Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
27 februari 2015
Leonard Nimoy
83, Los Angeles, 27 februari, COPD
Amerikaans acteur, regisseur, dichter, schrijver en fotograaf. De rol van Mr. Spock, half Vulcaniër half mens en wetenschapper aan boord van ruimteschip Enterprise, in tv-serie en filmreeks Star Trek was zo verkleefd met Nimoy, dat hij permanent worstelde met de behoefte een eigen identiteit te behouden. Zo noemde hij zijn eerste autobiografie I Am Not Spock (1975) en een latere toch I Am Spock (1995), tot grote vreugde van de fans. Het personage werd al geïntroduceerd in de eerste pilot van de serie, The Man Trap (Marc Daniels, 1966). Hoewel Spock sterft en een ruimtebegrafenis krijgt in de tweede speelfilm, Star Trek: The Wrath of Khan (Nicholas Meyer, 1982), waren er toch steeds ingenieuze scenariowendingen die toestonden hem mee te laten doen, in flashbacks of als oudere versie van zichzelf (The Future Begins, J.J. Abrams, 2009). Sommige van die Star Trek-films werden ook door Nimoy geregisseerd: The Search for Spock (1984) en The Voyage Home (1986). De overige films in de serie met Nimoy waren Star Trek: The Motion Picture (Robert Wise, 1979), The Final Frontier (William Shatner, 1989), The Undiscovered Country (Meyer, 1991) en Into Darkness (Abrams, 2013).
Nimoy was de zoon van Joodse immigranten uit Oekraïne, die een kapperszaak in Boston hadden. De jonge Leonard studeerde en ging in militaire dienst, maar voelde zich het meest aangetrokken tot acteren volgens de methode van Stanislavski. Hij debuteerde zeer nederig in de revuefilm Queen for a Day (Arthur Lubin, 1951). In zijn tweede film, het bescheiden Kid Monk Baroni (Harold Schuster, 1952) speelde Nimoy de titelrol, van een bokser uit Little Italy. Daarna onder meer in Zombies of the Stratosphere/Satan's Satellites (Fred C. Brannon, 1952), als Indiaans opperhoofd in Old Overland Trail (William Witney, 1953), de sciencefictionklassieker Them! (Gordon Douglas, 1954), als professor in The Brain Eaters (Bruno VeSota, 1958), The Balcony (naar Jean Genet; Joseph Strick, 1963) en Deathwatch (Vic Morrow, 1966), maar vooral toch in eindeloze hoeveelheden televisieseries en zelden prominent, met uitzondering van Mission: Impossible (1969-71).
Na het succes van Star Trek werden de schaarse filmrollen wel opvallender: Catlow (Sam Wanamaker, 1971), als niet te vertrouwen psychiater in de remake van Invasion of the Body Snatchers (Philip Kaufman, 1978) en tegenover Ingrid Bergman in de tv-film A Woman Called Golda (Alan Gibson, 1982). Ook stemacteur in bij voorbeeld The Transformers: The Movie (Nelson Shin, 1986), The Pagemaster (Maurice Hunt en Joe Johnston, 1994), Atlantis: The Lost Empire (Gary Trousdale en Kirk Wise, 2001), Land of the Lost (Brad Silberling, 2009), Transformers: Dark of the Moon (Michael Bay, 2011) en Zambezia (Wayne Thornley, 2012). Als regisseur debuteerde Nimoy met een televisieversie van de door hemzelf als Theo van Gogh uitgesproken monoloog Vincent (1981). Na de twee Star Trek-films maakte hij nog enkele films, waarvan 3 Men and a Baby (1987), de Amerikaanse remake van Trois hommes et un couffin (Coline Serreau, 1984), een dikke hit bleek.
Vervolgens het echtscheidingsdrama The Good Mother (met Diane Keaton en Liam Neeson; 1988), de korte film Body Wars (1989), die bedoeld was voor vertoning in een wetenschappelijk pretpark van Disney, en tot slot twee geflopte komedies: Funny about Love (met Gene Wilder; 1990) en het bij de Amish gesitueerde Holy Matrimony (met Patricia Arquette en Joseph Gordon-Levitt; 1994). Nimoy regisseerde drie videoclips, publiceerde zeven dichtbundels en vier fotoboeken. Gescheiden van actrice Sandra Zobel, getrouwd met actrice Susan Bay, een volle nicht van regisseur Michael Bay.
Joanne Woollard
81, Engeland?, 27
februari, doodsoorzaak onbekend
Engels decorateur. Werd in ruim dertigjarige loopbaan, vooral
als ‘set decorator’, tweemaal voor een Oscar genomineerd: Hope and Glory (John Boorman, 1988) en Gravity (Alfonso Cuarón, 2013). Aanvankelijk kostuumontwerper, bij
voorbeeld van Leo the Last (Boorman,
1970). Eerste credit als decorateur voor Déjà
Vu (Anthony B. Richmond, 1985). Werkte ook voor films als White Nights (Taylor Hackford, 1985), Absolute Beginners (Julien Temple,
1986), Erik the Viking (Terry Jones,
1989), Kafka (Steven Soderbergh,
1991), Splitting Heirs (Robert Young,
1993), Hackers (Ian Softley, 1995), 101 Dalmatians (Stephen Herek, 1996), The Wings of the Dove (Softley, 1997), The End of the Affair (Neil Jordan,
1999), 102 Dalmatians (Kevin Lima,
2000), Charlotte Gray (Gillian
Armstrong, 2001), The Medallion (Gordon
Chan, 2003), Thunderbirds (Jonathan
Frakes, 2004), Stoned (Stephen
Woolley, 2005) en The History Boys (Nicholas
Hytner, 2006).
