30 maart 2014

Kate O'Mara


74, Sussex, 30 maart, na een korte ziekte

Engels actrice, pseudoniem van Frances Carroll. Dochter van actrice Hazel Bainbridge. Vooral theater en televisie, bijvoorbeeld als haaibaai van een zus van Joan Collins in een seizoen van Dynasty (1986). Ster van enkele horrorproducties van de Hammer Studio: The Vampire Lovers (Roy Ward Baker, 1970) en The Horror of Frankenstein (Jimmy Sangster, 1970).
Filmdebuut in Corruption/Laser Killer (Robert Hartford Davis, 1968). Voorts in de komedie Great Catherine (Gordon Flemyng, 1968), als ballerina in de koude-oorlogsthriller The Limbo Line (Samuel Gallu, 1968), de western The Desperados (Henry Levin, 1969), weer als Russische in The Tamarind Seed (tegenover Omar Sharif en Julie Andrews; Blake Edwards, 1974), top-billed als moeder van een  reageerbuisbaby in Feelings (Laurence Britten alias Gerry O’Hara, 1976), top-billed in de Finse policier Tuntematon ystävä/An Unknown Friend (Lars G. Thelestam, 1978) en ten slotte in de Bulgaars-Duits-Grieks-Cypriotische coproductie The Road to Ithaca (Kostas Dimitriou, 1999). Vegetariër en dierenactivist. Lieveling van de schandaalpers, mede door zorgvuldig gekoesterd imago van mannen verslindende cougar. Gescheiden van de acteurs Jeremy Young en Richard Willis.


28 maart 2014

Lorenzo Semple Jr.


91, Brentwood CA, 28 maart, natuurlijke dood

Amerikaans scenarioschrijver, geboren als Lorenzo Elliott Semple III. Werkte aanvankelijk voor televisie, waar hij de strip van Bob Kane bewerkte tot een succesvolle serie, Batman (1966-68). In een ‘ bijbel’ voor de andere schrijvers ordonneerde Semple onder meer dat Batman nooit in beeld mocht verschijnen terwijl hij een wet overtrad, al was het maar door fout te parkeren. Hij schreef ook Batman: The Movie (Leslie H. Martinson, 1966). Eerder was al Semple’s toneelstuk The Golden Fleecing  bewerkt tot een komedie in CinemaScope met Steve McQueen: The Honeymoon Machine (Richard Thorpe, 1961). Met McQueen in de hoofdrol zou een ander script van Semple (samen met Dalton Trumbo) zijn grootste hit worden: de bewerking van Henri Charrières autobiografische roman Papillon (Franklin J, Schaffner, 1973).
Voorts schreef Semple (veelal bewerkingen van romans als) Fathom (met Raquel Welch; Martinson, 1967), Pretty Poison/De engel met het moordcomplex (Noel Black, 1968), Daddy’s Gone A-Hunting (samen met Larry Cohen; Mark Robson, 1969), The Sporting Club (naar Thomas McGuane; Larry Peerce, 1971), The Marriage of a Young Stockbroker (Lawrence Turman, 1971), The Super Cops (Gordon Parks, 1974), de invloedrijke paranoiathrillers The Parallax View (met David Giler; Alan J. Pakula, 1974) en 3 Days of the Condor (met David Rayfiel; Sydney Pollack, 1975),
de film noir The Drowning Pool (met Walter Hill en Tracy Keenan Wynn; Stuart Rosenberg, 1975), de eerste remake van King Kong (John Guillermin, 1976) de voor Roman Polanski bedoelde rampenfilm Hurricane (tevens executive producer; Jan Troell, 1979), de stripverfilming Flash Gordon (Mike Hodges, 1980), en de apocriefe Bond-film Never Say Never Again (Irvin Kershner, 1983). Merkwaardigerwijs kreeg Semple nooit een Oscarnominatie, maar wel een voor een Razzie, wegens zijn laatste project (samen met David Newman): Sheena (Guillermin, 1984), met Tanya Roberts als een vrouwelijke Tarzan. Achteraf zei Semple het meest tevreden te zijn over zijn werk voor de Batman-serie. Samen met producente Marcia Nasatir vormde hij het duo Reel Geezers, dat op YouTube samen films becommentarieerde.


