31 mei 2014

Benedict Schillemans


67, Harderwijk, 31 mei, na een lange ziekte

Nederlands art director, decorontwerper en beeldend kunstenaar. Roepnaam: Dick. Winnaar van twee Gouden Kalveren: een vakprijs in 1984 (voor de periode sinds 1979) en voor de production design van Pietje Bell (Maria Peters, 2002). In Zeeuws-Vlaanderen geboren ontwerper volgde kunstopleidingen in Breda (St. Joost) en Amsterdam. Debuteerde als production designer van Mira (Fons Rademakers, 1971) en was art dirtector, production designer of decorontwerper (de omschrijving wisselt) films als Lifespan (Alexander Whitelaw, 1975), Flanagan (Adriaan Ditvoorst, 1975), Keetje Tippel (samen met Roland de Groot; Paul Verhoeven, 1975), Max Havelaar (Rademakers, 1976), de Amsterdamse locaties van Barocco (André Téchiné, 1976),
Dokter Vlimmen (Guido Pieters, 1977), Mysteries (Paul de Lussanet, 1978), Doodzonde (René van Nie, 1978), Spetters (Verhoeven, 1980), Van de koele meren des doods (Nouchka van Brakel, 1982), De zwarte ruiter (Wim Verstappen, 1983), De Anna (Erik van Zuylen, 1983), Ciske de Rat (Pieters, 1984), De ijssalon (Dimitri Frenkel Frank, 1985), De deur van het huis (Heddy Honigmann en Angiola Janigro, 1985), Op hoop van zegen (Pieters, 1986),
Hersenschimmen (Honigmann, 1988), Amsterdamned (Dick Maas, 1988), Quatre mains (Hans Fels, 1989), Wings of Fame (Otakar Votocek, 1990), De onfatsoenlijke vrouw (Ben Verbong, 1991), The Hollywood Sign (Sönke Wortmann, 2001), The Discovery of Heaven/De ontdekking van de hemel (Jeroen Krabbé, 2001), Snapshots (Rudolf van den Berg, 2002), SuperTex (Jan Schütte, 2003), Deuce Bigalow: European Gigolo (Mike Bigelow,  2005), Amsterdam (Ivo Van Hove, 2009), Tirza (Van den Berg, 2010) en de telefilms De uitverkorene (Theu Boermans, 2006) en Taartman (Annemarie van de Mond, 2009). Vertelt over zijn vak en de pioniersfunctie die hij in Nederland vervulde, in het eerste deel van de documentaireserie Allemaal Film (Leo de Boer, 2007).


30 mei 2014

Hanna Maron


90, Tel Aviv, 30 mei, natuurlijke dood

In Duitsland geboren Israëlisch actrice, geboren als Hannele Meierzak. Een van de grootste Israëlische toneelspeelsters, vanaf 1940 bij het nationale Habima-theater. Speelde als kind onder eigen naam in twee Duitse films voor ze het land moest ontvluchten en via Frankrijk in het Britse mandaat Palestina terechtkwam. Ze was het meisje in de kring aan het begin van M , eine Stadt sucht einen Morder (Fritz Lang, 1931) 
en was te zien tegenover Hans Albers en Luise Rainer in de komedie Heut’ kommt’s drauf an (Kurt Gerron, 1933). Als bekend Israëlisch actrice zou ze curieus genoeg juist in Duitsland een been verliezen, bij een terroristische aanslag op een El-Alvliegtuig in München (1970). Het kostte haar ook haar kans op een hoofdrol in Fiddler on the Roof/Anatevka (Norman Jewison, 1970), die door Norma Crane zou worden gespeeld. Ook te zien in Israëlische producties als Doda Clara (top-billed; Avraham Heffner, 1977), het in 2010 door IFFR vertoonde Ha-ayit/The Vulture (Yaky Yosha, 1981), tegenover Gila Armagor in Kvish L’Lo Motzah/Dead End Street (Yosha, 1982), tegenover Assi Dayan in Z’man emet/The War After (Uri Barbash, 1991), Yom Yom (Amos Gitai, 1998) en Sof-shavua be-Galil/A Weekend in the Galilee (Moshe Mizrahi, 2007). In 2005 gekozen tot een van de honderd Grootste Israëliërs. Moeder van actrice Dafna Rechter.