25 februari 2015
Harve Bennett
84, Medford OR, 25 februari, complicaties
na een val
Amerikaans (televisie)producent
en scenarioschrijver, eigenlijk Harve Bennett Fischman. Een van de originele
‘quiz kids’ die door hun parate kennis furore maakten op de radio. Studeerde
film aan de University of California en ging na zijn militaire dienst werken op
de productieafdeling van tv-maatschappij ABC. Maakte als onafhankelijk
producent samen met Aaron Spelling de hitserie The Mod Squad (1968-73). Vervolgens bij Universal verantwoordelijk
voor series als The Six Million Dollar
Man (1973-78), The Bionic Woman (1976-78)
en de ook in Nederland immens populaire miniserie Rich Man, Poor Man/De Jordaches (1976). Stapte over naar Columbia,
waar hij een Emmy won voor de biografische tv-film A Woman Called Golda (met Ingrid Bergman; Alan Gibson, 1982). Vertrok
naar de televisieafdeling van Paramount, waar Bennett als snel gevraagd werd om
een vervolgfilm te produceren op het tegenvallende Star Trek: The Motion Picture (Robert Wise, 1979). Dat lukte
Bennett tot vier keer toe: Star Trek: The
Wrath of Khan (Nicholas Meyer, 1982), Star
Trek III: The Search for Spock (Leonard Nimoy, 1984), Star Trek IV: The Voyage Home (Nimoy, 1986) en Star Trek V: The Final Frontier (William Shatner, 1989). Ten slotte
produceerde en schreef Bennett de tv-series Time
Trax (1993-94) en Invasion America (1998).
21 februari 2015
Bruce Sinofsky
58, Montclair NJ, 21 februari, complicaties van diabetes
Amerikaans editor en documentaireregisseur en –producent. Maakte samen met Joe Berlinger een aantal documentaires over gerechtelijke dwalingen, zoals Brother’s Keeper(1992) en het drieluik Paradise Lost: The Child Murders at Robin Hood Hills (1996), Paradise Lost 2: Revelations (2000) en het voor een Oscar genomineerde Paradise Lost 3: Purgatory (2011). Het duo regisseerde en produceerde ook enkele muziekdocumentaires, zoals One Who Day (2002) en Metallica: Some Kind of Monster (2004). Sinofsky leerde het vak als editor bij Maysles Film.
Sjoerd Didden
54, Rotterdam, 21 februari, gevolgen van kanker
Nederlands pruikenmaker en
grimeur. Er zijn weinig acteurs in Nederland die nooit een pruik van Sjoerd
Didden hebben gedragen. Tientallen jaren deed hij ‘haar’ voor musicals van Joop
van den Ende en Albert Verlinde en eveneens voor vele andere theaterproducties,
zowel gesubsidieerd als in de vrije sector. Daarnaast was hij gespecialiseerd
in zogeheten ‘special make-up effects’, protheses en verwondingen, hele en
halve kunstlichamen, de pop van Louis Couperus in het aan de schrijver gewijde
Haagse Museum of Sneeuwwitje in de Efteling. In een interview met Phil van
Tongeren in filmblad Skoop, geciteerd
in het in memoriam van Schokkend Nieuws,
wees Didden de betiteling van ‘artiest’ met klem af: hij zag zichzelf eerder
als technicus, ‘’rommelend aan de keukentafel’’. De bijdragen van Atelier
Didden aan film zijn bescheidener dan zijn theaterwerk, maar desondanks
aanzienlijk. In de categorie ’haar’ werkte hij onder meer aan pruiken voor Drowning by Numbers (Peter Greenaway,
1988), Belle van Zuylen (Digna Sinke,
1993),
de tv-series 30 minuten (Pieter Kramer, 1995), naar Hella Haasses Charlotte
Sophie Bentinck (Ben Verbong, 1996) en Het
jaar van de opvolging (Frans Weisz, 1998), Alegría (met het Cirque du Soleil; Franco Dragone, 1999), The Delivery (Roel Reiné, 1999), De vriendschap (Nouchka van Brakel,
2001), Soul Assassin (Laurence
Malkin, 2001), De grot (Martin
Koolhoven, 2001), de serie De 9 dagen van
de gier (Boris Paval Conen, 2001), Erik
of het klein insectenboek (Gidi van Liempd, 2004), Zwartboek (Paul Verhoeven, 2006), de serie Waltz (Norbert ter Hall, 2006), Vox
Populi (Eddy Terstall, 2008) en New
Kids Nitro (Steffen Haars en Flip van der Kuil, 2011). Speciale make-up en
effecten verzorgde Didden voor films als Amsterdamned
(Dick Maas, 1988), De kassière (Verbong,
1989), The Cook, the Thief, His Wife and
Her Lover (Greenaway, 1989), De
avonden (Rudolf van den Berg, 1989), The
Last Island (Marleen Gorris, 1990), Intensive
Care (Dorna van Rouveroy, 1991),De Johnsons (Van den Berg, 1992), De bunker (Gerard Soeteman, 1992), State of Mind (Reginald Adamson, 1992), De Vliegende Hollander (Jos Stelling, 1995), Antonia (Gorris, 1995), de telefilm Suzy Q (Koolhoven, 1999) en Down (Maas, 2001).