Birgitta Valberg


97, Lidingö (prov. Stockholm), 28 maart, natuurlijke dood

Zweeds actrice. Was zeer lang (1940-96) verbonden aan het Stockholmse toneelgezelschap Dramaten, waar ook Ingmar Bergman regisseerde. Speelde rollen in een aantal van Bergmans films, met name tegenover Max von Sydow als de moeder in het met een Oscar bekroonde Jungfrukällan/The Virgin Spring/De maagdenbron (1960), maar ook in Hamnstad/Port of Call/Havenstad (1948), Sommarnattens leende/Smiles of a Summer Night/Glimlach van een zomernacht (1955), Skammen/Shame (1968) en het door Bergman geproduceerde Paradistorg/Paradise Place (Gunnel Lindblom, 1977).
Ook was Valberg de grootmoeder in het door Bergman geschreven en door zijn zoon geregiseerde Söndagsbarn/Sunday’s Children (Daniel Bergman, 1992). Ze debuteerde op 17-jarige leeftijd (als Britta Valberg) in Unga hjärtan/Jonge harten (Per-Axel Branner, 1934). Bekendste overige films: Livet på landet/Landleven (Bror Bügler, 1943), Frånskild/Divorced (Bergman coscenarist; Gustaf Molander, 1951),  Barabbas (Alf Sjöberg, 1953), Flottans glada gossar/Happy Lads of the Fleet (Rolf Husberg, 1954), Taxi 13 (Börje Larsson, 1954), als de koningin-moeder in Karin Månsdotter (Sjöberg, 1954), als invalide in de thriller Farligt löfte (Håkan Bergström, 1955), Ratataa (Hasse Ekman, 1956), Sista natten (Larsson, 1956), als secretaresse in Fröken April (Göran Gentele, 1958), een cameo in Älskarinnan/The Swedish Mistress (Vilgot Sjöman, 1962), Svenska bilder (Tage Danielsson, 1964), als dokter in Prinsessan (Åke Falck, 1966), Som natt och dag/Zusters op drift (Jonas Cornell, 1969), als de moeder van Bibi Andersson in Storia di una donna (Leonardo Bercovici, 1970), de wereldhit Mannen på taket/Man on the Roof/De man op het dak (naar Sjöwall & Wahlöö; Bo Widerberg, 1976) en Peter och Petra (naar Astrid Lindgren; Agneta Elers-Jarleman, 1989).

22 maart 2014

Patrice Wymore


87, Portland Parish (Jamaica), 22 maart, longaandoening

Amerikaans actrice en zangeres. De laatste echtgenote van Errol Flynn had zelf een aardige filmloopbaan, vaak als ‘de andere vrouw’. De in Kansas geboren vaudeville- en musicalactrice op Broadway werd ontdekt door scouts van Warner Bros. Onder contract bij die studio debuteerde ze als rivaal van Doris Day in de musical Tea for Two (David Butler, 1950). Ook speelde ze in de western Rocky Mountain (tegenover Flynn; William Keighley, 1950), weer tegenover Day in de musical over songwriter Gus Kahn I’ll See You in My Dreams (Michael Curtiz, 1951), als zichzelf met een cameo in de film over sterren in de Korea-oorlog Starlift (Roy Del Ruth, 1952), tegenover houthakker Kirk Douglas in The Big Trees (Felix E. Feist, 1952), tegenover Virginia Mayo en Ronald Reagan in She’s Working Her Way through College (H. Bruce Humberstone, 1952), met Randolph Scott in de western The Man behind the Gun (Feist, 1953) en tegenover Mayo in de musical She’s Back on Broadway (Gordon Douglas, 1953), alle voor Warner. Daarna in de Engelse musical King’s Rhapsody (tegenover Flynn; Herbert Wilcox, 1955), als Adele Ekstrom in de originele RatPack-film Ocean’s 11 (Lewis Milestone, 1960) en ten slotte in de cultproductie Chamber of Horrors (Hy Averback, 1966).                              

