Filmkenner Hans Beerekamp verzamelt op deze site informatie over mensen die alleen nog te bewonderen zijn door hun bijdrage aan het eeuwige filmscherm.
Nederlands cameraman, regisseur en producent, voluit Marcus Damiaan Maria Schaaps. Aanvankelijk
camjo en maker van items voor televisie. Produceerde met Jeroen Beker de
televisiefilm Gemengde berichten (Paul
Ruven, 1995) en voor de VPRO het met een Zilveren Nipkowschijf onderscheiden Veldpost (Frans Bromet en Peter van Ingen, 1996) en de controversiële documentaireserie Pizzeria Inferno (Tessa Boerman, 1998). Regisseerde als onafhankelijk producent korte films voor
opdrachtgevers als het Amsterdams Uit Bureau (AUB), de Universiteit van
Amsterdam (UvA), de winkeliersvereniging Haarlemmerdijk-Haarlemmerstraat en de Woonbond. Voor een tentoonstelling van Theater Instituut
Nederland (TIN) maakte Schaaps het in een loop vertoonde split-screenportret
van vijf dansers, Dansen! (2008)
Dansen! from Marc Schaaps Film & TV on Vimeo.
en
een serie video’s voor de reizende expositie Backstage (2011). In de reeks 2
minuten (verfilmingen van korte verhalen) regisseerde, draaide en monteerde
Schaaps onder meer De koe (samen met
Hens van Rooy, 2011) en Er klopte iets
niet (2011).
Engels actrice, eigenlijk Geraldine McKeown. Lid van de
Royal Shakespeare Company en later van het Royal National Theatre. Ook bekend
van televisie, onder meer door de titelrollen in de series The Prime of Miss Jean Brodie (1978) en Agathie Christie’s Marple (2004-07), alsmede Oranges Are Not the Only Fruit (Beeban Kidron, 1989) en de rol van
Miriam in Moses (Roger Young, 1995).
Opmerkelijke filmrollen als de heerszuchtige non Bridget in The Magdalene Sisters (Peter Mullan,
2002) en Mortianna in Robin Hood: Prince
of Thieves (Kevin Reynolds, 1991).
Filmdebuut in de komedie There Was a Young Lady (Lawrence
Huntington, 1953). Ook in films als No
Kidding (Gerald Thomas, 1961),Strindbergs The Dance of
Death/Dodendans (tegenover Laurence Olivier; David Giles, 1969), The Bawdy Adventures of Tom Jones (Cliff
Owen, 1976), Escape from the Dark (Charles
Jarrott, 1976), Foreign Body (Ronald
Neame, 1986), Henry V (Kenneth
Branagh, 1989), The Love Letter (Peter
Ho-sun Chan, 1999), als de min in Titus (Julie
Taymor, 1999), als Holofernia in Love’s
Labour’s Lost (Branagh, 2000), Contaminated
Man (Anthony Hickox, 2000), Food of
Love (Ventura Pons, 2002), Pure (Gillies
MacKinnon, 2002), Vanity Fair (Mira
Nair, 2004) en The Lazarus Child (Graham
Theakston, 2005). Ook leende ze haar stem aan Mrs. Thripp in de Wallace &
Gromit-films The Curse of the Were-Rabbit
(Steve Box en Nick Park, 2005) en A
Matter of Loaf and Death/Een zaak van leven of brood (Park, 2008). Weduwe
van Hugh Cruttwell, directeur van de Royal Academy of Dramatic Art (RADA).
Nederlands acteur, toneelregisseur en theaterdocent, voluit
René Henry Roger Jessurun Lobo. Kleinzoon van het in 1926 samen bij een
treinongeval omgekomen acteursechtpaar David Lobo en Greta Braakensiek. Oudere
broer van acteur en dramadocent Pink Lobo. Legendarisch docent aan de
Maastrichtse toneelschool, meer dan veertig jaar op handen gedragen door vele generaties studenten,
die hij veelal in hun loopbaan bleef volgen. Studeerde zelf in 1964 af aan de
Amsterdamse toneelschool. Speelde onder meer bij Ensemble en toneelgroep
Theater, later ook actief als regisseur, bij voorbeeld voor het
Publiekstheater. Enkele kleine film- en tv-rollen: De stilte rond Christine M. (Marleen Gorris, 1982), als politieman
in Amsterdamned (Dick Maas, 1988),
het Venezolaanse Trampa para un gato (Manuel
de Pedro, 1994), de telefilm Cowboy uit
Iran (Ilse Somers, 1999), als bevelhebber in de dramaserie over Srebrenica De enclave (Willem van de Sande
Bakhuyzen, 2002) en als orthopeed in In
Oranje (Joram Lürsen, 2004). Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (2012). Getrouwd
met actrice Sjoukje Hooymaayer.
Amerikaans zanger, dichter, songwriter, componist en acteur.
Voormalige beat poet maakte zo’n 70 albums als zanger. Amerikaanse vertaler van
Jacques Brel, producer van talloze grote artiesten. In het bijzonder succesvol
in Nederland, waar hij in 1971 twee keer een nummer 1 hit haalde, met de
Vietnam-meezinger Soldiers Who Want to Be
Heroes en Without a Worry in the World, de vertaling van Georges Moustaki’s
chanson Le métèque. Twee
Oscarnominaties voor ook door hemzelf vertolkte beste song: Jean uit The Prime of Miss Jean Brodie (tevens soundtrack; Ronald Neame,
1969) en de songscore van A Boy Named
Charlie Brown (samen met Bill Melendez, John Scott Trotter, Alan Shean en
Vince Guaraldi; Melendez, 1969).>/p>
Schreef ook soundtracks voor Joanna (Michael Sarne, 1968), de
Disney-komedie Scandalous John (Robert
Butler, 1971) en het Engelse erotische werkje Emily (Henry Herbert, 1976). Acteerdebuut in Rock, Pretty Baby (Richard Bartlett, 1956). Speelde voorts onder
meer in het vervolg Summer Love (Charles
F. Haas, 1958), de western Wild Heritage (Haas,
1958) en een cameo in The Boneyard
Collection (Edward L. Plumb, 2008). Claimde de best verkochte dichter ooit
te zijn, evenals de eigenaar van de grootste particuliere platencollectie. Leed
op later leeftijd aan klinische depressies. Autobiografie: Finding My Father (1976).
