29 april 2014

Bob Hoskins


71, Engeland, 29 april, longontsteking en ziekte van Parkinson

Engels steracteur, regisseur, scenarist en producent. Won BAFTA en acteursprijs in Cannes, alsmede een Oscarnominatie, voor zijn rol van de chauffeur van een escortdame in Mona Lisa (Neil Jordan, 1986). Aanvankelijk kruier, vrachtwagenchauffeur en glazenwasser, voordat hij per ongeluk een rol in een theaterproductie kreeg. Ontwikkelde zich tot een veelzijdig vertolker van vooral gangsters en Cockney-personages, iets agressiever en lichamelijker dan de eerder in hetzelfde domein opererende Michael Caine. Vaak ook geïnspireerd door de verhalen die zijn Roma-grootmoeder hem vertelde, met name in de eerste film die hij regisseerde en schreef, het magische The Raggedy Rawney (1988).
Bij het grote publiek vooral bekend door enkele rollen in grote Hollywoodproducties, top-billed als Eddie Valiant in de stripfilm Who Framed Roger Rabbit? (top-billed; Robert Zemeckis, 1988), als Smee in Hook (Steven Spielberg, 1991) en als Mario Mario in het op het gelijknamige videospelletje gebaseerde Super Mario Bros. (top-billed; Annabel Jankel en Rocky Morton, 1993). Maakte zeer bescheiden filmdebuut als sergeant in de legerklucht Up the Front (Bob Kellet, 1972). Na The National Health (Jack Gold, 1973), Inserts (John Byrum, 1974) en Royal Flash (Richard Lester, 1975), viel Hoskins voor het eerst internationaal op door de hoofdrol van een verkoper van bladmuziek in de door Dennis Potter geschreven tv-serie Pennies from Heaven (Piers Haggard, 1978). Daarop volgde de oorlogsfilm Zulu Dawn (Douglas Hickox, 1979) en vooral de hoofdrol van een bedreigde Londense gangster in de klassieke Britse misdaadfilm The Long Good Friday (John Mackenzie, 1980).
Vervolgens speelde hij een rockmanager in Pink Floyd the Wall (Alan Parker, 1982), tegenover Caine in Graham Greenes The Honorary Consul (Mackenzie, 1983), als inspecteur in Lassiter (Roger Young, 1984), zijn Amerikaanse debuut The Cotton Club (Francis Coppola, 1984), het raadselachtige Brazil (Terry Gilliam, 1985), in de titelrol van de tv-film Mussolini and I (tegenover Anthony Hopkins en Susan Sarandon; Alberto Negrin, 1985), Sweet Liberty (Alan Alda, 1986), als priester tegenover Mickey Rourke in A Prayer for the Dying (Mike Hodges, 1987), tegenover Maggie Smith in The Lonely Passion of Judith Hearne (Jack Clayton, 1987), als racistische politieman in Heart Condition (tegenover Denzel Washington; James D. Parriott, 1990), tegenover Cher in Mermaids (Richard Benjamin, 1990), de thriller Shattered (Wolfgang Petersen, 1991), top-billed in The Favour, the Watch and the Very Big Fish (Ben Lewin, 1991),
als KGB-chef Beria in The Inner Circle (Andrei Konchalovsky, 1991), de zwarte komedie Passed Away (top-billed; Charlie Peters, 1992), een gastrol tegenover Caine in Blue Ice (Russell Mulcahy, 1992), top-billed in de korte, stille klucht The Big Freeze (Eric Sykes, 1993), als FBI-chef J. Edgar Hoover in Nixon (Oliver Stone, 1995), top-billed in de verfilming van Joseph Conrads The Secret Agent (Christopher Hampton, 1996), tegenover John Travolta in Michael (Nora Ephron, 1996), als bokstrainer in Twenty Four Seven (Shane Meadows, 1997), als zichzelf tegenover the Spice Girls in Spice World (Bob Spiers, 1997), Cousin Bette (naar Honoré de Balzac; Des McAnuff, 1998), Parting Shots (Michael Winner, 1998), top-billed in Felicia’s Journey (Atom Egoyan, 1999),
top-billed als Captain Jack (Robert Young, 1999), de komedie American Virgin (Jean-Pierre Marois, 1999), een gastrol in A Room for Romeo Brass (Meadows, 1999), The White River Kid (top-billed; Arne Glimcher, 1999), de titelrol van de Panamese dictator in de tv-film Noriega: God’s Favorite (Roger Spottiswoode, 2000), als Nikita Chroesjtsjov in Enemy at the Gates (Jean-Jacques Annaud, 2001), tegenover Caine in Last Orders (Fred Schepisi, 2001), Maid in Manhattan (Wayne Wang, 2002), als paus Johannes XXIII in de tv-film Il papa buono (Ricky Tognazzi, 2003), The Sleeping Dictionary (Guy Jenkin, 2003), Vanity Fair (Mira Nair, 2004), Beyond the Sea (Kevin Spacey, 2004), tegenover Jet Li in Unleashed (Louis Leterrier, 2005), als Odin in Son of the Mask (Lawrence Guterman, 2005), tegenover Judi Dench in Mrs Henderson Presents (Stephen Frears, 2005),
als psychiater in Stay (Marc Forster, 2005), het segment Pigalle in Paris je t’aime (Richard LaGravenese, 2006), Hollywoodland (Allen Coulter, 2006), Outlaw (Nick Love, 2007), Go Go Tales (Abel Ferrara, 2007), Doomsday (Neil Marshall, 2008), A Christmas Carol (Zemeckis, 2009), Made in Dagenham (Nigel Cole, 2010), Will (Ellen Perry, 2011) en Snow White and the Huntsman (Rupert Sanders, 2012). Regisseerde na zijn veelbelovende debuut nog de familiefilm Rainbow (tevens hoofdrol; 1995) en het segment My Father the Liar in Tube Tales (1999).