21 maart 2014

James Rebhorn


65, South Orange NJ, 21 maart, melanoom

Amerikaans acteur. Rijzige gestalte werd een vaste waarde in Hollywood, gespecialiseerd in bijrollen van schrandere schurken, patriarchale dokters en corrupte politici. Wellicht het bekendst geworden door de rollen van de autoritaire Mr. Trask in Scent of a Woman (tegenover Al Pacino; Martin Brest, 1992), van een wezelachtige minister van Defensie in Independence Day (Roland Emmerich, 1996) en de alwetende Feingold in The Game (David Fincher, 1997).
Filmdebuut als casting director in The Yum Yum Girls (Barry Rosen, 1976). Daarna als professor in He Knows You’re Alone (Armand Mastroianni, 1980), als arts in Silkwood (Mike Nichols, 1983), dronken zakenman in Cat’s Eye (Lewis Teague, 1985), bureaucraat in The House on Carroll Street (Peter Yates, 1988), in de kinky thriller Heart of Midnight (Matthew Chapman, 1988), als officier van justitie in Desperate Hours (Michael Cimino, 1990), als arts in Regarding Henry (Nichols, 1991), als burgerwacht in Shadows and Fog (Woody Allen, 1991), tegenover Marisa Tomei in My Cousin Vinny (Jonathan Lynn, 1992), als arts in Basic Instinct (Paul Verhoeven, 1992), als FBI-agent in White Sands (Roger Donaldson, 1992), in de zeilfilm Wind (Carroll Ballard, 1992), in het melodrama Lorenzo’s Oil (George Miller, 1992), Carlito’s Way (weer tegenover Pacino; Brian De Palma, 1993), de Disney-komedie Blank Check (Rupert Wainwright, 1994), 8 Seconds (John G. Avildsen, 1994), Guarding Tess (Hugh Wilson, 1994), als the Thin Man in I Love Trouble (Charles Shyer, 1994), nog een zeilfilm: White Squall (Ridley Scott, 1996), Up Close & Personal (Jon Avnet, 1996), als de vader van Sarah Jessica Parker in If Lucy Fell (Eric Schaeffer, 1996), My Fellow Americans (Peter Segal, 1996), Snow Falling on Cedars (Scott Hicks, 1999), als de vader van Jude Law in The Talented Mr. Ripley (Anthony Minghella, 1999),
asl president in The Adventures of Rocky & Bullwinkle (Des McAnuff, 2000), als arts in Meet the Parents (Jay Roach, 2000), als Duncan in de Macbeth-variatie Scotland, Pa. (Billy Morrissette, 2001), tegenover Eddie Murphy in de megaflop The Adventures of Pluto Nash (Ron Underwood, 2002), als arts in Far from Heaven (Todd Haynes, 2002), als senator in Head of State (Chris Rock, 2003), als dokter in Cold Mountain (Minghella, 2003), The Last Shot (Jeff Nathanson, 2004), als hoofdcommissaris in Anamorph (H.S. Miller, 2007), An American Affair (William Olsson, 2008), als rechter in Baby Mama (Michael McCullers, 2008), als officier van justitie in The International (Tom Tykwer, 2009), als arts in Don McKay (Jake Goldberger, 2009), The Box (Richard Kelly, 2009), top-billed in de kleine zwart-witfilm The Sparrow and the Tigress (Billy Sharff, 2010), Real Steel (Shawn Levy, 2011), The Odd Life of Timothy Green (Peter Hedges, 2012) en als de vader van Claire Danes in de serie Homeland (2011-13).


18 maart 2014

Karl Baumgartner


65, Frankfurt aan de Main, 18 maart, natuurlijke dood

Duits-Italiaans distributeur, sales agent en producent, bijnaam Baumi. Geboren en opgegroeid in Zuid-Tirol, kwam na een periode als onder meer filmcriticus en assistent-regisseur in Rome in 1971 naar Frankfurt. Werkte daar voor het filmcollectief Harmonie en richtte er in 1982 samen met Reinhard Brundig distributie- en productiekantoor Pandora Film op. Het was succesvol in het van de grond trekken van arthouse-films met internationale voorfinanciering door meerdere onafhankelijke distributeurs. Tot Pandora’s grootste successen behoren Gouden Palmwinnaar Underground (Emir Kusturica, 1995), Luna Papa (Bachtjar Choedojnazarov, 1999) en Le Havre (Aki Kaurismäki, 2011). Vanaf 2003 met Thanassis Karathanos ook partner in Pallas Film te Halle, dat zich specialiseerde in de productie van Oost-Europese films. Baumi had onder meer (co)productiecredits voor Bian zou bian chang/Life on a String (Chen Kaige, 1991), Faust (Jan Svankmajer, 1994), Institute Benjamenta (Quay Brothers, 1995),
Wara mendel/Dance of the Wind (Rajan Khosa, 1997), Crna macka, beli macor/Black Cat, White Cat (Kusturica, 1998), Pola X (Leos Carax, 1999), Beresina oder die letzten Tage der Schweiz (Daniel Schmid, 1999), Nuages: lettres à mon fils/Clouds: Letters to My Son (Marion Hänsel, 2001), Bella Martha (Sandra Nettelbeck, 2001), Samsara (Pan Nalin, 2001), Bear’s Kiss (Sergej Bodrov, 2002), Bom yeoreum gaeul gyeoul geurigo bom/Spring, Summer, Winter, Fall…and Spring (Kim Ki-duk, 2003), Ässhäk – Geschichten aus der Sahara (Ulrike Koch, 2004), Le chiavi di casa/The Keys to the House (Gianni Amelio, 2004), Irina Palm (Sam Gabarski, 2007), O’ Horten (Bent Hamer, 2007), Venkovsky ucitel/The Country Teacher (Bohdan Sláma, 2008),
Tulpan (Sergej Dvortsevoj, 2008), Teza (Haile Gerima, 2008), 35 rhums (Claire Denis, 2008), Unter Bauern (Ludi Boeken, 2009), Na putu/On the Path (Jasmila Zbanic, 2010), Svet-Ake/The Light Thief (Aktan Arym Kubat, 2010), Quartier lointain (Garbarski, 2010), Marieke, Marieke (Sophie Schoukens, 2010) en Kebun binatang/Postcards from the Zoo (Edwin, 2012). Nog in productie zijn Clouds of Sils Maria (Olivier Assayas, 2014) en The Cut (Fatih Akin, 2014). Tijdens zijn laatste Berlijnse festival (2014) kreeg Baumi een speciale Berlinale Kamera uitgereikt. Maakte de wereld kleiner door zijn samenwerking met filmmakers uit elk denkbaar territorium, van Zuid-Korea tot Finland, van Kirgizië tot België, India, Noorwegen of Bosnië.