Frans acteur en radiopresentator. Voordat hij in de jaren 60
een populaire radiomaker werd, met name door zijn eigen programma Le Pop-Club op de zender France Inter
(1965-2005), speelde Artur in het theater, als goede vriend van vedette Pierre
Brasseur, en in enkele films.Debuteerde
als 19-jarige in Le père tranquille (René
Clément, 1946). Daarna in Les gosses
mènent l’enquête/De jeugd leidt het onderzoek (Maurice
Labro, 1947), Marlène (Pierre de
Hérain, 1949), Mon curé chez les pauvres (Henri
Diamant-Berger, 1956), Compartiment
tueurs/Moord in der slaapwagen(Costa-Gavras, 1965), Z (Costa-Gavras, 1969), L’américain
(Marcel Bozzuffi, 1969), Un officier
de police sans importance (Jean Larriaga, 1973), Bel ordure (Jean Marboeuf, 1973), …la main à couper (Etienne Périer, 1974), Monsieur Balboss (Marboeuf, 1975), Deux heures moins le quart avant Jésus-Christ (Jean Yanne, 1982), Le grain de sable (top-billed; Pomme
Meffre, 1983), La dernière image (Mohammed
Lakhdar-Hamina, 1986), Il y a des jours…
et des lunes (Claude Lelouch, 1990) en Tombés
du ciel (Philippe Lioret, 1993). Te zien in de documentaire Tabarnac (Claude Faraldo, 1975) en in
het door het festival van Cannes geproduceerde Mémoires pour Simone (Chris. Marker, 1986), over actrice Simone
Signoret. Gescheiden van actrice Colette Castel.
Amerikaans arrangeur, componist, pianist en jazzvocalist. Oprichter en
naamgever van les Swingle Singers, een Frans vocaal ensemble dat a capella
jazzversies zong van barokmuziek, met name van Johann Sebastian Bach. Tenor
Swingle zong er zelf in mee, net als vedette Christiane Legrand, de zuster van
componist Michel Legrand. De Swingle Singers (1962-73) werden een begrip,
aanvankelijk verguisd door puristen, maar een symbool van de nieuwe tijd.
Luciano Berio schreef een stuk, Sinfonia (1968),
speciaal voor de groep. Muziek van de Swingle Singers werd onder meer gebruikt
in de soundtrack van Milk (Gus Van
Sant, 2008). In tegenstelling tot wat velen meenden te weten was Swingle zijn
echte naam, een verbastering van het Zwitserse Zwingli. Geboren in Alabama,
pianist in big bands, afgestudeerd aan het conservatorium van Cincinnati.
Vestigde een jaar later in Parijs en trouwde er met een klasgenoot, de Franse
violiste Françoise Demorest. Richtte in 1959 de scatgroep Les Double Six de
Paris op. Schreef muziek voor enkele speelfilms: Dragées au poivre/Fijn…’t is gepeperd (Jacques Baratier, 1963), Peau de banane/De avonturiers (Marcel
Ophüls, 1964),
Aimez-vous les femmes? (Jean
Léon, 1964), de episode Baiser d’été in
Les baisers (Bernard Toublanc-Michel,
1964), Faites vos jeux, mesdames/Eddie in
de greep van de vrouwen (Ophüls, 1965), Safari
diamants (Michel Drach, 1966), Singapore,
Singapore (Toublanc-Michel, 1967), Operazione
San Pietro (Lucio Fulci, 1967), Gates
to Paradise (Andrzej Wajda, 1968) en Les
vieux loups bénissent la mort (Pierre Kalfon, 1971). Vanaf 1973 in Londen,
daarna terug naar de VS (1984). Verdeelde de laatste jaren zijn tijd tussen
Engeland en Frankrijk. Autobiografie: Swingle
Singing (1997). Officier Arts et Lettres (2004).