20 februari 2015
Gérard Calvi
Frans componist, pseudoniem van Grégoire Élie Krettly. Zoon
van violist Robert Krettly. Schreef liedjes, symfonieën, een opera buffa,
jingles, maar vooral theater- en filmmuziek. Zo schreef hij met Robert Dhéry en
Colette Brosset de succesvolle theaterrevue Les
Branquignols , die het ook goed zou doen in de filmversie Branquignol (Dhéry, 1949).
Ook schreef hij soundtracks voor films als La patronne (Dhéry, 1950), Bertrand coeur de lion (Dhéry, 1951), Barbe-Bleue (Christian-Jaque, 1951), La demoiselle et son revenant (Marc Allégret, 1952), Faites-moi confiance! (Gilles Grangier, 1954), Ah! Les belles bacchantes/Funes-te meisjes (Jean Loubignac, 1954), Nous autres à Champignol (Jean Bastia, 1957), La polka des menottes (Raoul André, 1957), Le grand chef (met Fernandel; Henri Verneuil, 1959), Robinson et le triporteur (Jacques Pinoteau, 1960),
La famille Fenouillard (Yves Robert, 1960), de superhit La belle Américaine (Dhéry en Pierre Tchernia, 1961), Carambolages (met Louis de Funès; Marcel Bluwal, 1963), de compilatie En compagnie de Max Linder (Maud Linder, 1963), La tulipe noire (Christian-Jaque, 1964), Le repas des fauves (Christian-Jaque, 1964), Allez France! (Dhéry en Tchernia, 1964), La grande frousse (Jean-Pierre Mocky, 1964), Comment épouser un premier ministre (Michel Boisrond, 1964), Le Saint prend l’affût/De Saint contra… (Christian-Jaque, 1966), Les compagnons de la marguerite (Mocky, 1967), Geheimnisse in goldenen Nylons/Deux billets pour Mexico/Dead Run (Christian-Jaque, 1967), Astérix le Gaulois/Asterix de Galliër (Ray Goossens, 1967), Le petit baigneur/Zo gezegd, zo gedaan (met De Funès; Dhéry, 1968),
Astérix et Cléopâtre (René Goscinny en Albert Uderzo, 1968), Le viager/De een z’n dood…is de ander z’n huis (Tchernia, 1972), L’oeuf (Jean Herman, 1972), À la guerre comme à la guerre (Bernard Borderie, 1972), Les gaspards (Tchernia, 1974), Bons baisers…à lundi (Michel Audiard, 1974), C’est pas parce qu’on a rien à dire qu’il faut fermer sa gueule/Spreken is zilver (Jacques Besnard, 1975), Les douze travaux d’Astérix/Asterix verovert Rome (Goscinny, Uderzo, Henri Gruel en Pierre Watrin, 1976) en Bonjour l’angoisse (Tchernia, 1988). De komedie Vos gueules, les mouettes! (Dhéry, 1974) was gebaseerd op Calvi’s gelijknamige theaterstuk (samen met Brosset). Was in verschillende films te zien als kapelmeester of dirigent.
Alexander 'Sandy' Whitelaw
84, Parijs, 20
februari, longkanker
Brits regisseur, acteur en filmvertaler.
Geboren in Londen als zoon van een Schotse officier, opgeleid in Zwitserland,
Cambridge en aan Harvard. Productieassistent in Hollywood, daarna literair
agent en vertegenwoordiger van United Artists in Londen. In 1972 lukte het
Whitelaw internationale financiering te vinden (door een genereuze Franse
computerondernemer, die 300.000 dollar doneerde) voor zijn regiedebuut, de
grotendeels in Nederland opgenomen gerontologische sciencefiction-thriller Lifespan (1975). Whitelaw had voor Nederland gekozen omdat je
alleen daar acteurs kunt vinden die goed Engels spreken met een intrigerend
accent. Achteraf is de film wel vergeleken als een voorloper van het oeuvre van
David Cronenberg. De hoofdrollen waren voor Hiram Keller, Tina Aumont en Klaus
Kinski, maar in de door Hans Kemna samengestelde cast treffen we ook onder meer
aan Fons Rademakers, Eric Schneider en Frans Mulder. De organisatie lag in
handen van associate producer Matthijs van Heyningen, diens eerste proeve van
bekwaamheid. Camerawerk was van Eddy van der Enden, decors van Dick
Schillemans, montage van Jan Dop en August Verschueren, regie-assistentie Olga
Madsen en Eva van der Voort.