17 maart 2014

Jacques Loiseleux


80, Versailles, 17 maart, natuurlijke dood

Frans cameraman, ook wel Robert-Jacques Loiseleux. Afkomstig van televisie, waar hij onder meer een seizoen draaide van de populaire serie Thierry la Fronde/Thierry de Slingeraar (1965-66). In speelfilms aanvankelijk operator, daarna chef-camera van met name Yves Boisset , Maurice Pialat en Philippe Garrel. Debuut: R.A.S. (Boisset, 1974). Vervolgens onder meer Dupont Lajoie (Boisset, 1975), Le juge Fayard dit le Sheriff (Boisset, 1977), La femme flic (Boisset, 1980), Loulou (Pialat, 1980), Les princes (Tony Gatlif, 1983), À nos amours (Pialat, 1983), Mon beau-frère a tué ma soeur (Jacques Rouffio, 1986), de documentaire Une histoire de vent (samen met Thierry Arbogast; Joris Ivens en Marceline Loridan, 1988),
Radio Corbeau (Boisset, 1989), de tv-documentaire Les ministères de l’art (Garrel, 1989), Les baisers de secours (Garrel, 1989), Van Gogh (Pialat, 1991),  Kabloonak (samen met François Protat; Claude Massot, 1992) over de totstandkoming van Nanook of the North (Robert Flaherty, 1922), Le coeur fantôme (Garrel, 1996), de documentaire Berlin-Cinema (Samira Gloor-Fadel, 1999), Samia (Philippe Faucon, 2000), A mulher polícia (Joaquim Sapinho, 2003) en het Costa-Ricaanse El camino (Ishtar Yasin Gutierrez, 2007). Vader van editor Valérie Loiseleux.

Oswald Morris


98, Fontmell Magna (Dorset), 17 maart, natuurlijke dood

Engels cameraman. Begonnen als clapper boy in 1932, via positie van operator bij zogeheten quota quickies (goedkope B-films) naar de status van een van de beste directors of photography ter wereld. Won slechts 1 Oscar, voor Fiddler on the Roof/Anatevka (Norman Jewison, 1971) en werd genomineerd voor twee andere filmmusicals: Oliver! (Carol Reed, 1968) en The Wiz (Sidney Lumet, 1978). Hoewel Ossie Morris zijn reputatie mede dankte aan geraffineerd kleurgebruik, won hij drie jaar achter elkaar de BAFTA voor fotografie van zwart-witfilms: The Pumpkin Eater (Jack Clayton, 1964), The Hill (Lumet, 1965) en The Spy Who Came In from the Cold (Martin Ritt, 1965). Draaide acht tot negen films van regisseur John Huston: Moulin Rouge (1952), Beat the Devil (1953), Moby Dick (1956), Heaven Knows, Mr. Allison (1957), A Farewell to Arms (officieel Charles Vidor, 1957), The Roots of Heaven (1958),  Reflections in a Golden Eye (officieel gedraaid door Aldo Tonti, met Elizabeth Taylor; 1967), The MacKintosh Man (1973) en The Man Who Would Be King (1975).
Debuteerde als DoP met Golden Salamander (Ronald Neame. 1950). Voorts films als Circle of Danger (Jacques Tourneur, 1951), The Card (Neame, 1952), So Little Time (Compton Bennett, 1952), Saturday Island (eerste in kleur; Stuart Heisler, 1952), South of Algiers (Jack Lee, 1953), Monsieur Ripois (René Clément, 1954), Beau Brummell (met Taylor; Curtis Bernhardt, 1954), The Man Who Never Was (Neame. 1956), The Key (Reed, 1958), het grimmige gootsteenrealisme van Look Back in Anger (Tony Richardson, 1959), Our Man in Havana (Reed, 1959), The Entertainer/De humorist (Richardson, 1960), The Guns of Navarone (7 Oscarnominaties, niet voor camera; J. Lee Thompson, 1961), Satan Never Sleeps (Leo McCarey, 1962), Lolita (Stanley Kubrick, 1962),
Term of Trial (Peter Glenville, 1962), Come Fly with Me (Henry Levin, 1963), The Ceremony (Laurence Harvey, 1963), Of Human Bondage (gedeeltelijk; Ken Hughes, 1964), The Battle of the Via Fiorita (Delmer Daves, 1965), Life at the Top (Ted Kotcheff. 1965), Stop the World: I Want to Get Off (Philip Saville, 1966), The Taming of the Shrew (met Taylor; Franco Zeffirelli, 1967), Great Catherine (Gordon Flemyng, 1968), Goodbye, Mr. Chips (Herbert Ross, 1969), Fragment of Fear (Richard C. Sarafian, 1970), Scrooge (Neame, 1970), Lady Caroline Lamb (Robert Bolt, 1972), Sleuth (Joseph L. Mankiewicz, 1972), Dracula (Dan Curtis, 1974), The Odessa File (Neame, 1974), de Bond-film The Man with the Golden Gun (Guy Hamilton, 1974). The Seven-Per-Cent Solution (Ross, 1976), Equus (Lumet, 1977), Just Tell Me What You Want (Lumet, 1980), The Great Muppet Caper (Jim Henson, 1981) en The Dark Crystal (Henson en Frank Oz, 1982). Jongere broer Reginald H. Morris was ook cameraman, bij voorbeeld van Phobia (Huston, 1980) en Porky’s (Bob Clark, 1982).