Henning Carlsen


86, Kopenhagen, 30 mei, natuurlijke dood

Deens regisseur, scenarioschrijver, producent en editor. Kreeg internationaal grootste bekendheid door de realistische verfilming van Knut Hamsuns roman uit 1890 Sult/Hunger die in 1966 in Cannes Per Oscarsson de prijs voor beste acteur bezorgde.
Vier jaar won Carlsen in Mannheim de hoofdprijs voor zijn speelfilmdebuut, het deels illegaal in Zuid-Afrka opgenomen, semi-documentaire Dilemma/A World of Strangers (1962), naar een anti-apartheidsroman van Nadine Gordimer. De in Aalborg geboren regisseur schreef en monteerde zijn meeste films ook zelf en was vaak  de producent. Hij begon als assistent bij Minerva Film en was bioscoopdirecteur. Zijn eerste films waren documentaires in direct cinema-stijl, zoals de trilogie De gamle/The Elderly (1961), Familiebilleder/Family Pictures (1964) en Ung/Youth (1964), die mede opviel door de ritmische montage. Later maakte hij ook komedies, kostuumdrama’s, biografsche en romantische films. De bekendste van zijn lange speelfilms waren voorts het Zweedse Kattorna/The Cats (1965), de Deens-Zweedse romcom Mennesker mødes og sød musik opstår i hjertet/People Meet and Sweet Music Fills the Heart (1967),
Klabautermannen/We Are All Demons (competitie Berlijn 1969), Man sku være noget ved musikken/Oh, To be on the Bandwagon! (competitie Berlijn 1972),
 de Deens-Franse coproductie Un divorce heureux/En lykkelig skilsmisse (met Jean Rochefort, André Dussollier,  Bulle Ogier en Bernadette Lafont; 1975), de Deens-Franse biopic Oviri/Wolf at the Door (met Donald Sutherland als Paul Gauguin en Max von Sydow als August Strindberg; 1986), het Noors-Deens-Duitse Pan (weer naar Hamsun; 1995) en de Mexicaans-Spaans-Deens-Amerikaanse verfilming van Gabriel García Márquez’ Memorias de mis putas tristes/Erindring om mine bedrøvelige ludere (tevens scenario samen met Jean-Claude Carrière, met  Geraldine Chaplin en Ángela Molina; 2011). Carlsen monteerde het Noorse Arven/The Inheritance (Anja Breien, 1979).

Joan Lorring


88, Sleepy Hollow NY, 30 mei, doodsoorzaak onbekend

In Hongkong geboren Amerikaans actrice van Engels-Russische afkomst pseudoniem van Madeline Ellis. Koosnaam: Dellie. Korte tijd populair in Hollywood, vooral in etnische rollen voor Warner Bros. Oscarnominatie voor haar bijrol van een leerling van de Welshe onderwijzeres Bette Davis in The Corn Is Green (Irving Rapper, 1945). Vluchtte met haar moeder voor de Japanse invasie naar San Francisco en werkte voor de radio. Filmdebuut als 18-jarige in het pro-sovjetdrama Song of Russia (Gregory Ratoff, 1944).
Daarna als Peruaanse in The Bridge of San Luis Rey (Rowland V. Lee, 1945), Three Strangers (Jean Negulesco, 1946), The Verdict (Don Siegel, 1946), The Other Love (André De Toth, 1947), The Lost Moment (Martin Gabel, 1947),
The Gangster (Gordon Wiles, 1947), Good Sam (Leo McCarey, 1948), The Big Night (Joseph Losey, 1951) en het Italiaanse Imbarco a Mezzanotte (Losey alias Andrea Forzano, 1952). Daarna alleen televisie en een kleine rol in de film Midnight Man (Burt Lancaster en Roland Kibbee, 1974). Legde zich daarnaast toe op het bakken van brood, waar ze ook over schreef in Vogue. Weduwe van een New-Yorkse endocrinoloog.

