85, Amsterdam, 2
november, alvleesklierkanker
Nederlands acteur en komiek, eigenlijk Richard de Gooijer. Won drie Gouden Kalveren als beste acteur: een oeuvreprijs naar aanleiding van Sabine (René van Nie, 1982), voor Hoogste tijd (Frans Weisz,
1995) en Madelief: Krassen in het
tafelblad (Ineke Houtman, 1998). De eerste weigerde hij te accepteren en
schonk hij aan collega Rutger Hauer, zijn tegenspeler in Grijpstra en De Gier (Wim Verstappen, 1979). De tweede gooide hij op de A2
uit de auto, hetgeen vastgelegd werd in een klassiek geworden scène uit het
tv-programma Taxi met Maarten Spanjer.
In zekere zin zou je De Gooyer
de eerste professionele Nederlandse filmacteur kunnen noemen. Hij volgde een
acteeropleiding in Berlijn aan de UFA-academie
(1959-61) en speelde een kleine rol in de Duitse film Schachnovelle (Gerd Oswald,
1960), maar besteedde ook veel tijd aan een bijbaantje als spion voor de CIA in
Oost-Berlijn. Het was niet zijn eerste internationale
filmrol, want hij was ook al te zien in de reeks in Nederland opgenomen
middellange spionagefilms Secret File, USA (1955).
De gereformeerde Utrechtse bakkerszoon was in 1944 de frontlinie overgestoken
om dienst te nemen in het Britse leger. Daarna werkte hij als radioverslaggever
en komiek, bijvoorbeeld in de creatie van de plat Utrechts pratende Bartels
voor het radioprogramma Showboat (AVRO). Zijn officiële filmdebuut was
als pianist in Het wonderlijke leven van
Willem Parel (Gerard Rutten, 1955).
De grootste bekendheid verwierf Rijk als de helft van een
komisch duo met Johnny Kraaykamp, sterren van radio,
tv en grammofoonplaat. Ze maakten samen de geflopte klucht Geen paniek (Ko Koedijk, 1973) en een allegorische episode in het
vierluik naar Heere Heeresma’s
Zwaarmoedige verhalen voor bij de
centrale verwarming, getiteld Een
winkelier keert niet weerom (Nouchka van Brakel,
1975). Tegen die tijd had De Gooyer echter ook al
faam verworven als zelfstandig filmacteur, met hoofdrollen in bijvoorbeeld Kleren maken de man (Georg Jacoby, 1957), Rififi in Amsterdam (John
Korporaal, 1962), De blanke slavin (Renee
Daalder, 1969) en vooral de twee misdaadfilms van Weisz,
De inbreker (1972) en Naakt over de schutting (1973). Ook trad
hij af en toe op in een internationale productie, zoals The Wilby Conspiracy
(Ralph Nelson, 1975), Nosferatu: Phantom der Nacht (Werner Herzog,
1979), The Lucky Star (Max Fischer, 1980) en Seven Graves for Rogan/A
Time to Die (Matt Cimber, 1982). Voortbouwend op
zijn vroege ervaringen werd De Gooyer, vooral na De inbreker, een van de herkenbare
gezichten van de eerste bloeiperiode van de Nederlandse speelfilm, de jaren 70.
Hij speelde vaak rechercheurs, vaderfiguren of, een geheim genoegen, foute
Nederlanders of Duitse SD’ers in films over de Tweede
Wereldoorlog.
Zijn filmografie bevat voorts titels als Rufus (Samuel Meyering,
1975), Soldaat van Oranje (Paul
Verhoeven, 1977), De mantel der liefde (Adriaan
Ditvoorst, 1978), Het
verboden bacchanaal (Verstappen, 1981), Een
vlucht regenwulpen (Ate de Jong, 1981), de korte
film Rigor mortis (Dick Maas.
1981), Twee vorstinnen en een vorst (Otto Jongerius,
1981), Het 30 april-gevoel
(Jurriën Rood, 1981), Hoge hakken, echte liefde (Dimitri Frenkel Frank, 1981), Vroeger
kon je lachen (Bert Haanstra, 1983),
De zwarte ruiter (Verstappen, 1983), An Bloem (Peter Oosthoek, 1983), Schatjes! (Ruud van Hemert, 1984), Ciske de Rat (Guido
Pieters, 1984), De prooi (Vivian
Pieters, 1985), In de schaduw van de
overwinning (De Jong, 1986), Mama is
boos! (Van Hemert, 1986), Op hoop van
zegen (Pieters, 1986), De ratelrat (Verstappen,
1987), Leedvermaak (Weisz, 1987), De
avonden (Rudolf van den Berg, 1989), Bij
nader inzien (Weisz, 1991), Filmpje! (Paul Ruven, 1995), De jurk (Alex van Warmerdam, 1996), De bal (Danny Deprez,
1999) en Qui vive (Weisz, 2001). Zijn laatste rol was in het slot van het
drieluik naar stukken van Judith Herzberg, Happy End (Weisz,
2009).
De Gooyer was ook de
hoofdrolspeler in een aantal televisieseries, zoals De Brekers (1985-88), Beppie (1989), In voor- en tegenspoed (1991-95) en Schoon goed (1999). Samen met Eelke de Jong schreef hij voor HP een fictief dagboek van een
vermoeide journalist, dat voor televisie werd bewerkt tot de serie De eenzame oorlog van Koos Tak (1996).
Over de non-conformistische levenswandel van de acteur, als practical joker en
kroegtijger op De Kring, bestaan talloze anekdotes.