14 maart 2014

Gérard Lartigau


72, Parijs, 14 maart, natuurlijke dood

In Monaco geboren Frans acteur. Veel theater, onder meer bij Comédie Française. In film vooral bijrollen. Debuut tegenover Louis de Funès in Un drôle de caïd/Une souris chez les hommes (Jacques Poitrenaud, 1964). Ook in La guerre est finie (Alain Resnais, 1966), Arizona Colt (Michele Lupo, 1966), Le plus vieux métier du monde (episode van Philippe de Broca, 1966), Clérambard (Yves Robert, 1969), Les choses de la vie (Claude Sautet, 1969), Le bal du comte d’Orgel (Marc Allégret, 1969),  On est toujours trop bon avec les femmes (Michel Boisrond, 1970), Company Business (Nicholas Meyer, 1991), als admiraal in Indochine (Régis Wargnier, 1991), Partir (Catherine Corsini, 2009), Vous n’avez encore rien vu (Resnais, 2012), Yves Saint Laurent (Jalil Lespert, 2013) en Aimer, boir et chanter (Resnais, 2014).

12 maart 2014

Véra Chytilová


85, Praag, 12 maart, natuurlijke dood

Tsjechisch regisseur en scenarist. Zoals Agnès Varda als enige vrouwelijke regisseur van de nouvelle vague een anarchistische uitzonderingspositie bekleedde, zo was ook de zichtbaarste vrouw in de Praagse filmlente de meest vitale, fantasierijke en hedonistische van het stel. Chytilová’s onomstreden meesterwerk Sedmikrásky/Daisies/Madeliefjes (1966) was een vrolijk pamflet tegen gewichtigheid en een ode aan de vriendschap tussen twee meisjes.
De film hoort duidelijk thuis in de traditie van cinéma vérité, films die de perceptie van de werkelijkheid ter discussie stellen en de vanzelfsprekendheid van realisme een beetje uitlachen. De in Moravië geboren Chytilová kwam naar Praag om architectuur en filosofie te studeren, en verdiende haar brood als ontwerpster, mannequin en scriptgirl. Pas in 1957, op haar 28ste, werd ze eindelijk toegelaten tot de prestigieuze filmschool FAMU, waar Otakar Vávra haar leermeester was. Haar eindexamenfilm Strop/Het plafond (1962) won een prijs op het kortefilmfestival van Oberhausen. Een jaar later debuteerde ze met de lange speelfilm O necem jinem/Something Different (1963), die de Grote Prijs won op het festival van Mannheim. Ook dat was een film over twee vrouwen: een huisvrouw zonder veel ambities en een topturnster, gespeeld door de echte kampioen Eva Bosákova. Vervolgens maakte ze Automat Svet, een van de vijf sketches in de omnibusfilm Perlicky na dne/Pearls from the Deep (1966), die de Praagse filmgeneratie als visitekaartje diende.
Het internationale succes van Sedmikrásky werd uiteraard bestraft na de Russische inval van 1968. Haar volgende film, de Tsjecho-Slowaaks-Belgische coproductie Ovoce stromu rajskych jime/Les fruits du paradis (1969) kwam op een zwaar bewaakte plank te liggen. Als het Chytilová al mogelijk zou zijn geweest om in de repressieve periode van het regime-Husak haar land te ontvluchten, zoals bentgenoten Milos Forman, Ján Kadár en Ivan Passer, dan zou ze het waarschijnlijk nog niet gedaan hebben. Ze hield zich vooral in leven door commercials te regisseren, veelal onder de naam van haar toenmalige echtgenoot, cameraman Jaroslav Kucera. Pas in 1977 maakte ze een voorzichtige comeback, met de komedie Hra o jablko/Spel met de appel, waarin de eveneens in Praag achtergebleven regisseur Jiri Menzel een hoofdrol speelt.
Appels, de zondeval en het paradijs vormen overigens een weerkerend thema in het (feministische) oeuvre van de regisseur, die bijna al haar films ook zelf schreef. Haar latere films haalden niet meer het niveau van voor 1968: Panelstory (1980), Kalamita (1982), de documentaire confrontatie Chytilova versus Forman (1982), Faunovo velmi pozdní odpoledne/The Very Late Afternoon of a Faun (1983), de documentaire Praha: neklidné srdce Evropy/Prague: The Restless Heart of Europe (1984), de horrorkomedie Vlci bouda/Wolf’s Lair (competitie Berlijn 1987), Sasek a královna/The Jester and the Queen (1988), Kopytem sem, kopytem tam/Snowball Reaction (1989), Dedictví aneb Kurvahosigutntag/The Inheritance of Fuckoffguysgoodday (1993), Pasti, pasti, pasticky/Traps (competitie Venetië 1998), Vyhnáni z ráje/Expulsion from Paradise (2001) en Hezké chvilky bez záruky/Pleasant Moments (2006). Ze was te zien met Jean-Luc Godard in de politieke documentaire Pravda (Groupe Dziga Vertov, 1970) en in de aan haar leven en werk gewijde documentaire Cesta/Journey (Jasmina Bralic, 2004). Op internet wordt Chyitilová wel eens aangeduid als 'de moeder van Pussy Riot'.