29 mei 2014

Karlheinz Böhm


86, Grödig (Salzburg), 29 mei, ziekte van Alzheimer

In Duitsland geboren Oostenrijks acteur en weldoener. Zoon van de legendarische dirigent Karl Böhm en de oorspronkelijk Duitse sopraan Thea Linhard maakte minstens drie keer filmgeschiedenis. Bij het grote publiek zal hij voor altijd de knappe keizer Frans Jozef I blijven, tegenover Romy Schneider als keizerin Elisabeth, in de mierzoete, maar ook in Nederland immens populaire Sissi-trilogie: Sissi (Ernst Marischka, 1955), Sissi, die junge Kaiserin (Marischka, 1956) en Sissi, Schicksalsjahre einer Kaiserin/Sissi, de woelige jaren (Marischka, 1957).
Om van het bijbehorend imago van matinee-idool af te komen nam Böhm in de uit het succes resulterende internationale carrière een groot risico door de hoofdrol van een seriemoordenaar en voyeur te spelen in Peeping Tom (Michael Powell, 1960). De film werd afgemaakt door de goedesmaakpolitie en kwam zowel regisseur als hoofdrolspeler op een zekere vorm van uitsluiting te staan, al zou Martin Scorsese later het voortouw nemen in een grootscheepse rehabilitatie: een film over dodelijke blikken, bijna een cinefiel ideaal.
Uiteindelijk maakte Böhm ook in Duitsland een opvallende comeback als vaste waarde in een reeks films van Rainer Werner Fassbinder: de tv-film Martha (1974), Fontane Effi Briest (1974), Faustrecht der Freiheit (1975) en Mutter Küsters' Fahrt zum Himmel (1975).
De in 1939 met vervalste papieren, die een longziekte voorwendden, naar Zwitserland uitgeweken jongen, volgde daar de middelbare school en wilde aanvankelijk pianist worden. Toen zijn vader zag dat het talent daarvoor beperkt was, drong hij aan op studies letteren en kunstgeschiedenis, maar al op 20-jarige leeftijd maakte hij zijn filmdebuut, met een kleine rol in Der Engel mit der Posaune (Karl Hartl, 1948). Eerste officiële credit in Wienerinnen (Kurt Steinwendner, 1952). Daarna onder meer in Haus des Lebens (Hartl, 1952), een eerste grotere rol, tegenover Hildegard Knef en Erich von Stroheim, in Alraune (Arthur Maria Rabenalt, 1952), Der Weibertausch (Karl Anton, 1952), Salto Mortale (Viktor Tourjansky, 1953), Arlette erobert Paris (Tourjansky, 1953), Der unsterbliche Lump (voor het eerst top-billed; Rabenalt, 1953), Hochzeit auf Reisen (Paul Verhoeven, 1953), tegenover Ulla Jacobsson in Die heilige Lüge/…und ewig bleibt die Liebe (Wolfgang Liebeneiner, 1954), 
Die Hexe (Gustav Ucicky, 1954), een cameo in Ewiger Walzer/De levensroman van Johan Strauss (Verhoeven, 1954), Die goldene Pest (John Brahm, 1954), Ich war ein häßliches Mädchen (Liebeneiner, 1955), Unternehmen Schlafsack (Rabenalt, 1955), tegenover Maj-Britt Nilsson in de Zweeds-Duitse coproductie Sommarflickan/Schwedenmädel/Rendez-vous in Zweden (Håkan Bergström en Thomas Engel, 1955), Dunja (Josef von Báky, 1955), de titelrol in Die Ehe des Dr. med. Danwitz (Rabenalt, 1956), voor de tweede maal tegenover Schneider in Kitty und die große Welt (Alfred Weidenmann, 1956),
Nina (tegenover Anouk Aimée; Rudolf Jugert, 1956), Blaue Jungs (top-billed; Wolfgang Schleif, 1957) en Das Schloß in Tirol (top-billed; Géza von Radványi, 1957). Tegenover Serge Reggiani, Arletty en Martine Carol maakte Böhm zijn Engelstalige debuut in de Australisch-Franse coproductie The Stowaway/Le passager clandestin (Ralph Habib en Lee Robinson, 1958). Daarna Man müßte nochmal zwanzig sein/Alles voor Susanne (top-billed; Hans Quest, 1958), Das haut einen Seemann doch nicht um (top-billed; Rabenalt, 1958),  top-billed als Franz Schubert in Das Dreimäderlhaus (Marischka, 1958),
Kriegsgericht (top-billed; Kurt Meisel, 1959), La Paloma (Paul Martin, 1959), tegenover Jayne Mansfield en Christopher Lee in Too Hot to Handle (Terence Young, 1960), Der Gauner und der liebe Gott (Axel von Ambesser, 1960), The Four Horsemen of the Apocalypse (Vincente Minnelli, 1962), La croix des vivants (top-billed; Ivan Govar, 1962), tegenover Laurence Harvey in The Wonderful World of the Brothers Grimm (Henry Levin en George Pal, 1962),
Come Fly with Me (Levin, 1963), Rififi à Tokyo (top-billed; Jacques Deray, 1963), L’heure de la vérité (top-billed; Henri Calef, 1963), The Venetian Affair (Jerry Thorpe, 1967) en Schloß Hubertus (Harald Reinl, 1973). Na het verliezen van een weddenschap in het tv-programma Wetten daß richtte hij in 1981 de liefdadigheidsorganisatie Menschen für Menschen op, die vooral hulp bood in Ethiopië; dat land maakte hem in 2003 ereburger.