Egyptisch actrice. Een van de grootste Arabische
filmsterren, de grootste volgens een verkiezing in 1996 ter gelegenheid van het
eeuwfeest van de Egyptische cinema. Was achtereenvolgens getrouwd met regisseur
Ezzeldine Zulficar (1947-53) en haar
ontdekking, acteur Omar Sharif (1954-74). Begon als kinderster, bijgenaamd ‘de
Egyptische Shirley Temple’, in Yawm
said/A Happy Day (Mohammed Karim, 1939). Er werden al snel films rond haar
jeugdige persoonlijkheid geconstrueerd: Rossassa
fel qalb/Bullet in the Heart (Karim, 1944), Malak al-rahma/The Angel of Mercy (Youssef Wahbi, 1946), Abu Zayd al-Hilali (Zulficar, 1947), Al-millionairah al-saghirah/The Small
Millionaire (Kamal Barakat, 1947), Khulud/Immortality
(Zulficar, 1948), Al-yateematain/The
Two Orphans (Hassan al-Imam, 1949), Nahwa
al-majd/Towards Glory (Hussein Sedqi, 1949), Kursi al-itiraf/Chair of Confession (Wahbi, 1949), Sitt al-bayt/Lady of the House (Ahmed
Kamel Morsi, 1949) en Kul bayt lahu
rajel/Every House Has His Man (Morsi, 1949). In de realistische films van
een groep nieuwe Egyptische regisseurs van de jaren 50 speelde Faten Hamama ook
een sleutelrol: Baba Amine (het
bescheiden debuut van Youssef Chahine, 1950), Ibn el-Nil/Son of the Nile (Chahine, 1951), Lak yawm ya zalem/Your Day Will Come (Salah Abouseif, 1951), de
psychologische misdaadfilms Ana
al-madi/I’m the Past (Zulficar, 1951) en Al-manzel raqam 13/House Nr. 13 (Kamal el-Sheikh, 1952), Lahn al-khulud/Immortal Song (Henry
Barakat, 1952),
als vrouwelijke advocaat in de komedie Al-ustazah Fatimah/The Lawyer Fatimah (Fatin Abdel Wahab, 1952),
als lotenverkoopster in Aisha (Gamel
Madkoor, 1953), het melodrama Mawed ma
al-hayat/Appointment with Life (Zulficar, 1953), Irham dmooi/Pity My Tears (H. Barakat, 1954), Al-malak al-zalem/The Unjust Angel (Al-Imam, 1954), Dayman maak/Always with You (H. Barakat,
1954), als slachtoffer van verkrachting in Mawed
ma al-saadah/Appointment with Happiness (Zulficar, 1954), Sira fi al-wadi/The Blazing Sun/Struggle in
the Valley (Chahine, 1954), Ayyamna
al-holwa/Our Beautiful Days (voor het eerst tegenover Sharif; Helmy Halim,
1955), het melodrama Ho bwa dumoo/Love
and Tears (El-Sheikh, 1955), als verlamde journaliste in Mawed gharam/Appointment with Love/Love Date
(H. Barakat, 1956), Sira fi
al-mina/Struggle in the Pier (tegenover Sharif; Chahine, 1956), Tareeq al-amal/The Road of Hope (Zulficar,
1957), het Palestijnse drama Ard
al-salam/Land of Peace (tegenover Sharif; El-Sheikh, 1957), de
psychologische thriller La anam/Sleepless
(Abuseif, 1957), Al tareeq
al-masdood/The Barred Road (Abuseif, 1958), Al-zawjah al-azra/The Virgin Wife (El Sayed Bedeir, 1958), Sayyidat al-qasr/Lady of the Palace (tegenover
Sharif; El-Sheikh, 1958), als studente die verliefd is op haar professor in Bayn al-atlal/Among the Ruins (Zulficar,
1959), Doaa al-karawan/The Nightingale’s
Prayer (competitie Berlijn; H. Barakat, 1959), het op Anna Karenina gebaseerde Nahr
al-hob/River of Love (tegenover Sharif; Zulficar, 1960), La tutfe al-shams/The Sun Will Never Set (Abuseif,
1961), het Amerikaanse Cairo (Wolf
Rilla, 1963), Al-Lalylah al-akeerah/Last
Night (competitie Cannes; El-Sheikh, 1964) en Al-haram/The Sin (competitie Cannes; H. Barakat, 1965).
Politieke
ballingschap, in Londen en Beiroet (1966-71), tot na de dood van president
Nasser. Vervolgens in films als Imbratoryat
Meem/Empire M (Hussein Kamal, 1972) en het echtscheidingsdrama Orid hallan/I Want a Solution (Said
Marzouq, 1975).
Amerikaans-Spaans acteur en
kunstenaar, voluit Joseph N. Del Negro. Kreeg van Hugo Claus top-billing als
Amerikaans soldaat in zijn eerste lange speelfilm De vijanden (1968). In filmblad Skoop
vertelde Claus dat hij Del Negro in Parijs op de cover van een modeblad had
zien staan, in een bontjas. Omdat er geen budget was voor een dure
Hollywoodacteur informeerde Claus naar het model. Het bleek een bijklussende
beeldhouwer uit New York, die wel zei lid te zijn van het Amerikaanse Screen
Actors Guild. Ook was hij trots op zijn figuratie (nog vóór de credits) in de
actiefilm Atout coeur pour OSS117 à Tokyo/Hartentroef
in Tokio (Michel Boisrond, 1966). Claus: ‘’Je zag hem met moeite, ergens in
de schaduw viel iemand, in een zeer ver shot vanuit een auto en blijkbaar was
hij dat.’’
Ook tijdens de opnamen van De
vijanden boterde het niet helemaal met de regisseur: ‘’Toen heb ik
uiteraard de klassieke listen gebruikt, met lege camera’s en zo, hem
gecharmeerd, gevleid.’’ Toch zou Del Negro een paar jaar later een wel zeer
gewaardeerde glansrol spelen, als de monnik Gaspar de Carvajal in het
conquistadores-epos Aguirre der Zorn
Gottes (Werner Herzog, 1972).
Ook speelde Del Negro in films als Les félins (René Clément, 1964),Is
Paris Burning?/Paris brûle-t-il? (Clément,
1966), Vampira (George Moorse, 1971),
Sylvie (Klaus Lemke, 1973), Who? (Jack Gold, 1973), Inki (Moorse, 1974), Mansion of the Doomed (Michael Pataki,
1976), Summer Night Fever (Siggi
Götz, 1978) en Barcelona sur (Jordi
Cadena, 1981). Woonde sinds lang in de kunstenaarskolonie Deia. Schriftelijke
bevestiging van (details van) overlijden blijken niet eenvoudig op te sporen,
dit bericht is gebaseerd op mondelinge mededelingen van Pim de la Parra en zijn
Nederlandse vriendin, de voormalige DJ Charlotte Ribberink.