  

08 maart 2014

Wendy Hughes


61, Sydney, 8 maart, kanker

Australisch actrice. Grande dame van Australische film, tv en theater. Door Australian Film Institute (AFI) zeven keer genomineerd als beste filmactrice van het jaar. Filmdebuut als verleidelijke professorsvrouw in Petersen (Tim Burstall, 1974). Vaak als intelligente, achter een sereen uiterlijk gepassioneerde dame, type Deborah Kerr. Onder meer in Sidecar Racers (Earl Bellamy, 1975), Newsfront (Phillip Noyce, 1978), My Brilliant Career (Gillian Armstrong, 1979), Kostas (Paul Cox, 1979), Hoodwink (Claude Whatham, 1981), Lonely Hearts (top-billed; Cox, 1982),
Careful, He Might Hear You (top-billed, enige verzilverde AFI-nominatie; Carl Schultz, 1983), My First Wife (Cox, 1984), An Indecent Obsession (top-billed; Lex Marinos, 1985), de dramaserie Amerika (Donald Wrye, 1987), Happy New Year (John G. Avildsen, 1987), Warm Nights on a Slow Moving Train (top-billed; Bob Ellis, 1988),
Boundaries of the Heart (top-billed; Marinos, 1988), Echoes of Paradise/Shadows of the Peacock (top-billed; Noyce, 1989),  Luigi’s Ladies (tevens scenario en productie; Judy Morris, 1989), Wild Orchid II: Two Shades of Blue (Zalman King, 1991), Princess Caraboo (Michael Austin, 1994), Lust and Revenge (Cox, 1996), Paradise Road (Bruce Beresford, 1997), The Man Who Sued God (Mark Joffe, 2001), The Caterpillar Wish (Sandra Sciberras, 2006) en Salvation (top-billed; Cox, 2008).  Was onder meer getrouwd met acteur Chris Haywood.

06 maart 2014

Jean-Louis Bertucelli


71, Parijs, 6 maart, hartaanval

Frans regisseur en scenarioschrijver, eigenlijk Jean-Louis Bertuccelli. Oorspronkelijk geluidsman bij televisie en documentaireproducties. Won de prix Jean Vigo voor zijn overrompelende eerste speelfilm Remparts d’argile (1971), een bijna antropologische studie over de opstand van zoutmijnwerkers in Tunesië. Van zijn latere, minder persoonlijke films zou het melodramatische Docteur Françoise Gailland (1976), met Annie Girardot als een arts met longkanker, een megahit worden.
Regisseerde en schreef voorts onder meer Paulina 1880 (1972), On s’est trompé d’histoire d’amour (hoofdrol voor co-scenariste Coline Serreau; 1974), de zwarte satire L’imprécateur (1977) en Stress (1984). Werkte later vooral voor televisie. Vader van regisseur Julie Bertuccelli.

Barbro Kollberg


96, Stockholm, 6 maart, doodsoorzaak onbekend

Zweeds actrice en theaterintendant, ster in de jaren 40. Speelde de hoofdrol in een vroege film van Ingmar Bergman, Det regnar på vår kärlek/It Rains on Our Love (1946) en had ook een kleine rol in de door Bergman geschreven Gouden Palmwinnaar Den goda viljan/The Best Intentions (Bille August, 1992), het verhaal van zijn ouders. Filmdebuut als danseres in I dag börjar livet/Vandaag begint het leven (Schamyl Bauman, 1939). Bekendste overige films: Hjältar i gult och blått/Helden in geel en blauw (Bauman, 1940), Hans nåds testamente/His Grace’s Will (Per Lindberg, 1940), Hem från Babylon (Alf Sjöberg, 1941), het prostitutiemelodrama Kungsgatan (top-billed; Gösta Cederlund, 1943), als alleenstaande moeder in En dotter född  (top-billed; Cederlund, 1944), Som folk är mest (Hasse Ekman, 1944), het Duitse Herzen im Sturm (top-billed; Jürgen von Alten, 1951), Lille Fridolf blir morfar/Kleine Fridolf wordt opa (Per Gunvall, 1957), Den gula bilen/The Yellow Car (Arne Matsson, 1963), En söndag i September (als de moeder van Harriet Andersson; Jörn Donner, 1963), Tag ditt liv/A Life for the Taking (Göran du Rées, 1995), Tic Tac (Daniel Alfredson, 1997) en Så som i himmelen/As It Is in Heaven (Kay Pollak, 2004). Weduwe van schrijver Guido Valentin.