27 mei 2014

Helma Sanders-Brahms


73, Berlijn, 27 mei, kanker

Duits regisseur, scenarioschrijver en producent, geboren als Helma Sanders. Verre achternicht van componist Johannes Brahms, wiens naam ze in 1977 achter de hare zette. Was fotomodel en televisieomroepster (WDR), voordat ze eind jaren 60 in Italië in contact kwam met Pier Paolo Pasolini voor een interview en daarna besloot om filmmaker te worden. Maakte een reeks feministisch georiënteerde, soms autobiografische speelfilms en documentaires. De beroemdste werd Deutschland bleiche Mutter (competitie Berlijn, 1980), een vertelling over de Duitse wederopstanding na 1945 door de ogen van een zogeheten Trümmerfrau (puinruimster).
Een van de rollen wordt gespeeld door haar dochter Anna Sanders, uit een relatie met cameraman Thomas Mauch. Debuteerde met de tv-film Gewalt (1971), eerste lange speelfilm Unter dem Pflaster ist der Strand (1975). Regisseerde en schreef ook Shirins Hochzeit (1976), Heinrich (over de schrijver Von Kleist; 1977), Die Berührte (1981), Flügel und Fesseln/L’avenir d’Emilie (1985), Laputa (1987), Apfelbäume (1992), Mein Herz – Niemandem! (over dichteres Else Lasker-Schüler; 1997) en Geliebte Clara (over het componistenechtpaar Schumann-Wieck; 2008). Was te zien in kleine rollen in haar eigen films en in Der subjektive Faktor (Helke Sander. 1981). Het werk van Sanders-Brahms werd buiten Duitsland, vooral in Frankrijk, serieuzer genomen dan in eigen land. Vooral het vermengen van een betoog met persoonlijke emoties werd haar door Duitse intellectuele critici kwalijk genomen. In een interview in 2010 verklaarde ze haar ziekte uit de krenking door een gebrek aan waardering.

26 mei 2014

Anna Berger


91, New York, 26 mei, doodsoorzaak onbekend

Amerikaans bijrolactrice. Speelde vaak opstandige oudere dames, zoals de rebelse bewoomster van een verzorgingshuis Cookie Cirillo in twee afleveringen van de serie The Sopranos (2002) en een socialiste in Crimes and Misdemeanors (Woody Allen, 1989). Filmdebuut in Middle of the Night (Delbert Mann, 1959). Ook was ze de gegijzelde moeder in de metro in The Taking of Pelham One Two Three (tegenover haar oude buurjongen Walter Matthau; Joseph Sargent, 1974),
een poeliersvrouw in Hester Street (Joan Micklin Silver, 1975), weer een gijzelaar in Raid on Entebbe (Irvin Kershner, 1976), een verpleegster in Endless Love (Franco Zeffirelli, 1981), Lovesick (Marshall Brickman, 1983), The House on Carroll Street (Peter Yates, 1988), de moeder van Judd Nelson in The Dark Backward (Adam Rifkin, 1991), Mobsters/The Evil Empire (Michael Karbelnikoff, 1991), als Congreslid in Deep Cover (Bill Duke, 1992), Mother Night (Keith Gordon, 1996), als serveerster in Sunset Strip (Adam Collis, 2000), Lost Souls (Janusz Kaminski, 2000), als de moeder van Steve Buscemi in Ghost World (Terry Zwigoff, 2001), The Hebrew Hammer (Jonathan Kesselman, 2003), tegenover Adam Sandler in You Don’t Mess with the Zohan (Dennis Dugan, 2008) en Margaret (Kenneth Lonergan, 2011). Niet te verwarren met de gelijknamige Franse actrice.  

25 mei 2014

Wim Wagenaar


77, Cannes, 25 mei, natuurlijke dood

Nederlands stuntman, lijfwacht en horecaondernemer. Arrangeerde de speedbootachtervolging door de Amsterdamse grachten in Puppet on a Chain (Geoffrey Reeve, second unit en stuntregie Don Sharp, 1971) en deed dat nog eens dunnetjes over voor Agenten kennen keine Tränen/The Uranium Conspiracy (Frank G. Carroll alias Gianfranco Baldanello en Menahem Golan, 1978).
Speelde ook een kleine rol naast Paul Deen als heavy in het in Nederland opgenomen Champagne Rose är död/Champagne Rose Is Dead (Calvin Floyd, 1970). Sommige stunts van Wagenaar, zoals het op rolschaatsen aan een deltavlieger opstijgen, werden vastgelegd door filmmaker Wim van der Linden (1964). Kleurrijke Amsterdammer en boezemvriend van Jan Cremer, verhuisde in de jaren 80 naar de Côte d’Azur.