83, Rocca di Papa
(prov. Rome), 11 januari, natuurlijke dood
Zweeds fotomodel en filmactrice, voluit Kerstin Anita
Marianne Ekberg. Diva die in La dolce
vita (Federico Fellini, 1960) ten overstaan van Marcello Mastroianni het
water van de Trevifontein inliep, had een veel langere en bredere filmcarrière
dan deze ene, iconische scène. Ze zou er wel een leven lang roem aan ontlenen,
die mede resulteerde in drie andere rollen in Fellini-films: als meer dan
levensgroot reclamebord voor melkconsumptie in de episode Le tentazioni del dottor Antonio van Boccaccio ’70 (1962) en als zichzelf in I clowns (1970) en Intervista
(1987).
De voluptueuze blondine uit Malmö beantwoordde volledig aan het
schoonheidsideaal van de jaren ’50. Ze was als Miss Sweden in 1950 naar de VS
gekomen, waar ze de Miss Universe verkiezing niet won, maar wel dankzij Howard
Hughes een filmcontract bij RKO. Dat zou niet tot films leiden, maar ze
debuteerde wel tegenover haar latere minnaar Tyrone Power met een kleine rol in
de Universal-productie The Mississippi
Gambler (Rudolph Maté,1953). Ekbergs Hollywoodperiode werd vooral
gekenmerkt door min of meer grappig bedoelde verschijningen als seksbom: Abbott and Costello Go to Mars (Charles
Lamont, 1953), als Chinese (sic!) inde
western Blood Alley (William A. Wellman,
1955), tegenover het duo Dean Martin en Jerry Lewis in Artists and Models (Frank Tashli, 1955), een hoofdrol tegenover
Robert Ryan en Rod Steiger in Back to
Eternity (John Farrow, 1956), weer met Martin & Lewis in Hollywood or Bust (Tashlin, 1956) en Man in the Vault (Andrew V. McLaglen,
1956). Terug in Europa draaide Ekberg voor het eerst in de studio’s van
Cinecittà voor de superproductie naar Lev Tolstojs War and Peace (King Vidor, 1956). Daarna twee Engelse films met
Victor Mature, Zarak (Terence Young,
1956) en Interpol/Pickup Alley (John
Gilling, 1957),
terug in Hollywood de titelrol in Valerie (tegenover Sterling Hayden en haar latere eerste
echtgenoot, Anthony Steel; Gerd Oswald, 1957), tegenover Bob Hope en Fernandel
in Paris Holiday (Oswald, 1958), voor
het eerst top-billed, met een dubbelrol in Screaming
Mimi (Oswald, 1958) en tegenover Jack Palance in The Man Inside/De blauwe tiara (Gilling, 1958). Sindsdien zou
Ekbergs filmloopbaan zich voornamelijk in Italië concentreren, waar ze zich in
1964 permanent vestigde. Ze behield wel haar Zweedse paspoort. Top-billed in de
peplumfilm Nel segno di Roma (Guido
Brignone, 1959) en daarna onder meer in de anticommunistische propagandafilm Apocalisse sul Fiume Giallo/Last Train to
Shanghai (top-billed; Renzo Merusi, 1961), I mongoli/De Mongolen (tegenover Palance; André De Toth en Leopoldo
Savona, 1961), A porte chiuse/Behind
Closed Doors (top-billed; Dino Risi, 1962), Call Me Bwana (tegenover Hope; Gordon Douglas, 1963), 4 for Texas (tegenover Martin, Frank
Sinatra, Charles Bronson en Ursula Andress; Robert Aldrich, 1963), The Alphabet Murders/Hercule Poirot en het
ABC mysterie (Tashlin, 1965), het segment Lolita in Das Liebeskarussell
(Axel von Ambesser, 1965), Way... Way
Out (tegenover Lewis; Douglas, 1966), Scusi,
lei è favorevole o contrario? (Alberto Sordi, 1966), Woman Times Seven/Sette volte donna/Zeven maal vrouw (tegenover
Shirley MacLaine, Michael Caine en Philippe Noiret; Vittorio de Sica, 1967), If It’s Tuesday, This Must Be Belgium (Mel
Stuart, 1969),top-billed in de titelrol
van de horrorfilm Malenka (Armando de
Ossorio, 1969), top-billed in Casa
d’appuntamento/Murder on 17th Avenue (F.L. Morris alias Ferdinando Merighi,
1972), Northeast of Seoul (top-billed;
David Lowell Rich, 1972), Suor Omicidi/Killer
Nun (top-billed; Giulio Berruti, 1979), S+H+E:
Security Hazards Expert (Robert Michael Lewis, 1980), Bámbola (Bigas Luna, 1996) en Le
nain rouge (Yvan le Moine, 1998). Volgens de legende liep Ekberg twee
cruciale rollen mis: die van Honey Rider in de eerste James Bondfilm Dr. No (vervangen door Andress; Young,
1962) en haar beoogde Zweedse debuut, Kärlek
65/Love 65 (Bo Widerberg, 1965). Widerberg zou haar hebben ontslagen wegens
compleet gebrek aan talent. Gescheiden van de acteurs Anthony Steel en Rik Van
Nutter.