27 april 2014

Andréa Parisy


78, Parijs, 27 april, natuurlijke dood

Frans actrice en zangeres, eigenlijk Andrée Parizy. Speelde vaak opstandige dames uit de burgerij. Het bekendst geworden door enkele van haar rollen tegenover Louis de Funès, als non in La grande vadrouille/Samen uit, samen thuis (Gérard Oury, 1966) en als de echtgenote van industrieel De Funès in Le petit baigneur/Zo gezegd, zo gedaan (Robert Dhéry, 1968). Debuteerde met piepkleine rol in Les compagnes de la nuit (Ralph Habib, 1953). Onder meer in Escalier de service (als dochter van De Funès; Carlo Rim, 1954), het Brigitte Bardot-vehikel Futures vedettes (Marc Allégret, 1955), Bébés à gogo (met De Funès; Paul Mesnier, 1956),
als manicure in Paris, Palace Hôtel (Henri Verneuil, 1956), een hoofdrol als rijke erfgename en feestbeest op de ‘rive gauche’ in Les tricheurs (Marcel Carné, 1958), L’ambitieuse (Yves Allégret, 1959), tegenover Lino Ventura in 125 Rue Montmartre (Gilles Grangier, 1959), het Duitse Stefanie in Rio (Curtis Bernhardt, 1960), Le rendez-vous (Jean Delannoy, 1961), als liftster in Les petits matins (Jacqueline Audry, 1962), tegenover Maurice Ronet in Portrait-robot (Paul Paviot, 1962), als stripper in Dragées au poivre (Jacques Baratier, 1963), tegenover Ventura en Jean-Paul Belmondo in Cent mille dollars au soleil (Verneuil, 1964), Les bons vivants (segment van Grangier, 1965), als prinses Stephanie in Mayerling (Terence Young, 1968), tegenover Serge Gainsbourg en Jane Birkin in Slogan (Pierre Grimblat, 1969), La gueule de l’autre (Pierre Tchernia, 1979), het haremdrama The Favorite/Intimate Power (Jack Smight, 1989) en als schoonmoeder van Isabelle Huppert in Pas de scandale (Benoît Jacquot, 1999).

Micheline Dax


90, Parijs, 27 april, doodsoorzaak onbekend

Frans actrice, comédienne, zangeres en kunstfluiter, pseudoniem van Micheline Etevenon. Lange carrière in (populaire) film, televisie en theater, ook als stemactrice. Debuteerde in de komedie Branquignol (Robert Dhéry, 1949). Voorts onder meer Rue de l’Estrapade (Jacques Becker, 1953), als snob in Femmes de Paris (Jean Boyer, 1953), Si Paris nous était conté (Sacha Guitry, 1956), tegenover Fernandel in Don Juan (John Berry, 1956), een hoofdrol in Courte tête (Norbert Carbonnaux, 1956), L’ami de la famille (Jacques Pinoteau, 1957), een hoofdrol tegenover Darry Cowl in Ce joli monde (Carlo Rim, 1957),
Sacrée jeunesse (André Berthomieu, 1958), Messieurs les ronds de cuir (Henri Diamant-Berger, 1959), La française et l’amour (segment van Henri Decoin, 1960), Le pavé de Paris/Trottoirmeisjes van Parijs (Decoin, 1961), C’est pas moi, c’est l’autre (Boyer, 1962), Paris vu par… (segment Jean-Daniel Pollet, 1965), tegenover Jean-Paul Belmondo in Tendre voyou (Jean Becker, 1966), Le grand bidule (Raoul André, 1967), La honte de la famille (Richard Balducci, 1969), Ces messieurs de la gâchette (André, 1970), L’événement le plus important depuis que l’homme a marché sur la lune (Jacques Demy, 1973),
LA dernière bourrée à Paris (André, 1973), Vos gueules les mouettes! (Dhéry, 1974), Le pied!... (Pierre Unia, 1975), L’acrobate (Pollet, 1976), als kolonel in de legerklucht Le grand fanfaron (Philippe Clair, 1976), Pentimento (Tonie Marshall, 1989), Les clés du paradis (Philippe de Broca, 1991), La joie de vivre (Roger Guillot, 1993), Violetta la reine de la moto (Guy Jacques, 1997), L’ex-femme de ma vie (Josiane Balasko, 2004), Bancs publics – Versailles rive droite (Bruno Podalydès, 2009) en La femme invisible (Agathe Teyssier, 2009). Leende in de originele versie van tekenfilms onder meer haar stem aan Cleopatra in Astérix et Cléopâtre (René Goscinny en Albert Uderzo, 1968), Bianca Castafiore in Tintin et le lac aux requins/Kuifje en het Haaienmeer (Raymond Leblanc, 1972) en Calamity Jane in de tv-serie Lucky Luke (Joseph Barbera, William Hanna en Morris, 1984).Ook de Franse stem van miss Piggy en juffrouw Ooievaar. Gescheiden van acteur Jacques Bodoin.



