden zij n te zien in de documentaire Pier Paolo Pasolini e la ragione di un sogno
(Laura Betti en Paolo Costella, 2002).