05 maart 2014

Scott Kalvert


49, Woodland Hills CA, 5 maart, zelfdoding

Amerikaans regisseur en producent. Regisseerde videoclips voor onder meer DJ Jazzy Jeff & The Fresh Prince, LL Cool J, Cyndi Lauper, Billy Ocean en vele anderen. Regisseerde twee speelfilms: The Basketball Diaries (1995), met Leonardo DiCaprio als drugsverslaafde en Lorraine Bracco als zijn moeder, en Deuces Wild (2002) over een oorlog tussen twee jeugdbendes in het Brooklyn van de jaren 50. Produceerde School Gyrls (Nick Cannon, 2009), een muziekfilm met onder meer Justin Bieber, die bijna niemand gezien heeft.

04 maart 2014

Wu Tianming


74, China, 4 maart, hartaanval

Chinees regisseur en producent.  Leidende figuur in de zogeheten Vijfde Generatie van Chinese filmmakers, die in de jaren 80 internationaal de aandacht trok door psychologische en genuanceerde filmvertellingen. Wu leidde de XI’an filmstudio (1984-89), waar bijna alle successen uit deze periode tot stand kwamen. Hij staat als producent vermeld van onder meer The Black Cannon Incident/Hei pao shi jian (Huang Jianxin, 1985), The Horse Thief/Dao ma zei (Tian Zhuangzhuang, 1986), Het rode korenveld/Red Sorghum/Hong gao liang (Zhang Yimou, 1987) en King of the Children/Hai zi wang (Chen Kaige, 1987). In 1989 werden de politieke touwtjes strakker aangetrokken en zag Wu zich genoodzaakt in Amerikaanse ballingschap te gaan. Vijf jaar later keerde hij terug naar China en regisseerde daar het prestigieuze The King of Masks/Bian lian (1996), over een jonge acrobaat die een meisje blijkt te zijn. Van zijn eerdere films als regisseur kreeg internationaal vooral Old Well/Lao jing (met Zhang; 1986) veel vertoningen. Daarentegen was de pijnlijke film die hij maakte over de Culturele Revolutie, River without Buoys/Mei you hang biao de liu (1984) vrij weinig te zien, in tegenstelling tot zijn Chinese Oscarinzending Life/Ren sheng (1984).