26 april 2014

Albert van der Wildt


71, Amsterdam, 26 april, kanker

Nederlands cameraman en documentaireregisseur. Studeerde in 1965 af aan de Filmacademie, als cameraman van de eindexamenfilm Huuh, huuh (Patrick LeBon, 1965). Assistent-camera bij films van Wim Verstappen, Frans Weisz, Rein Bloem, Jacques Tati, Erik van Zuylen en Harry Kümel. Ging in 1971 een jaar op stage in Canada. Maakte deel uit van het collectief Amsterdams Stadsjournaal (1974-84). Later veel gevraagd als cameraman van speelfilms en documentaires, vanwege zijn precisie en creatieve blik, zeker als het om zaken van leven en dood gaat. Draaide onder meer baanbrekende speelfilms als Gouden Leeuwwinnaar De smaak van water (Orlow Seunke, 1982) en het geraffineerde De witte waan (Adriaan Ditvoorst, 1984).
Regisseerde ook zelf enkele documentaires, waaronder het met een Gouden Kalf bekroonde, autobiografische Beeld van een kind (tevens camera; 1989) over de wiegendood van zijn zoon Sven. Eerste film als zelfstandig cameraman: het documentaire porrtret Hans Scharoun (Wim van der Velde en George Sluizer, 1970). Debuteerde in de bioscoop als een van de vier cameralieden van de Werkteater-film Toestanden (naast Fred Brinkman, Ruud van Buren en Mat van Hensbergen; Thijs Chanowski, 1976). Draaide ook de lange speelfilms Hellegat (samen met Dominique DeRuddere en Yetty Faes; LeBon, 1980) en De Stille Oceaan (Digna Sinke, 1984), de korte fictiefilms Nestwarmte (naast Brinkman; Chanowski, 1981) en De paardentekenaar (Chanowski, 1983) en de live action in de korte animatiefilms Haast een hand (Jacques Overtoom, Peter Sweenen en Gerrit van Dijk, 1983) en A Good Turn Daily (Van Dijk, 1983). De grootste specialiteit van Van der Wildt bleef toch de documentaire. Zo was hij een van de operators van Bert Haanstra bij diens Een monument voor een gorilla (1987) en een van de vier cameralieden bij het ingenieuze Een zaak van niveau (Louis van Gasteren, 1989), naast Deen van der Zaken, Dirk Teenstra en Jos van Schoor.
Andere documentaires met camerawerk van Van der Wildt waren Bericht uit Khartoum (Van Gasteren, 1971), Een schijn van twijfel (naast Paul van Arnhem Verhoeven en Anton van Munster; Rolf Orthel, 1975), Dr Eduard Wirths, SS-arts in Auschwitz (Orthel, 1975), Diploma’s: geen (Kees Hin, 1975),  Het nieuwe paradijs (Tom d’Angremond, 1975), Abortus doe je niet zomaar (Hillie Molenaar, 1976), Vorm in het platte vlak (Christa van Santen, 1977), Sempre piu’ difficile (D’Angremond, 1981), De prijs van ons voedsel (Han Kooiman voor collectief De Rode Lantaren; 1981), Hiroshima is overal (Lou Brouwers, 1981), Donna – Vrouwen in verzet (Yvonne Scholten, 1981), De Amerikaanse Droom (George Sluizer, 1982),  Chup Tu – Trouwen op z’n Hindostaans in Nederland (Fons Grasveld, 1984), De tweede generatie (samen met Alex Boon; Ton Vriens, 1984), Tussen veertig en zestig (Elisabeth van Dorp, 1984), Nieuwe Golf (Sinke, 1985), We gaan door (Ton Aarden, 1985), Museumplein (Gerard d’Olivat, 1985), In de bouw (Menno Euwe, 1985), Dekmantel (Dan Blokker, 1985), Beeld voor beeld (over animatiefilm in Nederland; Nico Crama, 1985),
Boulevard of Broken Dreams (tevens scenario; Derek May, 1988), Youri Egorov (1954-1988) (Eline Flipse, 1989), Het Gibraltar van het Noorden (over Den Helder; D’Olivat, 1990), Amadeu, Amadeu! (Karin Jünger, 1993), Wakers en dromers (Annette Apon, 1994), De zon heeft alles gezien (Hin, 1994), Een winter in Zuiderwoude (Apon, 1994), de veelbesproken televisiedocumentaire over een euthanasie Dood op verzoek (Maarten Nederhorst, 1994), Heengaan en thuiskomen (Annegriet Wietsma, 1996), Eight Days a Week (over Van Dijk; Erik Willems, 1997),
Het derde kind, dagboek van een zwangerschap (naast Bernd Wouthuysen; Thom Verheul, 1997), Geest van de Werf (naast Peter Brugman; Sherman de Jesus, 1998), Steen (naast de regissseur; Willems, 1999), De lange adem van Zuilen (Esther Pennarts, 1999),  All Is Light – Jan Henderikse (De Jesus, 2001), De vervalsing (naast Jet Homoet en Mauricio Rubinstein; Arjanne Laan, 2001), Het gaatje (Rimko Haanstra, 2002), De tijd op je hielen (naast Alex de Waal; De Jesus, 2003), Omstreden vrijheid/Abortion – Right or Wrong (De Jesus, 2005), Jan Schoonhoven – Beambte 18977 (De Jesus, 2005) en Hand voet in omhelzing (naast de regisseur; Van Munster, 2006). Ook draaide hij de door hemzelf geregisseerde, bekroonde documentaire Passage – A Richard Erdman Sculpture (1985), evenals Y es nuestra (Van der Wildt, 1983) over de Aymara in Noord-Chili. Behalve in Beeld van een kind was Van der Wildt ook zelf in beeld in Noordeinde-Zuideinde (D’Olivat, 1990). Het archief van Albert van der Wildt schonk hij in 2006 aan EYE.