Later regisseerde Whitelaw nog
de Amerikaanse thriller Vicious Circles (met
Ben Gazzara; 1997), maar hij werkte vooral in Frankrijk, als de bekendste
Engelse ondertitelaar van Franse films. Ook speelde hij rollen in films als Vincent mit l’âne
dans un pré (Pierre Zucca, 1975), Der
amerikanische Freund (als arts in Parijs; Wim Wenders, 1977), Robert et Robert (Claude Lelouch, 1978),
La tortue sur le dos (Luc Béraud,
1978), Lady Oscar (Jacques Demy,
1979), Beau-père (Bertrand Blier,
1981), Tout feu, tout flamme (Jean-Paul
Rappeneau, 1982), Enigma (Jeannot
Szwarc, 1983), de korte erotische muziekfilm Pourvu qu’elles soient douces – Libertine II (met Mylène Farmer;
Laurent Boutonnat, 1989), als Mr. Fox in De
battre mon coeur s’est arrêté (Jacques
Audiard, 2005) en Au galop (Louis-Do
de Lencquesaing, 2012).Patricia Norris
83, Van Nuys CA, 20
februari, natuurlijke dood
Amerikaans kostuumontwerpster en production designer. Zes
Oscarnominaties voor kostuums: Days of
Heaven (Terrence Malick, 1978), The
Elephant Man (David Lynch, 1980), Victor
Victoria (Blake Edwards, 1982), 2010 (Peter
Hyams, 1984), Sunset (Edwards, 1988)
en 12 Years a Slave (Steve McQueen,
2013). Won een Emmy voor de kostuums in de pilot van de serie Twin Peaks (Lynch, 1988). Lynch zag in
Norris een dermate verwante ziel dat hij haar een tijd lang de overkoepelende
taak van production designer toekende: Blue
Velvet (1986), Gouden Palmwinnaar Wild
at Heart (1990), Twin Peaks: Fire
Walk with Me (1992) en Lost Highway (1997).
Eerste credit voor kostuumontwerp betrof de western Support Your Local Gunfighter (Burt Kennedy, 1971),
gevolgd door onder meer The Late Liz (Dick Ross, 1971), Prime Cut (Michael Ritchie, 1972), The Candidate (Ritchie, 1972), A Reflection of Fear (William A. Fraker, 1972), Zandy’s Bride (Jan Troell, 1974), Smile (Ritchie, 1975), The Master Gunfighter (Tom Loughlin, 1975), The Sunshine Boys (Herbert Ross, 1975), Peeper (Hyams, 1976), The Missouri Breaks (Arthur Penn, 1976), Silent Movie (Mel Brooks, 1976), Capricorn One (Hyams, 1977), High Anxiety (Brooks, 1977), Movie Movie (Stanley Donen, 1978), California Suite (H. Ross, 1978), The Fish That Saved Pittsburgh (Gilbert Moses, 1979), Fatso (Anne Bancroft, 1980), The Baltimore Bullet (Robert Ellis Miller, 1980), Heart Beat (John Byrum, 1980), History of the World: Part I (Brooks, 1981),
Four Friends (Penn, 1981), Frances (Graeme Clifford, 1982), The Star Chamber (Hyams, 1983), Scarface (Brian De Palma, 1983), Racing with the Moon (Richard Benjamin, 1984), Micki + Maude (Edwards, 1984), Johnny Dangerously (Amy Heckerling, 1984), Mesmerized (Michael Laughlin, 1985), The Best of Times (Roger Spottiswoode, 1986), SpaceCamp (Henry Winer, 1986), A Fine Mess (Edwards, 1986), The Whoopee Boys (Byrum, 1986), Black Widow (Bob Rafelson, 1987), Little Nikita (Benjamin, 1988), Bad Dreams (Andrew Fleming, 1988), Tap (ook prod. des.; Nick Castle, 1989), Leaving Normal (ook prod. des.; Edward Zwick, 1992), Amos & Andrew (ook prod. des.; E . Max Frye, 1993), The End of Violence (ook prod. des.; Wim Wenders, 1997), The Hi-Lo Country (ook prod. des.; Stephen Frears, 1998), The Straight Story (Lynch, 1999), The Singing Detective (ook prod. des.; Keith Gordon, 2003), The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford (ook prod. des.; Andrew Dominik, 2007), Killing Them Softly (ook prod. des.; Dominik, 2012) en The Immigrant (James Gray, 2013).
16 februari 2015
Lesley Gore
68, New York, 16
februari, longkanker
Amerikaanse
zangeres en songwriter, geboren als Lesley Sue Goldstein. Oscarnominatie voor
het samen met haar jongere broer Michael Gore geschreven liedje Out Here on My Own uit de film Fame (Alan Parker, 1980). Was eerder
veeleer bekend als zangeres van door Quincy Jones geproduceerde hits als It’s My Party en het door de tweede feministische golf
geadopteerde You Don’t Own Me (beide
uit 1963). Speelde en zong als Pussycat in twee afleveringen van de tv-serie Batman (Oscar Rudolph, 1967), onder meer
het liedje Maybe Now voor de door
haar personage geadoreerde Robin (Burt Ward), maar ook haar hit California Nights.
Behalve in het legendarische televisie-evenement The T.A.M.I. Show (Steve Binder, 1964),
was Gore ook te zien in twee tienerfilms: The
Girls on the Beach (met the Beach Boys; William Witney, 1965) en Ski Party (Alan Rifkin, 1965), waarin ze
de hit Sunshine, Lollipops and Rainbows zingt.