Herb Jeffries


100, Woodland Hills CA, 25 mei, hartfalen

Amerikaans zanger en acteur, pseudoniem van Umberto Valentino of Ballentino, volgens andere bronnen Herbert Jeffrey. In Detroit geboren soon van een Ierse moeder en een onbekende vader, beschreef zichzelf als ‘drie achtste Afro-Amerikaans’, maar die claim was omstreden. Jazz- en calypsozanger, soms ook songwriter. ‘Signature song’: Flamingo, dat hij bij de band van Duke Ellingtson vertolkte in de gelijknamige korte film (Josef Berne, 1942).
  Speelde hoofdrollen in enkele B-westerns, als de eerste zwarte zingende cowboy. Speelfilmdebuut (top-billed) in Harlem on the Prairie (Sam Newfield, 1937). Daarna hoofdrollen in onder meer Two-gun Man from Harlem (Richard C. Kahn, 1938), The Bronze Buckaroo (Kahn, 1939),
Harlem Rides the Range (Kahn, 1939) en Calypso Joe (Edsward Dein, 1957). Ook in Chrome and Hot Leather (Lee Frost, 1971), Portrait of a Hitman (Allan A. Buckhantz, 1979). Regisseerde en schreef de culthtriller Mundo Depravados (1967), met in de hoofdrol zijn derde echtgenote, de burlesque danseres Tempest Storm alias Annie Blanche Banks. Hoofdperoon van de korte documentaire A Colored Life: The Herb Jeffries Story (Kim Clemons en Kimberly Dunn, 2008).


Lee Chamberlin


76, Chapel Hill NC, 25 mei, kanker

Amerikaans actrice van Braziliaanse afkomst, geboren als Alverta La Pallo. Aan New York University en de Sorbonne (Franse taal- en letterkunde) opgeleide tv- en theateractrice, onder meer in de series The Electric Company (1971-73), All’s Fair (1976-77), Paris (1979-80) en de soap All My Children (1983-95). Enkele filmrollen: Up the Sandbox  (Irvin Kershner, 1972), als Madame Zenobia in Uptown Saturday Night (Sidney Poitier, 1974), Let’s Do It Again (Poitier, 1975) en Beat Street (Stan Lathan, 1984). Woonde in Parijs. Weduwe van Daniel Edward Chamberlin.

23 mei 2014

Mona Freeman


87, Beverly Hills, 23 mei, na een lange ziekte

Amerikaans actrice. Ontdekking (na verkiezing tot Miss Subways) van Howard Hughes, die haar contract doorverkocht aan Paramount. Speelde aanvankelijk vooral bobbysoxers, de bakvissen van de jaren 40, zelfs toen ze al veel ouder was. Werd zelfs in haar eerste rol, in Double Indemnity (Billy Wilder, 1944) vervangen door Jean Heather, omdat ze te jong oogde voor de rol. Debuteerde hetzelfde jaar in Till We Meet Again (Frank Borzage, 1944), daarna in films van verschillende studio’s. Onder meer Together Again (Charles Vidor, 1944), Roughly Speaking (Michael Curtiz, 1945), Junior Miss (George Seaton, 1945), Danger Signal (Robert Florey, 1945), Black Beauty (top-billed; Max Nosseck, 1946),
That Brennan Girl (Alfred Santell, 1946), Dear Ruth (William D. Russell, 1947), Mother Wore Tights/Moeder was actrice (Walter Lang, 1947), Variety Girl (George Marshall, 1947), Isn’t It Romantic? (Norman Z. McLeod, 1948), Streets of Laredo (Leslie Fenton, 1949), The Heiress/De erfgename (William Wyler, 1949), Dear Wife (Richard Haydn, 1949), I Was a Shoplifter (Charles Lamont, 1950), Copper Canyon/Revolver vechters (John Farrow, 1950), Branded/Mannen van staal (Rudolph Maté, 1950), Dear Brat (top-billed; William A. Seiter, 1951),
Darling, How Could You! (Mitchell Leisen, 1951), The Lady from Texas (Joseph Pevney, 1951), Flesh and Fury (Pevney, 1952), tegenover Dean Martin en Jerry Lewis in Jumping Jacks (Norman Taurog, 1952), Thunderbirds (John H. Auer, 1952), Angel Face (Otto Preminger, 1952), Before I Wake (top-billed; Alfred S. Rogell, 1954), Battle Cry (Raoul Walsh, 1955), The Road to Denver (Joseph Kane, 1955), Dial 999/The Way Out (top-billed; Montgomery Tully, 1955), Hold Back the Night (Allan Dwan, 1956), Huk! (John Barnwell, 1956), Dragoon Wells Massacre (Harold Schuster, 1957) en The World Was His Jury (Fred F. Sears, 1958). Daarna uitsluitend televisie. Legde zich later toe op het schilderen van portretten. Weduwe van acteur Jack Ellis.