 





24 april 2014

Michel Lang


74, Deauville, 24 april, complicaties bij ziekte van Alzheimer

Frans regisseur en scenarioschrijver. Voormalig assistent van publieksfilmers als Jacques Besnard, André Hunebelle en Henri Verneuil, scoorde als regisseur-scenarist zelf enkele hits, veelal puberkomedies. Het grootste succes was zijn autobiografische debuut over een Britse vakantie, À nous les petites anglaises! (1976), gevolgd door onder meer Une fille cousue de fil blanc (1977),  L’hôtel de la plage (1978) en Le cadeau (1982). In totaal maakte Lang negen lange bioscoopfilms. Vanaf 1991 uitsluitend televisiewerk.

22 april 2014

Michael Glawogger


54, Monrovia, 22 april, malaria

Oostenrijks filmmaker. Zijn in vele landen opgenomen documentaire trilogie over de gevolgen van de globalisering, Megacities (1998), Workingman’s Death (2005) en Whores’ Glory (2011), maakte een triomftocht langs vele festivals, waaronder IDFA. Hij volgde een opleiding aan het San Francisco Arts Institute (1981-82) en de Filmakademie van Wenen (1983-89). Werkte veel samen met Ulrich Seidl, die net als hij de grenzen van documentaire en fictiefilm verkent. Zo regisseerde Glawogger de speelfilms Nacktschnecken (2003) en het vervolg Contact High (2009), alsmede Slumming (2006). Voorts onder meer Kino im Kopf (1996), Frankreich, wir kommen! (1999), Zur Lage: Österreich in sechs Kapiteln (samen met Seidl, Barbara Albert en Michael Sturminger, 2002), de boekverfilming Das Vaterspiel (2009),
een aflevering over Sint-Petersburg in Wim Wenders’ serie Kathedralen der Kultur (2013) en de tv-Krimi Die Frau mit einem Schuh (2014). Vanaf december 2013 draaide hij aan een Film ohne Namen, een dagboekproject en road movie, gekoppeld aan een blog voor de Süddeutsche Zeitung. Het project voerde hem van Kroatië naar Sierra Leone en Liberia, waar hij malaria opliep. De ziekte werd aanvankelijk voor tyfus aangezien, waardoor Glawogger te laat de juiste medicijnen kreeg.

20 april 2014

Jan Minkiewicz


68, Amsterdam, 20 april, onverwachts

In Zweden geboren Nederlands vertaler, journalist en vakbondsvertegenwoordiger van Poolse afkomst. Verhuisde als 2-jarige met zijn Poolse ouders van Stockholm naar Vlissingen, waar hij tweetalig opgroeide. Studeerde politieke en sociale wetenschappen (UvA). Kwam op z’n 18de voor het eerst in Polen en woonde daar in de jaren 70 enige tijd. Oprichter van de Nederlandse afdeling van de vrije vakbond Solidarnosc. Was ook contactpersoon en vertaler van de Poolse cineasten  van de ‘morele onrust’, zowel in Polen als in de politieke diaspora, die in de jaren 80 (ten tijde van de Poolse staat van beleg) vele bezoeken brachten aan Nederland, vaak ter gelegenheid van het International Film Festival Rotterdam. Onder meer begeleidde hij in Nederland steevast Krzysztof Kieslowski, Andrzej Wajda, en Agnieszka Holland.