Amerikaans acteur, kunstenaar, stand-up komiek en schrijver,
geboren als Brad Stephen Negron. Burgemeesterszoon van Portoricaanse afkomst,
nam acteerlessen bij Lee Strasberg en Lucy Ball en trad op als stand-up-komiek
en in het improvisatietheater. Groot aantal kleine filmrollen, waaronder drie
als pizzakoerier. Debuteerde in de film The
Gong Show Movie (Chuck Barris, 1980). Daarna onder meer als
pillenverslaafde co-assistent in Young
Doctors in Love (Garry Marshall, 1982), als de pizzakoerier in Fast Times at Ridgemont High (Amy
Heckerling, 1982), top-billed in de korte film Rocket to Stardom (Daniel Halperin, 1982), als schoonzoon van
Rodney Dangerfield in de Romeo &
Julia-variant Easy Money (James
Signorelli, 1983), weer als bezorger in Johnny
Dangerously (Heckerling, 1984), als postbode in Better Off Dead.. (Savage Steve Holland, 1985),
als Pepe de
taxichauffeur in Bad Medicine (Harvey
Miller, 1985), One Crazy Summer (Holland,
1986), The Whoopee Boys (John Byrum,
1986), River’s Edge (Tim Hunter,
1986), Punchline (David Seltzer,
1988), als postbode in How I Got into
College (Holland, 1989), Nothing But
Trouble (Dan Aykroyd, 1991), The Last
Boy Scout (Tony Scott, 1991), Mr.
Jones (Mike Figgis, 1993), Angels in
the Outfield (William Dear, 1994), The
Stöned Age (James Melkonian, 1994), Bio-Dome
(Jason Bloom, 1996), Spy Hard (Rick
Friedberg, 1996), Changing Habits (Lynn
Roth, 1997), Courting Courtney (Paul
Tarantino, 1997), Chairman of the Board (Alex
Zamm, 1998), als verkoper in Stuart
Little (Rob Minkoff, 1999), Gun Shy (Eric
Blakeney, 2000), The Flintstones in Viva
Rock Vegas (Brian Levant, 2000), The
In Crowd (Mary Lambert, 2000), als fotograaf in Loser (Heckerling, 2000), The
Fluffer (Richard Glatzer en Wash Westmoreland, 2001), Pauly Shore Is Dead (Pauly Shore, 2003), Surf School (Joel Silverman, 2006), tegenover Paris Hilton in Pledge This! (William Heins en
Strathford Hamilton, 2006), Babysitters
Beware (Douglas Horn, 2009), The
Chateau Meroux (Bob Fugger, 2011), de korte film Eat My Podcast: Taylor Negron (Melinda Hill en Jillian Lauren,
2012), als pizzakoerier in Vamps (Heckerling,
2012) en het nog uit te brengen Alienated
(Brian Ackley, 2015). Auteur van de theatervoorstelling The Unbearable Lightness of Being Taylor
Negron – A Fusion of Story and Song (2008). Schilder met verschillende
solotentoonstellingen.
Italiaans regisseur en scenarioschrijver. Een van de meest
nagevolgde en bekroonde Italiaanse filmers, die journalistieke en historische
precisie vanuit een marxistische visie paarde aan een bijna Amerikaans aandoend
gevoel voor melodrama en visuele dynamiek. Won een Gouden Leeuw voor de
corruptiethriller Le mani sulla città/Hands
over the City (1963), een Gouden Palm voor de politieke reconstructie Il caso Mattei/The Mattei Affair (1972)
en een Zilveren Beer voor zijn beroemdste film Salvatore Giuliano (1962), een post-neorealistisch portret van de
Siciliaanse separatist en bandietenkoning.
Ook kreeg Rosi voor zijn hele oeuvre
een speciale Gouden Beer (2008) en Gouden Leeuw (2012), alsmede een
Oscarnominatie als beste niet-Engelstalige film voor Tre fratelli/Three Brothers (1981). Zoon van een Napolitaanse
reder, studeerde rechten en werkte als illustrator van kinderboeken en
radioverslaggever. Hij werd assistent-regisseur in het theater en al snel
daarna bij films van regisseur Luchino Visconti, La terra trema (1948) en Senso
(1953). Ook schreef hij mee aan scenario’s voor Bellissima (tevens regieassistent; Visconti, 1951), Parigi è sempre Parigi (tevens
regieassistent; Luciano Emmer, 1951), Processo alla città/The City Stands Trial (Luigi
Zampa, 1953), Racconti Romani/Roman Tales
(naar Alberto Moravia; Gianni Franciolini, 1955) en Il bigamo/The Bigamist (tevens regieassistent; Emmer, 1956),
alsmede voor al zijn eigen films. Was twee keer coregisseur, van Camicie rosse/Red Shirts (over
Garibaldi; Goffredo Alessandrini, 1952) en Kean
– Genio e sregolatezza (Vittorio Gassman, 1957). Met zijn eerste eigen
film, La sfida/The Challenge (1958),
over een leven voor de Camorra, won Rosi meteen een speciale juryprijs in
Venetië.
Daarna maakte Rosi I magliari (met
Alberto Sordi; 1959), over Italiaanse hosselaars in Duitsland; het
semi-documentaire stierenvechtersepos Il
momento della verità/The Moment of Truth (tevens producent; 1965), pas in
1980 door Film International in Nederland uitgebracht; de voor Rosi’s doen
ongebruikelijks sprookjesachtige kostuumfilm C’era una volta/Cinderella: Italian Style/More than a Miracle (met
Sophia Loren en Omar Sharif; 1967); het grimmige Uomini contro/Many Wars Ago (tevens producent, met Gian Maria
Volonté; 1970) over het Italiaans-Oostenrijkse front in WO I; de Amerikaanse
maffiafilm Lucky Luciano (met Volonté
en Rod Steiger; 1973); het magnifieke Cadaveri
eccellenti/The Context/Doorluchtige lijken (met Lino Ventura; 1976) over
door de maffia vermoorde rechters; Cristo
si è fermato a Eboli/Christ Stopped at Eboli (met Volonté; 1979) naar het
boek van Carlo Levi over het fascisme in Zuid-Italië; de operaverfilming Carmen (1984), die in hetzelfde jaar uitkwam als de gelijknamige flamencoversie van Carlos Saura;
het relatief minder
geslaagde Cronaca di una morte
annunciata/Kroniek van een aangekondigde dood (naar Gabriel García Márquez;
1987); het niet in Nederland uitgebrachte Dimenticare
Palermo/The Palermo Connection (1990); de documentaires Napoli in 12 registi per 12 città (1989) en Diario napoletano/Neapolitan Diary (1992); en ten slotte de
verfilming van Primo Levi’s herinneringen aan zijn terugkeer uit Auschwitz, La tregua/La
trêve/Truce (met John Turturro;
1997). Rosi was de hoofdpersoon van een nauwgezette documentaire over zijnwerk, Il
cineasta e il labirinto/The Filmmaker and the Labyrinth (Roberto Andò,
2004). Jurylid in Venetië 1997. Studievriend van de Italiaanse president
Giorgio Napolitano. Vader van actrice Carolina Rosi.