Michael Gottlieb


69, La Cañada Flintridge CA, 23 mei, motorongeluk

Amerikaans producent, regisseur en scenarist. Jongere broer van scenarist Carl Gottlieb (Jaws) scoorde zijn grootste hit met het ook door hem geschreven regiedebuut Mannequin (1987), een komische Pygmalion-variant waarin Andrew McCarthy verliefd wordt op de door hemzelf ontworpen etalagepop (Kim Cattrall). Bij Gottliebs tweede film, het Australische The Shrimp on the Barbie/The Boyfriend from Hell (1990) ging zo veel mis, dat hij zijn naam verwijderde en Alan Smithee als regisseur op de credits terechtkwam. Daarna Mr. Nanny (met worstelaar Hulk Hogan; tevens scenario, 1993) en voor Disney A Kid in King Arthur’s Court (1995). Produceerde daarna uitsluitend videogames.

22 mei 2014

Matthew Cowles


69, Bethlehem CT, 22 mei, doodsoorzaak onbekend

Amerikaans bijrolacteur. Door New York Times omschreven als “zwart schaap” in welgestelde uitgevers- en bankiersfamilie. Opvallende, excentriek besnorde en enigszins morsige verschijning in talloze tv-series (zoals de soaps All My Children en The Bold and the Beautiful) en films: Me, Natalie (Fred Coe, 1969), They Might Be Giants (Anthony Harvey, 1971), The Hospital (Arthur Hiller, 1971), The Friends of Eddie Coyle (Peter Yates, 1973), The Happy Hooker (Nicholas Sgarro, 1975), Slap Shot (George Roy Hill, 1977), The World according to Garp (Hill, 1982), Eddie Macon’s Run (Jeff Kanew, 1983), The Money Pit (Richard Benjamin, 1986), Stars and Bars (Pat O’Connor, 1988),  Brenda Starr (Robert Ellis Miller, 1989), She’s Back (hoofdrol; Tim Kincaid, 1989), Stella (John Erman, 1990), White Fang 2: Myth of the White Wolf (Ken Olin, 1994), The Cowboy Way (Gregg Champion, 1994), The Juror (Brian Gibson, 1996), Nurse Betty (Neil LaBute, 2000), City by the Sea (Michael Caton-Jones, 2002), Season of the Hunted (hoofdrol; Ron Sperling, 2003), Trainwreck: My Life as an Idiot/American Loser (Tod Harrison Wlliams, 2007), Veronika Decides to Die (Emily Young, 2009), als pontbaas in Shutter Island (Martin Scorsese, 2010) en de nog uit te brengen korte film Family on Board (George Pogatsia, 2014). Getrouwd met actrice Christine Baranski.

18 mei 2014

Gordon Willis


82, North Falmouth MA, 18 mei, kanker

Amerikaans cameraman. In de jaren 70 en 80 invloedrijk Director of Photography, beroemd om zijn clair obscur. Maakte soms zo radicaal donkere opnamen dat collega Conrad Hall de naam Prince of Darkness voor hem bedacht. Zoon van een grimeur voor Warner Bros. in Brooklyn, was als kind al zeer geïnteresseerd in film. Wilde eerst acteur worden, daarna belichter, werd fotograaf in de luchtmacht tijdens de Koreaanse oorlog en draaide later commercials en documentaires. Eerste speelfilm als DoP was End of the Road (Aram Avakian, 1970).
Hoewel zijn films de ene Oscar na de andere wonnen, kreeg Willis lang geen enkele nominatie. Dat werd mede verklaard door zijn radicalisme en luidkeels beleden afkeer van Hollywood. Uiteindelijk werd hij genomineerd voor de zwart-witfotografie van de quasi-documentaire Zelig (Woody Allen, 1983) en het laatste deel van de trilogie The Godfather Part III (Francis Ford Coppola, 1990), na te zijn gepasseerd voor zijn baanbrekende werk in Coppola’s eerste twee delen van The Godfather-cyclus (1972 en 1974).
Zijn eerste Oscar kreeg hij in 2009, als goedmakertje, voor een imposant oeuvre (“wegens onovertroffen beheersing van licht, schaduw, kleur en beweging”). Alle films die Willis draaide, vooral tijdens de hoogtij van het nieuwe Hollywood (1970-80), zijn op zijn minst visueel interessant en hij verbaasde zich erover dat sommige regisseurs niet in beelden dachten, maar alleen in scenario’s.  Behalve de eerder genoemde films was Willis verantwoordelijk voor het beeld van The Landlord (Hal Ashby, 1970), Loving (Irvin Kershner, 1970), The People Next Door (David Greene, 1970), Klute (Alan J. Pakula, 1971), Little Murders (Alan Arkin, 1971), Bad Company (Robert Benton, 1972), Up the Sandbox (Kershner, 1972), The Paper Chase (James Bridges, 1973), The Parallax View (Pakula, 1974), The Drowning Pool (Stuart Rosenberg, 1975),  All the President’s Men (Pakula, 1976), Annie Hall (Allen, 1977), September 30, 1955 (Bridges, 1977), Interiors (Allen, 1978),
Comes a Horseman (Pakula, 1978), Manhattan (zwart-wit; Allen, 1979), Stardust Memories (Allen, 1980), Pennies from Heaven (Herbert Ross, 1981), A Midsummer Night’s Sex Comedy (Allen, 1982), Broadway Danny Rose (Allen, 1984), The Purple Rose of Cairo (gedeeltelijk zwart-wit; Allen, 1985), Perfect (Bridges, 1985), The Money Pit (Richard Benjamin, 1986), The Pick-Up Artist (James Toback, 1987), Bright Lights, Big City (Bridges, 1988), Presumed Innocent (Pakula, 1990), Malice (Harold Becker, 1993) en The Devil’s Own (Pakula, 1997). Willis regisseerde één enkele film, de lesbische thriller Windows (1980), die hij zelf achteraf “een vergissing” noemde.
Hij was niet de enige: de film kreeg vijf nominaties voor een Golden Raspberry (waaronder slechtste regie) en werd beschuldigd van een homofobe strekking. Willis komt aan het woord in documentaires als Visions of Light (Arnold Glassman, Todd McCarthy en Stuart Samuels, 1992), Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex, Drugs and Rock ‘n’ Roll Generation Saved Hollywood (naar het gelijknamige boek van Peter Biskind; Kenneth Bowser, 2003), Cinematographer Style (Jon Fauer, 2006) en Woody Allen, A Documentary (Robert B. Weide, 2012).