19 april 2014

Mimi Kok


80, Amsterdam, 19 april, longziekte

Nederlands actrice., eigenlijk Maria Theresia Kok. Dochter van actrice Mimi Kok sr. werd Miss Zandvoort 1951 en kreeg daardoor een engagement bij  het theatergezelschap van Toon Hermans. Enkele vroege televisierollen, bijvoorbeeld als mannequin Bella in de eerste Nederlandse sitcom, het door Annie MG Schmidt geschreven Pension Hommeles (1957-58).  Probeerde in de VS vergeefs voet aan de grond te krijgen als film- en musicalactrice. Verwierf als televisiecomédienne vooral bekendheid door het personage van Gé Braadslee, de in verschillende series van Wim T. Schippers en Ellen Jens weerkerende echtgenote van Sjef van Oekel/Waldo van Dungen (Dolf Brouwers): Het is weer zo laat/Welkom in Waldolala (1978), De lachende scheerkwast (1981-82) en Op zoek naar Yolanda (1984).
Ook op tv in onder meer  Q & Q (als werkster; Bram van Erkel, 1974). De Fabriek (Andrew Wilson, 1981-82), tegenover André van Duin in De Ep Oorklep Show (Guus Verstraete, 1987), als Mathilde van Setten-Van der Kaap in We zijn weer thuis (Schippers en Jens, 1993-94) en de reality show Krasse knarren (2012). Filmdebuut in Paranoia (Adriaan Ditvoorst, 1967). Beroemdste filmrol: als de bakkersvrouw die met Tim Beekman een taartenorgie beleeft in De mantel der liefde (Ditvoorst, 1978). Voorts kleine rollen in Blue movie (Wim Verstappen, 1971), Frank en Eva (Pim de la Parra, 1973), Rooie Sien (Frans Weisz, 1975), Heb medelij, Jet! (Weisz, 1975), de korte film Adelbert (Dick Maas, 1977), Meneer Klomp (Otto Jongerius, 1978), Vrijdag (Hugo Claus, 1980), Twee vorstinnen en een vorst (Jongerius, 1981), Paul Chevrolet en de ultieme hallucinatie (De la Parra, 1985), als psychiater in Han de Wit (Joost Ranzijn, 1990), een zeldzame hoofdrol in de hilarische korte film Gezellig (Joost Wieman, 1992), Filmpje! (tegenover Paul de Leeuw; Paul Ruven, 1995), Cross Fate (Néstor Sanz, 2000) en de low-budget horrorfilm Terrorama! (Edwin Brienen, 2001). In Amsterdam genoot Kok enige bekendheid als barfly in kunstenaarssociëteit De Kring en als stem van de AT5-reclames voor Tuincentrum Osdorp. Oud-politica Gonny van Oudenallen (MokumMobiel, LPF) werkt aan een biografie.

17 april 2014

Gabriel García Márquez


87, Mexico-Stad, 17 april, longontsteking

Colombiaans (scenario)schrijver en journalist. Winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur in 1982 was de meest toonaangevende Latijns-Amerikaanse auteur van de 20ste eeuw. Het categoriseren van zijn werk als “magisch-realistisch” kan aanleiding geven tot misverstanden: hij koos niet zoals Europese magisch-realisten voor een kunstmatig stijlmiddel, maar beschreef de magische wereld uit zijn geboortestreek zoals hij die kende. Hij begon zijn schrijfloopbaan als journalist, ook als filmrecensent voor de Colombiaanse krant El Espectador (1954-55). Politiek balling in onder meer Cuba, de Verenigde Staten en Mexico. Was in persoonlijke en politieke vriendschap vanaf de revolutie (1959) nauw verbonden met Fidel Castro. Medeoprichter in 1986 van de Internationale Filmschool voor studenten uit ontwikkelingslanden in het Cubaanse San Antonio de los Baños. De romans van Márquez zijn vaak verfilmd, soms naar een scenario van de oorspronkelijke auteur. Zo bewerkte ‘Gabo’ het originele scenario voor Eréndira (Ruy Guerra, 1983) eerst tot een in 1978 gepubliceerde novelle.
Andere films waarvan hij zelf het scenario (mee)schreef waren de Colombiaanse korte film La langosta azul (tevens regie, samen met Álvaro Cepeda Samudio, Enrique Grau Araújo en Luis Vicens), daarna, overwegend in Mexico El gallo de oro (samen met onder meer Carlos Fuentes; Roberto Gavaldón, 1964), de western Tiempo de morir (samen met Fuentes; Arturo Ripstein, 1966), 4 contra el crimen (Sergio Véjar, 1968), Presagio (Luis Alcoriza, 1975), het Cubaanse María de mi corazón (Jaime Humberto Hermosillo, 1979), El año de la peste (Felipe Cazals, 1979),  het Spaans-Braziliaanse Fabula de la bella palomera (Guerra, 1988), Un señor muy viejo con unas alas enormas (competitie Venetië; Fernando Birri, 1988), het Cubaanse Cartas del parque (Tomás Gutiérrez Alea, 1989), het Colombiaanse Milagro en Roma (Lisandro Duque Naranjo, 1989), het Venezolaanse Un domingo feliz (Olegario Barrera, 1989), Oedipo alcalde (Jorge Alí Triana, 1996), Los niños invisibles (Naranjo, 2001) en de Argentijnse documentaire ZA 05. Lo viejo y lo nuevo (Birri, 2006).
De verfilmingen van Márquez’ romans stellen over het algemeen enigszins teleur, vooral naarmate ze dicht bij het literaire origineel blijven. Het meest interessant is wellicht de zeer vrije, Japanse bewerking van Cien años de soledad/Honderd jaar eenzaamheid, die Akira Kurosawa niet aandurfde, maar zijn meer experimenteel georiënteerde landgenoot Shuji Terayama wel: Saraba hakobune/Farewell to the Ark (competitie Cannes 1984). Andere verfilmingen waren onder meer En este pueblo na hay ladrones (Alberto Isaac, 1965),
La viuda de Montiel (competitie Berlijn; Miguel Littin, 1979), Cronaca di una morte annunciata/Kroniek van een aangekondigde dood (competitie Cannes; Francesco Rosi, 1987),  Yo soy el que tú buscas (Jaime Chávarri, 1989), El verano de la señora Forbes (Hermosillo, 1989), El coronel no tiene quien le escriba/De kolonel ontvangt geen post (Ripstein, 1999), O veneno da madrugada (naar de roman La mala hora; Guerra, 2005), Love in the Time of Cholera (Mike Newell, 2007), het Costa-Ricaanse Del amor y otros demonios (Hilda Hidalgo, 2009) en Memoria de mis putas tristes (Henning Carlsen, 2011).  Vader van de Amerikaanse regisseur, producent en cameraman Rodrigo Garcia, die ook veel afleveringen van kwalitatief hoogwaardige tv-series regisseert.