Engels scenarioschrijver. Auteur van vele toneelstukken en
tv-series. Zijn grootste wapenfeit was de serie The Avengers/De wrekers (1961-69) en de spin-off The New Avengers (1976-77). Clemens
schreef de pilot en een groot aantal afleveringen. Bovendien fungeerde hij als
script editor, de eindredacteur van de serie. Hij was het die Diana Rigg
uitkoos om Honor Blackman op te volgen in de rol van Emma Peel, de beslissing
die de serie vleugels gaf.
Clemens schreef ook filmscenario’s, aanvankelijk
veelal B-film voor de Danziger Brothers: The
Betrayal (Ernest Morris, 1957), Operation
Murder (Morris, 1957), Three Sundays
to Live (Morris, 1957), The Depraved (Paul
Dickson, 1957), A Woman of Mystery (Morris,
1958), On the Run (Morris, 1958), A Woman Possessed (Max Varnel, 1958), Moment of Indiscretion (Varnel, 1958), Three Crooked Men (Morris, 1958), Links of Justice (Varnel, 1958), Great Van Robbery (Varnel, 1959), The Child and the Killer (Varnel, 1959),
Innocent Meeting (Godfrey Grayson,
1959), Top Floor Girl (Varnel, 1959),
High Jump (Grayson, 1959), Crash Drive (Varnel, 1959),Web of
Suspicion (Varnel, 1959), The
Tell-Tale Heart (naar Edgar Allan Poe; Morris, 1960),
An Honourable Murder (Grayson, 1960), Return of a Stranger (Varnel, 1961), Highway to Battle (Morris, 1961), Two Wives at One Wedding (Montgomery Tully, 1961), The Pursuers (Grayson, 1961), The Middle Course (Tully, 1961), The Spanish Sword (Morris, 1962), The Silent Invasion (Varnel, 1962), Fate Takes a Hand (Varnel, 1962), Tarnished Heroes (Morris, 1962) enA
Woman’s Temptation (Grayson, 1966). Een enkel keer ging Clemens vreemd met
een andere maatschappij dan Danziger Productions en bediende zich dan van het
pseudoniem Tony O’Grady: At the Stroke of
Nine (Lance Comfort, 1957), The
Secret Man (Ronald Kinnoch, 1958) en Curse
of the Voodoo/Curse of Simba (Lindsay Shonteff, 1965). Ook schreef hij
later Station Six-Sahara (Seth Holt,
1963), Die Hölle von Macao/The Corrupt
Ones (James Hill en Frank Winterstein, 1967), And Soon the Darkness (tevens productie; Robert Fuest, 1970, remake:
Marcos Efron, 2010), Blind Terror/See No Evil (met
Mia Farrow; Richard Fleischer, 1971),
Dr.
Jekyll & Sister Hyde (tevens productie, voor Hammer; Roy Ward Baker,
1971), The Golden Voyage of Sinbad (Gordon
Hessler, 1973), The Watcher in the Woods (voor
Disney; John Hough, 1980), Highlander II:
The Quickening (Russell Mulcahy, 1991) en Justine: A Private Affair (Kevin Alber, 1995). Clemens schreef en
regisseerde voor Hammer de low-budget productie Captain Kronos – The Vampire Hunter (1974). Het moest het begin zijn van
een serie, maar Kronos flopte en
leverde een bijdrage aan de neergang van Hammer. Ook produceerde hij twee korte
films van zijn zoons George en Samuel Clemens: The Lighter (2011) en Dress
Rehearsal (2014).
Amerikaans producent. Zoon van filmtycoon Samuel Goldwyn
(1879-1974) en actrice Frances Howard. Produceerde aanvankelijk in het theater
(Londen, New York) maar trad later toch in de voetstappen van zijn vader.
Richtte achtereenvolgens op Formosa Films, The Samuel Goldwyn Company en Samuel
Goldwyn Films. Oscarnominatie (‘ beste film’) voor Master and Commander: The Far Side of the World (Peter Weir, 2003).
Verantwoordelijk voor enkele films met een opmerkelijk realistisch karakter, gezien zijn afkomst uit de adel van Hollywood. Debuteerde met de door United Artists gedistribueerde western Man with the Gun/The Trouble Shooter/Deadly
Peacemaker (met Robert Mitchum; Richard Wilson, 1955). De film viel op door
een wrede openingsscène, waarin de hond van een jongetje voor diens ogen
doodgeschoten wordt.