17 mei 2014

Hansjürgen Pohland


79, nabij Mandelieu-la Napoule (Alpes-Maritimes), 17 mei, acuut hartfalen na het zwemmen in zee

Duits producent en regisseur, ook wel Jason Pohland. Een van de ondertekenaars van het Oberhausener Manifest (1962), dat de aanzet gaf tot het succes van een nieuwe generatie Duitse filmmakers. Was in 1956 begonnen als maker van korte documentaires en opdrachtfilms, die hij ook produceerde. Eerste lange documentaire was Tobby (1961), eerste lange speelfilm de verfilming van Günter Grass’ Katz und Maus (1967), met hoofdrollen voor Lars en Peter Brandt, zonen van de latere bondskanselier Willy Brandt. In Nederland werd Pohland vooral bekend als co-regisseur van Love and Music/Stamping Ground (1971), de documentaire over het eerste grote Nederlandse popfestival, in Rotterdam-Kralingen. De andere regisseur, George Sluizer, was overigens zeer slecht te spreken over de samenwerking met de lastige Pohland en claimde achteraf de film feitelijk alleen te hebben geregisseerd. Tot Pohlands overige films behoren Tamara (tevens scenario; 1968), het in Nigeria opgenomen Things Fall Apart (1971) en de televisiedocumentaire Die Rebellen von Oberhausen (2012). Behalve vrijwel al zijn eigen films produceerde Pohland ook Der Zweite Frühling (Ulli Lommel, 1975), Ausgerechnet Bananen (Lommel, 1978), Heaven and Earth (Lommel, 1987) en September Song (Lommel, 2001).

13 mei 2014

Malik Bendjelloul


36, Solna (Stockholm), 13 mei, zelfdoding

Zweeds documentairemaker. Schrijver, producent, regisseur en editor van de documentaire Searching for Sugar Man (2012) over de speurtocht van twee Zuid-Afrikaanse fans naar de schijnbaar verdwenen Amerikaanse muzikant Sixto Rodriguez. Na een succesvolle ontvangst in Sundance werd de over een lange periode moeizaam tot stand gekomen producties de lieveling van vele festivals en won uiteindelijk ook een Oscar. Een klein deel werd om budgettaire redenen opgenomen met een iPhone. Het was na enkele portretten van andere rockmuzikanten de eerste voltooide lange film van televisiejournalist Bendjelloul, de in Zweden geboren zoon van een oorspronkelijk Algerijnse arts en een Zweedse schilderes. Als kind speelde hij een rol in de door zijn oom geregisseerde tv-serie Ebba och Didrik (Peter Schildt, 1990). Bendjelloul leed al geruime tijd aan depressies.