11 april 2014

Edna Doré


92, Sussex, 11 april, doodsoorzaak onbekend

Engels actrice, geboren als Edna L. Dorring. In eigen land vooral bekend door haar talloze rollen in tv-series, waarvan de bekendste was in EastEnders (1988-90), als de aan Alzheimer lijdende Mo. Won een Europese Filmprijs voor beste bijrol, eveneens van een vergeetachtige oude dame, in de bittere filmkomedie over Thatchers Engeland High Hopes (Mike Leigh, 1988). Filmdebuut in de thriller More Deadly than the Male (Robert Bucknell, 1959). Ook in films als Jungle Street (Charles Saunders, 1960), The Wind of Change (Vernon Sewell, 1961), Nil by Mouth (Gary Oldman, 1997), Les Misérables (Bille August, 1998), als bag lady in Tube Tales (segment van Bob Hoskins, 1999), in de titelrol van de korte film Diamond Lill (Joe Hutton, 2000), Goodbye Charlie Bright (Nick Love, 2001), Weak at Denise (Julian Nott, 2001), All or Nothing (Leigh, 2002) en 44 Inch Chest (Malcolm Venville, 2009). Laatste rol in Another Year (Leigh, 2010). Weduwe van acteur  en televisieregisseur Alexander Doré.