Daarna The
Sharkfighters (Jerry Hopper, 1956), The
Proud Rebel (met Alan Ladd en Olivia de Havilland; Michael Curtiz, 1958), The Adventures of Huckleberry Finn (Curtiz,
1960), de blaxploitation-klassieker Cotton
Comes to Harlem (Ossie Davis, 1970), het vervolg Come Back, Charleston Blue/Begrafenis met dodelijke afloop (Mark
Warren, 1972),The Golden Seal (Frank Zuniga, 1983), de vampierkomedie Once Bitten (Howard Storm, 1985), het
IRA-drama A Prayer for the Dying (met
Mickey Rourke, Bob Hoskins en Alan Bates; Mike Hodges, 1987), Mystic Pizza (de doorbraak van Julia
Roberts; Daniel Petrie, 1988),
de remake van Stella (met Bette Midler; John Erman, 1990), de animatieflop Rock-a-Doodle (Don Bluth, 1991), The Program (David S. Ward, 1993), The Preacher’s Wife (met Denzel
Washington en Whitney Houston; Penny Marshall, 1996). Tortilla Soup (Maria Ripoll, 2001) en de remake vanThe Secret Life of Walter Mitty (Ben
Stiller, 2013). Regisseerde en produceerde The Young Lovers (met Peter Fonda;
1974). Produceerde de Oscaruitreiking in 1987 en 1988. Gescheiden van actrice
Jennifer Howard en scenariste Peggy Elliott.
Vader van acteur Tony Goldwyn en producent John Goldwyn.
In het huidige Litouwen geboren Pools schrijver en regisseur.
Ex-partizaan werd filmjournalist en later romanschrijver. Zijn twee bekendste romans
waren Kompleks polski/Het Poolse complex (1977)
en Mala apokalipsa/De kleine apocalyps (1979);
de laatste werd in Frankrijk verfilmd als La
petite apocalypse (Costa-Gavras, 1993). Eind jaren 50 werd Konwicki het
hoofd van de filmgroep Kadr en een vertegenwoordiger van de nieuwe Poolse
filmbeweging. Zijn werk was bitterder dan dat van Andrzej Wajda, Roman Polanski
en Jerzy Skolimowski, en hij viel langzaam uit de gratie bij het communistische
regime. In 1958 maakte Konwicki zijn regiedebuut met het in Venetië bekroonde Ostatni dien lata/The Last Day of Summer, een
formeel experiment in de trant van de Franse nouvelle vague. Daarna schreef en
regisseerde Konwicki Zaduszki/Allerzielen
(1961), Salto (met Zbigniew
Cybulski; 1965),
het segment Matura/Abitur
in Les rideaux blancs (1965), Jak daleko stad, jak blisko/How Far, How
Near (1972), Dolina Issy/Issa Valley (naar
de Litouwse jeugdherinneringen van Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz; 1982) en Lawa. Opowiesc o ‘Dziadach’ Adama
Mickiewicza/Forefathers (1990). Behalve zijn eigen films schreef Konwicki
onder meer scenario’s voor Kariera/Career
(Jan Koecher, 1955), Zimowy
zmierzch/Winter Twilight (Stanislaw Lenartowicz, 1957), Matka Joannna od aniolow/Moeder Johanna van
de Engelen (naar roman van Jaroslaw Iwaszkiewicz; Jerzy Kawalerowicz,
1961), Faraon/Pharaoh (naar Boleslaw
Prus; Kawalerowicz, 1966), Jowita (naar
Stanislaw Dygat; Janusz Morgenstern, 1967), Austeria
(Kawalerowicz, 1982) en Kronika
wypadkow milosnych/Chronicle of Amorous Accidents (naar zijn eigen roman;
Wajda, 1986). Weduwnaar van de zuster van animatieregisseur Jan Lenica.
80, Parijs, 7
januari, doodgeschoten bij terroristische aanslag op Charlie Hebdo
In het
Franse protectoraat Tunesië geboren Frans cartoonist, striptekenaar,
scenarioschrijver, animator en gelegenheidsacteur. Zoon van een
Frans-Italiaanse moeder en een Poolse vader, beiden van Joodse afkomst. Tekende
vanaf 1960 cartoons voor het satirische blad Hara-Kiri en later ook voor Charlie
Hebdo en het dagblad Libération. Richtte in 1968 met Siné het
blad L’enragé op. Vermeldde meestal alleen zijn achternaam. Wolinski's strips hadden
vaak een erotische strekking en dreven de spot met liefde , gezin en relaties. Sommige
werden verfilmd, zoals Le cowboy (Georges
Lautner, 1985) en Elles ne pensent qu’à
ça…. (Charlotte Dubreuil, 1994).
Schreef ook mee aan de scenario’s van Le roi des cons (tevens te zien als
taxichauffeur; Claude Confortès, 1981), Aldo
et Junior (Patrick Schulmann, 1984) en Pizzaiolo
et Mozzarel (Christian Gion, 1985). Regisseerde samen met Michel Boschet de
korte animatiefilm Le pays beau (1972).
Gastrollen in Vive les femmes! (Confortès,
1984), Paulette, la pauvre petite
millardaire (Confortès, 1986) en Non
chiamarmi Omar (Sergio Staino, 1992). Hoofdpersoon van de tv-documentaire Wolinski ne pense qu’à ça (Véronique
Jacquinet, 2008). Ridder in het Legioen van Eer (2005).
Australisch steracteur, voluit Rodney Sturt Taylor. Vooral
actief in Hollywood, bij voorbeeld als de uitvinder in The Time Machine (voor het eerst top-billed; George Pal, 1960) of
in de mannelijke hoofdrol tegenover Tippi Hedren in The Birds (Alfred Hitchcock, 1963).