12 mei 2014

H.R. Giger


74, Zürich, 12 mei, gevolgen van een val

Zwitsers ontwerper en regisseur, voluit Hans Rudolf (Hansruedi) Giger. Won een Oscar voor zijn aandeel in de visual effects van Alien (Ridley Scott, 1978). Hij ontwierp daarin de buitenaardse monsters, die zouden terugkeren in de vervolgfilms Aliens (James Cameron, 1986), Alien3 (David Fincher, 1993) en Alien Resurrection (Jean-Pierre Jeunet, 1997).
Ook was Giger de vormgever van de nooit tot stand gekomen verfilming van Frank Herberts Dune in de jaren 70 en vertelt daarover in de documentaire Jodorowsky’s Dune (Frank Pavich, 2013). Ook ontwierp hij de trein in Species (Roger Donaldson, 1995) en Species II (Peter Medak, 1998), alsmede de buitenaardsen in AVP: Alien vs. Predator (Paul W.S. Anderson, 2004) en het vervolg AVPR: Alien vs Predator – Requiem (The Brothers Strause, 2007). Tevens trad Giger op als creatief adviseur bij de horrorkomedie Kondom des Grauens (Martin Walz, 1996) en ontwierp hij de kunstcollectie in de game Dark Seed (1992). Tevens conceptuele bijdragen aan films als Poltergeist II: The Other Side (Brian Gibson, 1986) en Prometheus (Scott, 2012). Giger regisseerde samen met Fredi M. Murer de korte films High en Heimkiller (1967),
de documentaire Swiss Made (samen met Murer, Fritz Maeder en Yves Yersin, 1968), het korte Tagtraum (1973) en de korte documentaires Giger’s Necronomicon (samen met J.J. Wittmer, 1975), Giger’s Alien (samen  met Wittmer, 1979) en A New Face of Debbie Harry (1982). Giger ontwierp vele hoezen van popalbums, onder meer van Harry en van Emerson, Lake & Palmer. Er is een speciaal museum aan zijn kunst gewijd, in Gruyères (kanton Fribourg).

10 mei 2014

André Popp


90, Puteaux (Hauts-de-Seine), 10 mei, natuurlijke dood

Frans componist en arrangeur. Schreef twee klassieke liedjes voor het Eurovisie Songfestival: de door Jacqueline Boyer gezongen winnaar Tom Pillibi (1960) en het  in 1967 als vierde geëindigde L’amour est bleu (Vicky Leandros voor Luxemburg), dat in de instrumentele versie van het orkest van Paul Mauriat de eerste plaats haalde van de hitparade in onder meer de VS en Nederland.
Begonnen als kerkorganist, daarna barpianist en arrangeur bij de radio. Werkte vaak samen met zangeres Juliette Gréco. Schreef in 1956 het educatieve muzikale sprookje Piccolo, Saxo et Compagnie ou la petite histoire d’un grand orchestre dat ook bewerkt werd tot lange animatiefilm (Éric Gutierrez en Marco Villamazar, 2006), alsmede het thema-album Delirium in HiFi (1957). Zijn oorspronkelijk voor Marie Laforêt geschreven liedje Mon amour, mon ami wordt gezongen door Virginie Ledoyen in 8 femmes (François Ozon, 2002).
Schreef soundtracks voor films als Les lavandières du Portugal (Pierre Gaspard-Huit en Ramón Torrado, 1957), Le petit prof (Carlo Rim, 1959), Tintin et le Mystère de la Toison d’Or/Kuifje en het Geheim van het Gulden Vlies (Jean-Jacques Vierne, 1961), Deux heures à tuer (Ivan Govar, 1966), Papa, les petits bateaux (Nelly Kaplan, 1973) en de korte film Julia et les hommes (Thierry Jousse, 2003).


06 mei 2014

Antony Hopkins


93, Ashridge (Hertfordshire), 6 mei, doodsoorzaak onbekend

Engels componist, pianist en dirigent, geboren als Ernest William Antony Reynolds, op zijn vijfde geadopteerd door de familie Hopkins. Schreef opera’s, oratoria, theater- en hoorspelmuziek, maar stond bekend om de snelheid waarmee hij filmscores componeerde. De belangrjkste was voor Billy Budd (Peter Ustinov, 1962), de eerste voor Vice Versa (Ustinov, 1948).
Voorts onder meer It’s Hard to Be Good (Jeffrey Dell, 1948), Here Come the Huggetts (Ken Anakin, 1948) en de vervolgen Vote for Huggett (Annakin, 1949) en The Huggetts Abroad (Annakin, 1949), Time, Gentlemen, Please! (Lewis Gilbert, 1952), The Pickwick Papers (Noel Langley, 1952), Decameron Nights (Hugo Fregonese, 1953), 
Johnny on the Run (Gilbert, 1953), Child’s Play (Margaret Thomson, 1954), Cast a Dark Shadow (Gilbert, 1955), The Blue Peter (Wolf Rilla, 1955), The Angel Who Pawned Her Harp (Alan Bromly, 1956) en Seven Thunders (Fregonese, 1957). Schreef en trad op als verteller in de korte documentaire John and the Magic Music Man (Ciarin Scott, 1976), over de vader van de regisseur, architect Michael Scott.  Hield een wekelijks radiopraatje voor de BBC onder de titel Talking about Music (1948-92) en schreef een groot aantal educatieve boeken over muziek. Niet te verwarren met acteur en componist Sir Anthony Hopkins.