06 april 2014

Mickey Rooney


93, Westlake Village CA, 6 april, natuurlijke dood

Amerikaans filmacteur, pseudoniem van Joseph Yule jr. Met een vrijwel ononderbroken filmcarrière van 88 jaar vermoedelijk recordhouder. Zijn debuut als 6-jarige (onder de naam Mickey McBan) in de korte komedie Not to Be Trusted van regisseur Tom Buckingham werd door Fox uitgebracht op 24 oktober 1926, de première van zijn laatste film Night at the Museum 3 (Shawn Levy) wordt verwacht op 19 december 2014. IMDB vermeldt 338 filmrollen plus 208 credits als zichzelf, veelal op televisie. Na een opvallend optreden onder de naam Mickey McGuire (tevens de naam van het personage, oorspronkelijk een stripheld) in zijn eerste lange film Orchids and Ermine (Alfred Santell, 1927), werd de zoon van revueartiesten de ster van ruim zeventig naar hem vernoemde korte films, van het lang verloren gewaande, maar onlangs in Nederland door EYE hervonden Mickey’s Circus (Albert Herman, 1927) tot en met Mickey’s Medicine Man (Jesse Duffy, 1934).
De eerste helft van de reeks was stil, de eerste volledige talkie was Mickey’s Midnite Follies (Herman, 1929), nadat het publiek al eerder zijn stem had kunnen horen als het konijn Oswald in de cartoon Stage Stunts (Walter Lantz, 1929). De naam Rooney duikt voor het eerst op in Mickey’s Sideline (Duffy, 1931), nadat producent Larry Darmour een proces over de auteursrechten van de serie verloren had: zolang de hoofdrolspeler dezelfde naam droeg als het personage zou hij de stripauteurs niet hoeven te betalen, maar die redenering hield geen stand. Zelfs Mickeys moeder, Nell Yule, had  tijdelijk haar naam veranderd in McGuire, maar koos later een andere naam uit voor haar zoon, zodat hij zijn eigen gang kon gaan. De keus viel aanvankelijk op Looney, maar dat leek weer te veel op Warners Looney Tunes. In 1934 sloot Mickey Rooney een contract bij MGM, dat hem zijn grootste successen zou bezorgen. Na een paar films voor Universal, een opmerkelijke rol als Puck in de prestigieuze Warner-productie van A Midsummer Night’s Dream (William Dieterle en Max Reinhardt, 1935)
en de MGM-producties Broadway to Hollywood (Willard Mack, 1933), Manhattan Melodrama (als de jonge Clark Gable; W. S. Van Dyke, 1934), Reckless (Victor Fleming, 1935), Ah, Wilderness! (naar Eugene O’Neill; Clarence Brown, 1935), Riffraff (J. Walter Ruben, 1936) en The Devil Is a Sissy (met collega-kindersterren Freddie Bartholomew en Jackie Cooper; Van Dyke, 1936), was Rooney in A Family Affair (George B. Seitz, 1937) voor het eerst te zien als Andy Hardy. De puberzoon van rechter Hardy (Lionel Barrymore) was in de film geschreven als verluchtiging van een vrij ernstige komedie. Het bleek zo’n succes dat Rooney de ster zou worden van nog dertien Hardy-films, waarvan Love Finds Andy Hardy (Seitz, 1938) een doorbraak betekende, door de koppeling aan Judy Garland, zijn typische tegenspeelster sinds Thoroughbreds Don’t Cry/Alarm op de renbaan (Alfred E. Green, 1937).
Ze waren samen te zien in Life Begins for Andy Hardy (Seitz, 1941), maar vooral in een reeks musicals van het type backstage: jongelui dromen van een theatercarrière en slagen erin samen een musical of revue van de grond te krijgen: Babes in Arms (Oscarnominatie; Busby Berkeley, 1939), Strike Up the Band (Berkeley, 1940), Babes on Broadway (Berkeley, 1941), Girl Crazy (Norman Taurog en Berkeley, 1943) en de Hart-biopic Words and Music (Taurog, 1948). Inmiddels had Rooney in 1939 zijn eerste (speciale juvenile) Oscar gewonnen (ex aequo met Deanna Durbin). Het was een direct gevolg van het succes van het melodrama Boys Town/Jongensstad (Taurog, 1938), waarvoor tegenspeler Spencer Tracy wel een gewone Oscar won.
Rooney was al een tijdje ook in min of meer serieus werk te zien: Captains Courageous/De stormduivels (Fleming, 1937), Slaveship (Tay Garnett, 1937), Hoosier Schoolboy (William Nigh, 1937), Lord Jeff (Sam Wood, 1938), Stablemates (Wood, 1938), de titelrollen van The Adventures of Huckleberry Finn (Richard Thorpe, 1939) en Young Tom Edison/Edisons jeugd (Taurog, 1940), alsmede de sequel Men of Boys Town/Mannen van Jongensstad (Taurog, 1941). De roodharige tiener was inmiddels een volwassene geworden die inzetbaar was in vele soorten films: A Yank at Eton (top-billed; Taurog, 1942), The Human Comedy/De menselijke comedie (naar William Saroyan, tweede van vier gewone Oscarnominaties; Brown, 1943),
top-billed tegenover Elizabeth Taylor in National Velvet (Brown, 1944), in de titelrol van Killer McCoy (Roy Rowland, 1947), de musical Summer Holiday (Rouben Mamoulian, 1948), als autocoureur in The Big Wheel (Edward Ludwig, 1949), de film noir Quicksand (Irving Pichel, 1950), als rolschaatskampioen in The Fireball (Garnett, 1950),  als jazzdrummer in The Strip (Leslie Kardos, 1951),
de western My Outlaw Brother (Elliott Nugent, 1951), als passagierende matroos in All Ashore (Richard Quine, 1953), tegenover Bob Hope in Off Limits (George Marshall, 1953), A Slight Case of Larceny (Don Weis. 1953), Drive a Crooked Road (Quine, 1954), The Bridges at Toko-Ri (Mark Robson, 1954), The Atomic Kid (tevens productie; Leslie H. Martinson, 1954), The Bold and the Brave (Oscarnominatie; Lewis R. Foster, 1956) en tegenover een muilezel in Francis in the Haunted House (Charles Lamont, 1956). De rollen en vaak ook de films werden allengs wel kleiner: Operation Mad Ball (Quine, 1957), Baby Face Nelson (top-billed in de titelrol; Don Siegel, 1957),
een poging tot terugkeer naar de oude succesformule in Andy Hardy Comes Home (Howard W. Koch, 1958), de gevangenisfilm The Last Mile (Koch, 1959), Platinum High School/Trouble at Sixteen (Charles F. Haas, 1960), een gastrol in King of the Roaring 20’s: The Story of Arnold Rothstein (Joseph M. Newman, 1961), als Mr. Yunioshi in Breakfast at Tiffany’s (Blake Edwards, 1961), tegenover een pratende eend in Everything’s Ducky (Don Taylor, 1961), Requiem for a Heavyweight (Ralph Nelson, 1962),
It’s a Mad, mad, Mad, Mad World (Stanley Kramer, 1963), The Secret Invasion/Commando des doods (Roger Corman, 1964), de beach party film How to Stuff a Wild Bikini (William Asher, 1965), Ambush Bay (Ron Winston, 1966), L’arcidiavolo (Ettore Scola, 1966), Skidoo (Otto Preminger, 1968), The Extraordinary Seaman (John Frankenheimer 1969), The Comic (Carl Reiner, 1969), als waanzinnige grimeur in The Manipulator (Yabo Yablonsky, 1971),
tegenover Michael Caine in Pulp (Mike Hodges, 1972), als verteller en gastheer in That’s Entertainment! (Jack Haley Jr., 1974) en That’s Entertainment! III (Bud Friedgen en Michael J. Sheridan, 1994), alsmede Hooray for Hollywood (Sheridan, 1975), Bons baisers de Hong Kong (met les Charlots; Yvan Chiffre, 1975), als Laban in Rachel’s Man (Moshe Mizrahi, 1976), The Domino Principle (Kramer, 1977), als vuurtorenwachter in Pete’s Dragon (Don Chaffey, 1977),
The Magic of Lassie (Chaffey, 1978), Arabian Adventure (Kevin Connor, 1979), The Black Stallion (zijn vierde Oscarnominatie; Carroll Ballard, 1979),
The Emperor of Peru (Fernando Arrabal, 1982), Erik the Viking (Terry Jones, 1989), My Heroes Have Always Been Cowboys (Stuart Rosenberg, 1991), Revenge of the Red Baron (Robert Gordon, 1994), Babe: Pig in the City (George Miller, 1998), Night at the Museum (Levy, 2006), The Muppets (James Bobin, 2011) en The Woods (Michael Mandell, 2012). Officieel regisseerde Rooney twee lange speelfilms: de misdaadfilm My True Story (1951) voor Columbia en de komedie The Private Lifes of Adam and Eve (samen met Albert Zugsmith, 1960), waarin hij zelf de duivel speelde. Rooney schreef twee autobiografieën: An Autobiography (1965) en Life’s Too Short (1991). In 1983 kreeg hij een speciale Oscar voor zijn hele oeuvre. Acht keer getrouwd, onder meer met steractrices Ava Gardner en Martha Vickers.