In de film Grace of My Heart (Alison
Anders, 1996) was het door Bridget Fonda gespeelde personage Kelly Porter, een
bubblegumzangeres in de kast, gebaseerd op Gore.
Ze schreef voor dit personage ook met Larry Klein en David Baerwald het liedje My Secret Love, gezongen door Lizzie Cox. In werkelijkheid deed Gore al jaren niet meer zo geheimzinnig over haar geaardheid en presenteerde bij voorbeeld soms het LGBT-georiënteerde tv-magazine In the Life.
Lasse Braun
In Frans
Algerije geboren Italiaans pornoregisseur en -producent, pseudoniem van Alberto
Ferro, soms opererend onder andere namen: Stuart Falcon, Charles de Rossi, Al
Harvey enz. Diplomatenzoon studeerde af in internationaal recht (Milaan, 1963)
en was voorbestemd voor een diplomatieke carrière. Zijn verdediging van
libertijnse waarden viel echter niet in goede aarde bij de Italiaanse
autoriteiten. Een Deens parlementslid liet wel zijn doctoraalscriptie vertalen
en zo droeg Ferro bij aan de legalisatie van pornografie in Denemarken (1969).
Na eerste ervaringen met het zelf maken van pornofilms, vanaf 1961 in Spanje en
Frankrijk, leerde hij technische vaardigheden in Zweden en begon een kleine
studio in Kopenhagen. Twee jaar later, begin jaren 70 vestigde hij zich als
Lasse Braun in Nederland, kocht een oude vleesfabriek in Breda en begon daar de
productie van een lange reeks softcore, die internationaal wel werd benoemd als
‘porno chic’. Locaties (bij voorbeeld kasteel Groeneveld in Baarn of een
Amsterdamse galerie), aankleding en props suggereerden luxe en lust, de
feitelijke daad was meer bijzaak. Brauns grootste hit French Blue (1974) bevatte meerdere korte films, ook van andere (anonieme) regisseurs en een geanimeerde pre-creditsscène van de antisemitische en anticlericale Franse tekenaar Siné.
De film draaide in niet-gespecialiseerde bioscopen,
zoals een half jaar in een zaal van City, Amsterdam. Dat was mede de aanleiding
voor minister van Justitie Dries van Agt (CDA) om de strafbaarheid van
pornofilms tijdelijk aan te scherpen. Braun werkte veel met dezelfde actrices
(de Duits-Amerikaanse Brigitte Maier, de voluptueuze Nathalie Morin en de
eveneens Franse Catherine Ringer) en ook soms met muziek van de Duitse
elektronische componist Klaus Schulze.Andere films onder meer Sensations (1975), Love Inferno (1977), Body Love (1977) en verschillende compilaties. Onder de naam van Stuart regisseerde hij The Happy Necrophiliacs in de eveneens in de gewone bioscoop uitgebrachte episodenfilm Wet Dreams (1974). Zelf is hij als figurant te zien in een ander segment van dezelfde film, Nicholas Rays The Janitor. Ook maakte hij een groot aantal zogeheten ‘ loops’, doorlopende hardcore van tien minuten, vooral bedoeld voor Amerikaanse peepshowautomaten. Veel van Brauns werk is verloren gegaan, vernietigd uit angst voor veroordelingen. Hij is de hoofdpersoon van de documentaire I, the King of Porn – The Adventurous Life of Lasse Braun (Thorsten Schütte, 2003).
MALCOMXXX - LASSE BRAUN from shootv on Vimeo.
14 februari 2015
Alan Howard
77, Londen-Hampstead, 14 februari, longontsteking
Engels acteur, voluit Alan
Mackenzie Howard. Zoon van komisch acteur Arthur Howard, neef van steracteur Leslie
Howard. Vooraanstaand toneelspeler, vooral bij de Royal Shakespeare
Company. Enkele filmrollen, bij voorbeeld als Michael in The Cook, the Thief, His Wife and Her Lover (Peter Greenaway, 1989)
en als de stem van de Ring in de trilogie naar The Lord of the Rings/In de ban van de ring (Peter Jackson,
2001-03). Filmdebuut met rolletje in Victim
(Basil Dearden, 1961). Voorts onder meer The V.I.P.s (Anthony Asquith, 1963), The Americanization of Emily (Arthur Hiller, 1964), The Heroes of Telemark (Anthony Mann,
1965), als dominee in Work Is a 4-Letter
Word (Peter Hall, 1968), Oxford Blues
(Robert Boris, 1984), de tv-serie A
Perfect Spy (1987), als Oliver Cromwell in The Return of the Musketeers (Richard Lester, 1989), Strapless (David Hare, 1989), Dakota Road (Nick Ward, 1993), The Secret Rapture (geschreven door
Hare; Howard Davies, 1993), als God in de korte film Soup (George Tiffin, 1996) en de miniserie Parade’s End (Susanna White, 2012). Getrouwd met journaliste Sally
Beauman.
Louis Jourdan
93, Beverly Hills, 14 februari, natuurlijke dood
Frans acteur, pseudoniem van
Louis Robert Gendre. Laatste van de grote Franse charmeurs in Hollywood. Zoon
van een hotelmanager in Marseille en Cannes, nam de naam van zijn moeder aan.