Robuuste en viriele filmheld,
die zijn carrière begon als etaleur en hoorspelacteur. Hij maakte zijn
filmdebuut als een Amerikaan in de Australische productie King of the Coral Sea (Lee Robinson, 1953). Daarna onder meer in Long John Silver (Byron Haskin, 1954),
voor het eerst in Hollywood met een piepklein rolletje in The Virgin Queen (Henry Koster, 1955), in de low-budgetwestern Top Gun (Ray Nazarro, 1955), Hell on Frisco Bay/Jacht zonder genade (Frank
Tuttle, 1955), World without End (Edward
Bernds, 1956), The Catered Affair (Richard
Brooks, 1956), als Sir David Karfrey in Giant
(George Stevens, 1956), zonder credit in The Rack (tegenover Paul Newman; Arnold Laven, 1956), Raintree County/De goudenregen van het geluk
(Edward Dmytryk, 1957), Step Down to
Terror (Harry Keller, 1958), Separate
Tables (Delbert Mann, 1958), Ask Any
Girl (Charles Walters, 1959), La
regina delle Amazzoni/Colossus and the Amazon Queen (top-billed; Vittorio
Sala, 1960), als Sir Francis Drake in Il
dominatore dei 7 mari/Seven Seas to Calais (top-billed; Rudolph Maté en
Primo Zeglio, 1962),
The V.I.P.s (Anthony
Asquith, 1963), tegenover Rock Hudson in A
Gathering of Eagles/Alarm voor squadron 904! (Mann, 1963), tegenover Jane
Fonda in Sunday in New York (Peter
Tewskbury, 1963), Fate is the Hunter (Ralph
Nelson, 1964), 36 Hours (George
Seaton, 1964), top-billed in de titelrol van Young Cassidy (Jack Cardiff, 1965), The Liquidator/Code nummer L (top-billed; Cardiff, 1965), tegenover
Doris Day in Do Not Disturb/Gelieve niet
te storen (Ralph Levy, 1965) en The
Glass Bottom Boat (Frank Tashlin, 1966), top-billed in Hotel (Richard Quine, 1967), de titelrol van Chuka (top-billed, tevens productie; Gordon Douglas, 1967),
The Mercenaries (top-billed; Cardiff,
1968), top-billed tegenover Christopher Plummer in Nobody Runs Forever (Ralph Thomas, 1968), The Hell with Heroes (top-billed tegenover Claudia Cardinale;
Joseph Sargent, 1968), Zabriskie Point (Michelangelo
Antonioni, 1970), Darker than
Amber/Moorden in crescendo (top-billed; Robert Clouse, 1970), The Man Who Had Power over Women (top-billed;
John Krish, 1970), tegenover John Wayne in The
Train Robbers (Burt Kennedy, 1973), Gli
eroi/The Heroes (Duccio Tessari, 1973), Trader
Horn (top-billed; Reza Badiyi, 1973), Partizani/Partisan
Captain/Moordend spervuur (top-billed; Stole Jankovic, 1974) en top-billed
tegenover Bibi Andersson in Blondy/Vortex/Germicide
(Sergio Gobbi, 1976). Terug in Australië speelde Taylor een hoofdrol in The Picture Show Man (John Power, 1977),
over een rondreizende filmvertoner.
Daarna nog in The Treasure Seekers (top-billed, tevens scenario; Henry Levin,
1979), het deels in Nederland opgenomen Seven
Graves for Rogan/A Time to Die (Matt Cimber en Joe Tornatore, 1982), het in
Australië gedraaide On the Run (top-billed;
Mende Brown, 1983), top-billed in Marbella,
un golpe de cinco estrellas (tegenover Britt Ekland; Miguel Hermoso, 1985),
het Zweeds-Canadese Mask of Murder (top-billed;
Arne Mattsson, 1988), The Point of
Betrayal (top-billed; Richard Martini, 1995), het Australische Welcome to Woop Woop (Stephan Elliott,
1997), Kaw (Sheldon Wilson, 2007) en
ten slotte als Winston Churchill in Inglourious
Basterds (Quentin Tarantino, 2009). Veel televisie, onder meer in de soap Falcon Crest (1988-90).
Frans regisseur en scenarist. Studeerde af aan de IDHEC
(1948). Bretonse verzetsman en communist won voor zijn fictiedebuut Anneaux d’or/Gouden ringen (met Claudia
Cardinale; 1959) in Berlijn de prijs voor de beste korte jeugdfilm.
FIPRESCI-prijs in Cannes voor het door hemzelf geschreven langspeelfilmdebuut Avoir 20 ans dans les Aurès (1972), over
de ervaringen van een Bretonse pacifist in het Franse leger tijdens de
Algerijnse oorlog.
Ook zijn eerste twee korte documentaires hadden een
anti-kolonialistische strekking: Afrique
50 (1950), veertig jaar verboden en aanleiding tot een gevangenisstraf van
een jaar, en Algérie en flammes (1958).
Daarna de documentaire Un peuple en marche (over de Algerijnse
vrijheidsstrijd; 1963), Classe de lutte (als
lid van de door Chris Marker opgerichte Groupe Medvedkine; 1969), een segment
van de documentaire Humain, trop humain (samen
met Louis Malle. 1972) over arbeiders in de Citroën-fabriek, het op Film
International vertoonde Quand tu disais
Valéry (over een staking in een caravanfabriek; 1975) en talrijke andere fictiefilms
en documentaires met politieke onderwerpen. De laatste was Hirochirac (1995). Ging in 1973 een maand in hongerstaking tegen
een vertoningsverbod van Octobre à Paris (Jacques
Panijel, 1972) over de politiemoord in 1961 in Parijs op tientallen Algerijnse
demonstranten. Ondersteund door filmprominenten als Varda, Resnais, Godard en
Sautet, won Vautier deze strijd.