Mary Anderson


94, Burbank CA, 6 april, beroerte

Amerikaans actrice, ook wel Bebe of Mary B. Anderson. Oudere zuster van acteur James Anderson (To Kill a Mocking Bird ). Protegee van producent David O. Selznick en een van George Cukors kandidaten om Scarlett O’Hara te spelen in Gone with the Wind/Gejaagd door de wind (1939), maar maakte na diens ontslag en vervanging door Victor Fleming haar debuut in een klein rolletje, feitelijk edelfiguratie (Maybelle Merriweather, op wie geboden wordt bij de bazaar). Haar bekendste rol zou ze spelen als de verpleegster in Lifeboat (Alfred Hitchcock, 1944); de casting was een eis van de studio (Daryl F. Zanuck/Fox). De vernedering die haar daar ten deel viel, volgens een fameuze anekdote, was het antwoord op haar vraag: “Wat is mijn beste kant, meneer Hitchcock?”  De regisseur zou hebben gezegd: “Lieverd, daar zit je op.” Overige films, voor veel verschillende studio’s: Flight Angels (Lewis Seiler, 1940), de korte film over president Lincoln A Failure at Fifty (Will Jason, 1940),
tegenover Bette Davis in All This, and Heaven Too/Episode (Anatole Litvak, 1940), Cheers for Miss Bishop (Tay Garnett, 1941), Under Age (Edward Dmytryk, 1941), Henry Aldrich for President (Hugh Bennett, 1941) en het vervolg Henry and Dizzy (Bennett, 1942), Bahama Passage (Edward H. Griffith, 1941), The Song of Bernadette (Henry King, 1943), de presidentiële biopic Wilson (King, 1944), Within These Walls (H. Bruce Humberstone, 1945), Behind Green Lights (Otto Brower, 1946), To Each His Own/Je moederhart spreekt (Mitchell Leisen, 1946), het Canadese Whispering City (Fedor Ozep, 1947), The Underworld Story (Cy Endfield, 1950), Last of the Buccaneers (Lew Landers, 1950),  Hunt the Man Down (George Archainbaud, 1950), Chicago Calling (John Reinhardt, 1951), Passage West (Lewis R. Foster, 1951), One Big Affair (Peter Godfrey, 1952), Dangerous Crossing (Joseph M. Newman, 1953), I, the Jury (Harry Essex, 1953), Jet over the Atlantic (Byron Haskin, 1959) en een cameo in Cheech and Chong’s Next Movie (Thomas Chong, 1980). Op tv was ze Catherine Harrington in het eerste seizoen van de serie Peyton Place (1964). Weduwe van cameraman Leon Shamroy.

05 april 2014

José Wilker


67, Rio de Janeiro, 5 april, hartaanval

Braziliaans acteur, producent en regisseur. Ster van een groot aantal Braziliaanse films uit de bloeitijd van de Cinema Novo, waaronder de internationale hit Dona Flor e seus dois maridos/Dona Flor and her Two Husbands (tegenover Sonia Braga; Bruno Barreto, 1976) en, top-billed als Lorde Cigano, in Bye Bye Brasil (competitie Cannes; Carlos Diegues, 1980).
Oorspronkelijk radio-omroeper en maker van politiek geëngageerd theater. Filmdebuut in A falecida/The Death (Leon Hirszman, 1965). Speelde naast talloze rollen in telenovelas (soaps) ook in films als El justicero (Nelson Pereira dos Santos, 1967), Os inconfidentes (top-billed; Joaquim Pedro de Andrade, 1972), top-billed als de filmmaker in Amor e medo (José Rubens Siqueira, 1974), top-billed in O casal (Daniel Filho, 1975), Xica da Silva (Diegues, 1976), de Italiaanse coproductie Professor Kranz tedesco di Germania (Luciano Salce, 1978), O bom burgues (top-billed; Oswaldo Caldeira, 1979), Bonitinha mas ordinária ou Otto Lara Rezende (Braz Chediak, 1981), Fonte da saudade (Marco Altberg, 1985), O homem da capa preta (top-billed; Sergio Rezende, 1986),
Um trem para as estrelas (Diegues en Tereza Gonzalez, 1987), Prisoner of Rio (Lech Majewski, 1988), het Portugese Filha da Mãe (top-billed; João Canijo, 1990), Dias melhores virão (Diegues, 1990), Medicine Man (John McTiernan, 1992), Pequeno dicionário amoroso (Sandra Werneck, 1997), For All – O trampolim da vitória (Buza Ferraz en Luiz Carlos Lacerda, 1997), Guerra de Canudos (top-billed, tevens coproducent; Rezende, 1997), de biopic Villa-Lobos, uma vida de paixão (Zelito Viana, 2000), Dead in the Water (Gustavo Lipsztein, 2002), O homem do ano/The Man of the Year (José Henrique Fonseca, 2003), als Pilatus in Maria, Mãe do Filho de Deus (Moacyr Góes, 2003), Onde anda você (Rezende, 2004), O maior amor do mundo (top-billed; Diegues, 2006), Romance (Guel Arraes, 2008), O bem amado (Arraes, 2010). Regisseerde talloze tv-producties en een komische speelfilm, Giovanni Improtta (met zichzelf in de hoofdrol, tevens productie; 2013). Genoot in Brazilië groot gezag als filmkenner en –verzamelaar