Maakte zijn filmdebuut in Le corsaire (Marc
Allégret, 1939) en maakte snel furore in een aantal tijdens de oorlog
vervaardigde films: La comédie du bonheur
(Marcel l’Herbier, 1940), Premier
rendez-vous (Henri Decoin, 1941), als clown in Parade en 7 nuits (Allégret, 1941),
L’arlésienne (Allégret, 1942), La
belle aventure/De ontvoerde bruid (Allégret, 1942), Les petites du Quai aux Fleurs (Allégret, 1944), Félicie Nanteuil (Allégret, 1944) en als
Rodolfo in La vie de bohème (L’Herbier,
1945). Vrij snel na de bevrijding werd Jourdan als jeune premier gescout door
David O. Selznick, die hem een rol gaf als louche getuige in de rechtbankfilm The Paradine Case (Alfred Hitchcock,
1947). Aansluitend speelde hij de rol van een Weense concertpianist, die zich
de liefde van Joan Fontaine pas realiseert na haar dood, in het schitterende
melodrama Letter from an Unknown Woman (Max
Ophüls, 1948).
Vervolgens in No Minor Vices (Lewis Milestone, 1949), Madame Bovary (Vincente Minnelli, 1949), Bird of Paradise (Delmer Daves, 1951), Anne of the Indies/De Vrijbuitster der Antillen (Jacques Tourneur, 1951), The Happy Time (Richard Fleischer, 1952), in vier verschillende rollen, weer tegenover Fontaine, in het Brits-Spaanse Decameron Nights (Hugo Fregonese, 1953), even terug in Frankrijk in Rue de l’ Estrapade (Jacques Becker, 1953), als Italiaanse prins in Three Coins in the Fountain (Jean Negulesco, 1954), tegenover Grace Kelly in The Swan (Charles Vidor, 1956), tegenover Doris Day in Julie (Andrew L. Stone, 1956), tegenover Brigitte Bardot in La mariée est trop belle/Her Bridal Night (Pierre Gaspard-Huit, 1956), top-billed in het Franse Escapade (Ralph Habib, 1957) en het Engelse Dangerous Exile (Brian Desmond Hurst, 1958). Daarna speelde en zong Jourdan zijn beroemdste rol, van een playboy in de laatste grote MGM-musical van de Arthur Freed-unit, Gigi (Minnelli, 1958). De film won negen Oscars uit negen nominaties, maar geen enkele voor een acteur, zoals Jourdans landgenoten Leslie Caron en Maurice Chevalier. Wel won het door Jourdan zelf gezongen liedje Gigi een Oscar.
Daarna een bijrol in The Best of Everything (Negulesco, 1959), tegenover Chevalier, Frank Sinatra en Shirley MacLaine in Can-Can (Walter Lang, 1960), top-billed in het peplum-drama Le vergini di Roma/Amazons of Rome (Carlo Ludovico Bragaglia, Vittorio Cottafavi en Peter O’Cord, 1961), Le comte de Monte Cristo (top-billed; Claude Autant-Lara, 1961), Il disordine/Disorder (top-billed; Franco Brusati, 1962), Leviathan/Dark Journey (top-billed; Léonard Keigel, 1962), Mathias Sandorf (top-billed; Georges Lampin, 1963), The V.I.P.s (Anthony Asquith, 1963), als de verteller in de grootste Nederlandse bioscoophit aller tijden, Irma la Douce (Billy Wilder, 1963), Made in Paris (Boris Sagal, 1966), tegenover Gina Lollobrigida in Les sultans (Jean Delannoy, 1966), Peau d’espion/In de huid van een ander (top-billed; Édouard Molinaro, 1967), als kardinaal in Cervantes (Vincent Sherman, 1967), de Feydeau-verfilming A Flea in Her Ear (Jacques Charon, 1968), de tv-film Run a Crooked Mile (top-billed; Gene Levitt, 1969), als Siciliaanse prins in Silver Bears (Ivan Passer, 1978), top-billed in Swamp Thing (Wes Craven, 1982), als Bondschurk Kamal Khan in Octopussy (John Glen, 1983),
top-billed in het Australische Double Deal (Brian Kavanagh, 1983), Grand Larceny (Jeannot Szwarc, 1987), Escuadrón (José Antonio de la Loma, 1988), The Return of Swamp Thing (top-billed; Jim Wynorski, 1989) en Year of the Comet (Peter Yates, 1992). Woonde sindsdien in Zuid-Frankrijk, maar overwinterde in zijn huis in Beverly Hills.