03 maart 2014

Mat van Hensbergen


75, Haarlem, 3 maart, plotseling

Nederlands cameraman. Een van de eerste afgestudeerden aan de Nederlandse Film Academie die vooral school zou maken met zijn werk voor televisieproducties. Hij liet zich overhalen door AVRO-regisseur Roelof Kiers, die in Amerika op bezoek was geweest bij direct cinema-pionier Richard Leacock, om een Eclair lichtgewicht 16mm-camera te kopen. Samen maakten ze voor de AVRO een van de schouder gedraaide reeks documentaire portretten van markante Nederlanders, die beschouwd worden als de start van de Nederlandse direct cinema: Cornelis Verolme, scheepsbouwer (1967), H. Koekoek (1966) en W.J. Geertsema (1967). Van Hensbergen vertelt over deze samenwerking in het documentaire portret dat Cherry Duyns na de dood van zijn vriend en collega Kiers maakte: De maker (1994). Nadat Kiers en KRO-regisseur Hans Keller in 1969 naar de VPRO waren overgestapt, waar Jan Blokker een nieuwe wind liet waaien, ging Van Hensbergen ook mee. Hij draaide onder  meer tv-documentaires als Er gaat iedere dag een boot (Keller, 1969), Overal zijn indianen (over België als het Wilde Westen; Keller. 1970), Twee weken in een ander stadje (Keller, 1971) en Anthony Imperiale (Keller, 1971).
Na de uiterst geraffineerde fakedocumentaire Identity (Jan Vrijman, 1971) vroeg Pieter Verhoeff Van Hensbergen voor zijn VPRO-mockumentary Rudy Schokker huilt niet meer  (1972), Ze draaiden het procedé om in In het voetspoor van Athanasius Kircher (Verhoeff en Anton Haakman, 1974), een non-fictiefilm die om verwarring te wekken expres gedraaid en  gedecoupeerd was als een speelfilm. Ook werkte Van Hensbergen meer aan het eerste seizoen van het legendarische VPRO-magazine Het gat van Nederland (1972-73), een aflevering van de minder succesvolle opvolger Zorgvliedt (Citaten uit het calvinisme, Theo Uittenbogaard, 1974) en de gedramatiseerde tv-documentaires De bewakers (Verhoeff, 1977) en De strijd om de stad (Verhoeff, 1978). Naast zijn baanbrekende televisiewerk draaide Van Hensbergen ook een uiterst breed scala aan filmproducties. Hij stond mede aan de wieg van Scorpio Filmproducties, waarvoor hij de korte films Jongens, jongens, wat een meid (samen met Gerard van den Berg; Pim de la Parra, 1965) en Heart Beat Fresco (De la Parra, 1966) draaide, alsmede de lange film Liefdesbekentenissen (Wim Verstappen, 1967). Ook was hij ‘second unit operator’ bij Scorpio’s grootste hit, Blue Movie (Verstappen, 1971). Zijn eerste lange speelfilm was De verloedering van de Swieps (Erik Terpstra, 1967). Vervolgens verantwoordelijk voor het camerawerk van onder meer de festivaldocumentaire over Kralingen Stamping Ground (als een van de 9 cameralieden; Hans Jürgen Pohland en George Sluizer, 1970), de korte documentaire De snelheid 40/70 (Johan van der Keuken, 1970), de korte documentaire over choreograaf Rudi van Dantzig The Making of a Ballet (Vrijman, 1972), De 5 van de 4 daagse (René van Nie, 1974), de korte films Grote Klaas en kleine Klaas (Verhoeff, 1974) en Meisje van 13 (Vrijman, 1974),  Kind van de zon (Van Nie, 1975),
de lange documentaire Circusmensen (Vrijman, 1975), It’s Me (Frans Zwartjes, 1976), de Werkteater-productie Toestanden (Thijs Chanowski, 1976), drie afleveringen van de tv-rubriek Beeldspraak van regisseur Kees Hin (Jan Roeland en de tafel, Armando en het gevecht en Marga Minco en de vragen, 1976-77), Doodzonde (Van Nie, 1978), De Mantel der Liefde (Adriaan Ditvoorst, 1978), Twee vrouwen/Twice a Woman (Sluizer, 1979), de tv-film Voorbij, voorbij (Paul Verhoeven, 1979), Het teken van het beest (Verhoeff, 1980), de korte documentaires Mondriaan in New York (Piet Hoenderdos, 1980) en Five Scenes in New York (Hoenderdos, 1982),
het André van Duin-vehikel Ik ben Joep Meloen (Guus Verstraete jr., 1981), Sabine (Van Nie, 1982), de korte experimentele fictiefilm De afstand tot dichterbij (Barbara Meter, 1982), nog een viertal Beeldspraak-afleveringen (HIn, 1983), Soldaten zonder geweren (Hin, 1985), de speelfilm De deur van het huis (Heddy Honigmann en Angiola Janigro, 1985), In het voorbijgaan (samen met Gerard Holthuis; Meter, 1985), Windschaduw (Frans van de Staak, 1986), De laatste reis (Hin, 1987), de korte opdrachtfilm Wadden boven water (Hin, 1988) en de documentaire Cobra, een opstand tegen de orde (Vrijman, 1990). Van Hensbergen regisseerde en draaide enkele kunstenaarsportretten voor de Humanistische Omroep: Jan Wolkers, beeldend kunstenaar, schrijver (1993), Karel Appel – If I Were a Bird (tevens scenario en productie; 1995) en Frans Zwartjes, filmmaker (tevens scenario; 1998). Een van de getuigen in de documentaire De werkelijkheid van Jan Vrijman (Fabie Hulsebos, 2006). In 1994 maakte Van Hensbergen deel uit van de jury voor de Gouden Kalveren.

Christine Buchegger


71, München, 3 maart, complicaties bij operatie

Oostenrijks actrice. Vooral theater, achtereenvolgens in Graz, Linz en bij het Wiener Volkstheater en Bayerische Staatsschauspiel in München. Internationaal vooral bekend geworden door haar hoofdrol in de oorspronkelijk voor televisie gemaakte film Aus dem Leben der Marionetten (Ingmar Bergman, 1980). Debuteerde in de heimatfilm Glocken läuten überall/Die Glocke ruft/Klokken luiden voor iedereen (Franz Antel, 1960). Ook in films als The Salzburg Connection (Lee H. Katzin, 1972), Unordnung und frühes Leid (naar Thomas Mann; Franz Seitz, 1977), Lady Dracula (Franz Josef Gottlieb, 1977) en Abelard (Seitz, 1977). Veel televisie ook in Krimi-series als Der Alte  en Derrick.  Gescheiden van de Zwitserse acteur en regisseur Christian Kohlund.