11 februari 2015
Ricardo Palacios
Spaans bijrolacteur, geboren
als Ricardo López-Nuño
Díez. Afkomstig uit het Noord-Spaanse gewest Cantabrië. Na debuut onder zijn geboortenaam in de muzikale komedie Tengo 17 años (José Maria Forqué, 1964)
vooral te zien in (internationale) actiefilms, waaronder menige paella- en
spaghettiwestern. Zo was Palacios te zien als barkeeper in Per qualche dollaro in piu’/For a Few Dollars More (Sergio Leone,
1965), Il buono, il brutto, il
cattivo/The Good, The Bad and The Ugly (Leone, 1966) en I giorni dell’ira/Day of Anger (Tonino
Valerii, 1967). Ook in bij voorbeeld Cartes
sur table/Attack of the Robots (tegenover Eddie Constantine; Jesús Franco,
1966), als eunuch in A Funny Thing
Happened on the Way to the Forum (Richard Lester, 1966), als cipier in Return of the Seven (Burt Kennedy, 1966),
El precio de un hombre/The Bounty
Killer/Doders van het westen (Eugenio Martín, 1967), Joe l’implacabile/Dynamite Joe (Anthony M. Dawson alias Antonio
Margheriti, 1967),
Cervantes (Vincent Sherman, 1967), The Blood of Fu Manchu/Fu-Manchú y el beso de la muerte (Franco, 1968), Corri uomo corri/Run Man Run (Sergio Sollima, 1968), als conducteur in Once upon a Time in the West/C’era una volta il West (Leone, 1968), La battaglia dell’ultimo panzer/Battle of the Last Panzer (José Luis Merino, 1969), El Condor (John Guillermin, 1970), Black Beauty (James Hill, 1971), The Horsemen (John Frankenheimer, 1971), Captain Apache (Alexander Singer, 1971), Soleil rouge/Red Sun (Terence Young, 1971), La folie des grandeurs (Gérard Oury, 1971), El hombre de Río Malo/Bad Man’s River (Martín, 1971), Un hombre llamado Noon/A Man Called Noon (Peter Collinson, 1973), El Kárate, el Colt y el Impostor/Blood Money (Margheriti, 1974), The Spikes Gang (Richard Fleischer, 1974), The Wind and the Lion (John Milius, 1975), Il richiamo del lupo/The Great Adventure (Gianfranco Baldanello, 1975), Take A Hard Ride/La lunga cavalcata (Margheriti, 1975), What Changed Charley Farthing? (Sidney Hayers, 1976), Último deseo (León Klimovsky, 1976), Viaje al Centro de la Tierra/Journey to the Center of the Earth (Juan Piquer Simón, 1977), Fantasma en el Oeste (Margheriti, 1978), El retorno del Hombre Lobo/The Werewolf (Jacinto Molina Alvarez alias Paul Naschy, 1981), de 3D-western Comin’ at Ya! (Ferdinando Baldi, 1981), Black Venus (Claude Mulot, 1983), Camino solitario (Franco, 1984), I sopravvissuti della città morta/The Ark of the Sun God (Margheriti, 1984), Leviatán/Los perros de la muerte/Monster Dog (Clyde Anderson alias Claudio Fragasso, 1984), Juego sucio en Casablanca/Dirty Game in Casablanca (Franco, 1985), El Lute (camina o revienta) (Vicente Aranda, 1987), als naturist in Bajarse al moro (Fernando Colomo, 1989), The Return of the Musketeers (Lester, 1989), tegenover Sylvia Kristel in Hot Blood (Philippe Blot, 1989) en La marcha verde (José Luis García Sánchez, 2002). Schreef en regisseerde twee lange films: de erotische komedie Mi conejo es el mejor/Mijn konijn is het beste (met Franco’s muze Lina Romay; 1982) en de oorlogsklucht Biba la banda! (1987).
Niet te verwarren met de gelijknamige Amerikaanse kickbokser (‘El Gallero’).
Roger Hanin
In Frans Algerije
geboren Frans acteur en regisseur, aan zijn moeders naam ontleend pseudoniem
van Roger Paul Lévy. Schreef scenario’s onder de naam Antoine Flachot.
Voormalig basketballer speelde aanvankelijk vooral harde schurkenrollen, later
meer genuanceerde karakters, zoals de commissaris Navarro in de gelijknamige tv-serie (1989-2009). Debuut als cipier
in Nous sommes tous des assassins (André
Cayatte, 1952). Daarna onder meer als lijfwacht tegenover Eddie Constantine in La môme vert-de-grise/Bitter avontuur (Bernard
Borderie, 1953), Série noire (Pierre
Foucaud, 1955), Gas-oil (Gilles
Grangier, 1955), Vous pigez? (tegenover
Constantine; Pierre Chevalier, 1955), Celui
qui doit mourir (Jules Dassin, 1957), Escapade
(Ralph Habib, 1957), Tamango (John
Berry, 1958), La chatte (Henri
Decoin, 1958), Sois belle et tais-toi (Marc
Allégret, 1958), Le désordre et la nuit (Grangier,
1958), Une balle dans le canon (Charles
Gérard en Michel Deville, 1958), Un drôle
de dimanche (Allégret, 1958), Ramuntcho
(Pierre Schoendoerffer, 1959), de titelrol in La valse du gorille/De gorilla is ontsnapt (Borderie, 1959),
Du rififi chez les femmes (Alex Joffé,
1959), La sentence (Jean Valère,
1959), À bout de souffle (Jean-Luc
Godard, 1960), L’ennemi dans l’ombre (top-billed;
Gérard, 1960), Rocco e i suoi
fratelli/Rocco en zijn broers (Luchino Visconti, 1960), L’affaire d’une nuit (Henri Verneuil,
1960), als Karel de Stoute in Le miracle
des loups/Het recht van het zwaard (André Hunebelle, 1961), Les ennemis (top-billed; Édouard
Molinaro, 1962), Le gorille a mordu
l’archevêque (top-billed, tevens scenario; Maurice Labro, 1962), La marcia su Roma (Dino Risi, 1962), Le tigre aime la chair fraîche (top-billed,
tevens scenario; Claude Chabrol, 1964), Corrida
pour un espion/Een spion ging door de hel (Labro, 1965), Marie-Chantal contre dr. Kha (Chabrol,
1965), Le tigre se parfume à la dynamite (top-billed,
tevens scenario; Chabrol, 1965),
Il gioco delle spie/Bagarre à Bagdad pour X-27 (top-billed; Paolo Bianchini, 1966), The Brides of Fu Manchu (Don Sharp, 1962), Carré de dames pour un as/An Ace and Four Queens/Hartentroef voor Layton (top-billed; Jacques Poitrenaud, 1966), Le solitaire passe à l’attaque/De tijger in Barcelona (top-billed; Habib, 1966), Da Berlino l’apocalisse/Spionnen vechten in Riolen (top-billed; Mario Maffei, 1967), Le canard en fer blanc (top-billed; Poitrenaud, 1967), Las Vegas, 500 milliones/De woestijnratten van Las Vegas (Antonio Isasi-Ismendi, 1968), Le clair de terre (Guy Gilles, 1970), Les aveux les plus doux (Molinaro, 1971), de western The Revengers (Daniel Mann, 1972), La raison du plus fou (François Reichenbach, 1973), Le concierge (Jean Girault, 1973), Big Guns – Tony Arzenta (Duccio Tessari, 1973), Le sucre (Jacques Rouffio, 1978), Le coup de sirocco (top-billed; Alexandre Arcady, 1979), Certaines nouvelles (Jacques Davila, 1980), Le grand pardon (top-billed; Arcady, 1982),
als de herbergier in Les misérables (Robert Hossein, 1982), La baraka (top-billed; Valère, 1982), Attention! Une femme peut en cacher une autre (top-billed; Georges Lautner, 1983), Le grand carnaval (Arcady, 1983), La galette du roi (Jean-Michel Ribes, 1986), L’étincelle (top-billed; Michel Lang, 1986), Dernier été à Tanger (Arcady, 1987), L’orchestre rouge (Rouffio, 1989), Le grand pardon II (top-billed; Arcady, 1992) en Le nombril du monde (Ariel Zeitoun, 1993). Maakte zijn regiedebuut met de thriller Le protecteur (1974), gevolgd door Le faux-cul (1975), Train d’enfer (1985), La rumba (1987) en Soleil (1997). Lid van de communistische partij ondersteunde in 2007 de presidentscampagne van de liberaal-conservatieve Nicolas Sarkozy. Weduwnaar van producente Christine Gouze-Rénal, de zuster van voormalig (socialistische) First Lady Danielle Mitterrand.
Du Grand pardon à Navarro, retour sur la... door lemondefr
06 februari 2015
Assia Djebar
Algerijns schrijfster
en filmmaker, pseudoniem van Fatima-Zohra Imalayen. Feministisch en
anti-koloniaal romancière en essayiste van Berber-afkomst. Won de Prix
Yourcenar in 1997. Maakte twee films: La Nouba
des femmes du Mont Chenoua (1978), winnaar van de FIPRESCI-prijs in Venetië,
en de korte documentaire La Zerda ou les chants de l’oubli (1982).
Sinds 2005 lid van de
Académie Française, als eerste schrijver uit de Maghreb. Hoogleraar Franse studies aan New York University (vanaf 2001). Ridder in het Legioen
van Eer.04 februari 2015
Odete Lara
O Dragão de Maldade contro o Santo Guerreiro/Antonio das Mortes (Glauber Rocha, 1969), Os herdeiros (Carlos Diegues, 1970) en Câncer (Rocha, 1972). Filmdebuut in Uma certa Lucrécia (Fernando de Barros, 1957). Ook in films als O gato de madame (Agostinho Martins Pereira, 1957), Absolutamente certo (Anselmo Duarte, 1957), Moral em concordata (top-billed; De Barros, 1959), Dona Violante Miranda (De Barros, 1960), het Argentijnse Sábado a la noche, cine (Fernando Ayala, 1960), Na Garganto do Diabo (Khouri, 1960), Cacareco vem aí (Carlos Manga, 1960), Otto Lara Rezende ou…Bonitinha, mas ordinária/Pretty But Wicked (J.P. de Carvalho alias Billy Davis, 1964), Pão de Açucar/Instant Love (Paul Sylbert, 1964), Copacabana me engana (top-billed; Antonio Carlos da Fontoura, 1968), Em familia (Paulo Porto, 1971), Aventuras com tio Maneco (Flávio Migliaccio, 1971), Vai trabalhar vagabundo (Hugo Carvana, 1973), A rainha diaba (Da Fontoura, 1974), A estrela sobe (Bruno Barreto, 1974), O princípio do prazer (top-billed; Luiz Carlos Lacerda, 1979) en Vai trabalhar vagabundo II (Carvana, 1991). Op vier autobiografische boeken van Lara, die de zelfmoord van haar ouders, haar carrière als blond sekssymbool en haar latere spirituele belevingen als kluizenaar in de bergen achter Rio beschrijven, werd de speelfilm Lara (Ana Maria Magalhães, 2002) gebaseerd.
Abonneren op:
Posts (Atom)